NJ 1995, 593
Veroordeling op basis van rechtsvermoedens in douanewetgeving niet in strijd met onschuldpresumptie / afwijzing verzoek om toevoeging advocaat in strijd met 6 lid 3 sub c EVRM
EHRM 25-09-1992, ECLI:NL:XX:1992:AD1748, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
25 september 1992
- Magistraten
Ryssdal, Bernhardt, Thór Vilhjálmsson, Gölcüklü, Matscher, Pettiti, Russo, Spielmann, Freeland
- Zaaknummer
ECHRSERIESAVOL207
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AD1748
- JCDI
JCDI:ADS118106:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1992:AD1748, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 25‑09‑1992
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 2; EVRM art. 6 lid 3 onder c; EVRM art. 50
Essentie
Veroordeling op basis van rechtsvermoedens in douanewetgeving niet in strijd met onschuldpresumptie. Afwijzing verzoek om toevoeging advocaat in strijd met 6 lid 3 sub c EVRM.
Samenvatting
Preliminaire verweer van de Franse overheid dat niet alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, verworpen. De afwijzing van klagers verzoek om toevoeging van een advocaat maakte het cassatieberoep bij voorbaat kansloos (§ 30–31).
I.c. dient te worden vastgesteld of een viertal in de Franse douanewetgeving opgenomen rechtsvermoedens ten nadele van klager is toegepast op een wijze die verenigbaar is met de onschuldpresumptie en meer in het algemeen met de beginselen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.