NJ 1997, 301
3 EVRM in samenhang met 15 lid 2 laat in tegenstelling tot 32 en 33 V.N. Vluchtelingenverdrag geen uitzonderingen toe / blootstelling aan risico te worden gefolterd ofwel onmenselijk of vernederend te worden behandeld of bestraft, ongeacht vraag of gevaar voor nationale veiligheid bestaat, schending EVRM / i.c. tevens schending 5 lid 4 en 13 EVRM
EHRM 15-11-1996, ECLI:NL:XX:1996:AD4442, m.nt. P.J. Boon (Chahal)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
15 november 1996
- Magistraten
Ryssdal, Bernhardt, Gölcüklü, Matscher, Pettiti, Spielmann, De Meyer, Valticos, Martens, Palm, Morenilla, Freeland, Baka, Mifsud Bonnici, Makarczyk, Gotchev, Jambrek, Lôhmus, Levits
- Zaaknummer
70/1995/576/662
- Noot
P.J. Boon
- LJN
AD4442
- Roepnaam
Chahal
- JCDI
JCDI:ADS67215:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1996:AD4442, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 15‑11‑1996
- Wetingang
EVRM art. 3; EVRM art. 5 lid 1; EVRM art. 5 lid 4; EVRM art. 8; EVRM art. 13; EVRM art. 50
Essentie
Art. 3 EVRM heeft in samenhang met art. 15 lid 2 een absoluut karakter dat, in tegenstelling tot de art. 32 en 33 V.N. Vluchtelingenverdrag, geen uitzonderingen toelaat. Iemand blootstellen aan enig reëel risico te worden gefolterd ofwel onmenselijk of vernederend te worden behandeld of bestraft, levert, ongeacht de vraag of hij een gevaar voor de nationale veiligheid is, schending van het EVRM op. Tevens schending van de art. 5 lid 4 en 13 EVRM.
Samenvatting
Art. 3 EVRM bevat een van de meest fundamentele waarden van een democratische samenleving. Ofschoon het Hof begrip heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.