NJ 1995, 606
Schending 7 EVRM / ‘Drug Trafficking Offences Act’ / bevel tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel / nog niet in werking getreden wet waardoor hogere straf opgelegd dan op moment van plegen op delict stond
EHRM 09-02-1995, ECLI:NL:XX:1995:AC0751, m.nt. G. Knigge (Welch/Verenigd Koninkrijk)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
9 februari 1995
- Magistraten
Ryssdal, Matscher, Macdonald, De Meyer, Foighel, Pekkanen, John Freeland, Wildhaber, Jungwiert
- Zaaknummer
ECHRSERIESAVOL307-A
- Noot
G. Knigge
- LJN
AC0751
- Roepnaam
Welch/Verenigd Koninkrijk
- JCDI
JCDI:ADS160857:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1995:AC0751, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 09‑02‑1995
- Wetingang
EVRM art. 7
Essentie
Schending van art. 7 EVRM. Op basis van de ‘Drug Trafficking Offences Act’ was een bevel tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegd. Een dergelijk bevel is te beschouwen als een straf. Ten tijde van het plegen van de delicten was de betreffende wet nog niet in werking getreden. Daardoor werd een hogere straf opgelegd dan op het moment van plegen op het delict stond.
Samenvatting
Bij het beantwoorden van de vraag of een sanctie punitief van aard is, vormt de vraag of de sanctie ten gevolge van een veroordeling wordt opgelegd het uitgangspunt. Volgens de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.