NJ 1995, 248
Wettelijke onmogelijkheid gehuwde vrouw om vaderschap van haar echtgenoot te ontkennen en daarmee erkenning van haar kind door biologische vader mogelijk te maken / schending 8 EVRM
EHRM 27-10-1994, ECLI:NL:XX:1994:AD2238, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
27 oktober 1994
- Magistraten
Ryssdal, Gölcüklü, Martens, Foighel, Loizou, Morenilla, Baka, Mifsud Bonnici, Gotchev
- Zaaknummer
[1994-10-27/NJ_5937]
- Noot
J. de Boer
- LJN
AD2238
- JCDI
JCDI:ADS118030:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
EU-recht (V)
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1994:AD2238, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 27‑10‑1994
- Wetingang
BW art. 1:198; EVRM art. 8; EVRM art. 14; EVRM art. 50
Essentie
Wettelijke onmogelijkheid voor een gehuwde vrouw om het vaderschap van haar echtgenoot te ontkennen en daarmee erkenning van haar kind door de biologische vader mogelijk te maken. Schending art. 8 EVRM.
Samenvatting
Het Hof roept in herinnering dat de notie van ‘family life’ in art. 8 EVRM niet beperkt is tot huwelijkse relaties, maar ook betrekking kan hebben op andere de facto ‘familiebanden’ waarbij partijen buiten huwelijk samenwonen. Alhoewel als regel samenwonen een vereiste mag zijn voor een dergelijke relatie, kunnen in bijzondere gevallen andere factoren aantonen dat een dergelijke relatie voldoende bestendigheid heeft om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.