NJ 1995, 234
Levenslange gevangenisstraf na procedure in twee instanties / voldaan aan vereiste van 5 lid 4 EVRM / veroordeelde kon aan deze bepaling, gelet op het overwegende punitieve karakter daaraan geen recht ontlenen opnieuw rechtmatigheid opgelegde straf te laten beoordelen
EHRM 18-07-1994, ECLI:NL:XX:1994:AD2140, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
18 juli 1994
- Magistraten
Ryssdal, Gölcüklü, Matscher, Walsh, Russo, Spielmann, Freeland, Lopes Rocha, Wildhaber
- Zaaknummer
SERIESAVOL294-A
- Noot
G. Knigge
- LJN
AD2140
- JCDI
JCDI:ADS160829:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1994:AD2140, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 18‑07‑1994
- Wetingang
EVRM art. 5 lid 4
Essentie
Levenslange gevangenisstraf was opgelegd na een procedure in eerste instantie en in hoger beroep. Hiermee was voldaan aan het vereiste van art. 5 lid 4 EVRM. De veroordeelde kon aan deze bepaling, gelet op het overwegende punitieve karakter van de opgelegde straf, niet het recht ontlenen opnieuw de rechtmatigheid ervan te laten beoordelen.
Partij(en)
Wynne,
tegen
Het Verenigd Koninkrijk.
Uitspraak
Feiten
Klager werd in 1964 tot een ‘mandatory’ levenslange gevangenisstraf veroordeeld omdat hij een vrouw had vermoord. Ten tijde van de procedure was hij door een dokter onderzocht die hem geheel toerekeningsvatbaar verklaarde. Na een positief advies ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.