NJ 1998, 185
Schending recht op onpartijdige rechter/schending redelijke termijn (zestien jaar en klagers destijds minderjarig) / klacht dat verklaringen onder dwang zijn verkregen ongegrond/veroordelingen o.m. gebaseerd op verklaring medeverdachte die was overleden/geen schending 6 EVRM
EHRM 07-08-1996, ECLI:NL:XX:1996:AB9923
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
7 augustus 1996
- Magistraten
Ryssdal, Thór Vilhjálmsson, Gölcüklü, Pettiti, Macdonald, Russo, De Meyer, Makarczyk, Gotchev
- Zaaknummer
48/1995/554/640
- LJN
AB9923
- JCDI
JCDI:ADS160789:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1996:AB9923, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 07‑08‑1996
- Wetingang
EVRM art. 6
Essentie
Schending van het recht op een onpartijdige rechter nu de voorzitter van de kamer, die klagers veroordeelde, zich reeds eerder in een vonnis betreffende een medeverdachte heeft uitgelaten over de schuld van de klagers.
Schending van de redelijke termijn nu de procedure zestien jaar in beslag nam en de klagers op het moment dat de feiten werden gepleegd, minderjarig waren.
Ten aanzien van de klacht dat verklaringen onder dwang zijn verkregen, ziet het EHRM geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de nationale rechter, die de klacht ongegrond verklaarde.
De veroordelingen waren onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.