NJ 1995, 726
Claims van voormalige verdachten na vrijspraak tot vergoeding door voorlopige hechtenis veroorzaakte schade alsmede van gemaakte kosten / geen ‘civil rights’ van 6 EVRM
EHRM 28-09-1995, ECLI:NL:XX:1995:AD2402, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
28 september 1995
- Magistraten
Ryssdal, Macdonald, Martens, Palm, Foighel, Loizou, Bigi, Repik, Jambrek
- Zaaknummer
PUBECHRSERIESAVOL327
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AD2402
- JCDI
JCDI:ADS160853:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1995:AD2402, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 28‑09‑1995
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 2; EVRM art. 13; Sv art. 89 (oud); Sv art. 90 lid 1; Sv art. 591 (oud); Sv art. 591a lid 1; Sv art. 591a lid 2
Essentie
Claims ingediend door voormalige verdachten na vrijspraak tot vergoeding van de door de voorlopige hechtenis veroorzaakte materiële en immateriële schade alsmede van gemaakte kosten. Geen sprake van ‘civil rights’ in de zin van art. 6 EVRM. Art. 6 EVRM niet van toepassing. 1
Samenvatting
Voor het bestaan van een ‘civil right’ in de zin van art. 6 lid 1 EVRM is vereist dat een ‘dispute’ (in de Franse tekst ‘contestation’) bestaat over een ‘right’ waarvan — tenminste op goede gronden — gezegd kan worden dat het volgens nationaal recht erkend wordt (§ 44).
Gezien de status van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.