NJ 1994, 1
Onschuldpresumptie / afwijzing schadevergoeding voorlopige hechtenis door Oostenrijkse rechter i.c. schending van art. 6 lid 2 EVRM
EHRM 25-08-1993, ECLI:NL:XX:1993:AD1939, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
25 augustus 1993
- Magistraten
Ryssdal, Bernhardt, Matscher, Pettiti, Walsh, Valticos, Pekkanen, Baka, Makarczyk
- Zaaknummer
SERIESAVOL266-A
- Noot
G. Knigge
- LJN
AD1939
- JCDI
JCDI:ADS160819:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1993:AD1939, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 25‑08‑1993
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 2
Essentie
Onschuldpresumptie. Afwijzing schadevergoeding voorlopige hechtenis door Oostenrijkse rechter i.c. schending van art. 6 lid 2 EVRM
Samenvatting
Het Hof doet geen algemene uitspraak over de vraag voor welke instanties de onschuldpresumptie een rol speelt. Het Hof beperkt zich tot een oordeel of in het gegeven geval het recht van art. 6 lid 2 is nageleefd. De bestreden beslissing van de Oostenrijkse rechter over het verzoek tot schadevergoeding na voorlopige hechtenis is zodanig nauw verbonden met het oordeel over de zaak zelf dat de beslissing over schadevergoeding gezien kan worden als een gevolg van de beslissing over ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.