NJ 1994, 27
Verdachte vrijgelaten en vervolgens in hoger beroep bij afwezigheid berecht, terwijl hij inmiddels op andere gronden vastzat in Nederland / recht om bij berechting aanwezig te zijn / schending 6 EVRM
EHRM 28-08-1991, ECLI:NL:XX:1991:AD1479, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
28 augustus 1991
- Magistraten
Ryssdal, Bindschedler-Robert, Gölcüklü, Matscher, Pinheiro Farinha, Walsh, Russo, Bernhardt, Spielmann
- Zaaknummer
CEDHSERIEAVOL208-B
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AD1479
- JCDI
JCDI:ADS146706:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1991:AD1479, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 28‑08‑1991
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 3 onder c; EVRM art. 50
Essentie
Verdachte vrijgelaten en vervolgens in hoger beroep bij afwezigheid berecht, terwijl hij inmiddels op andere gronden vastzat in Nederland. Recht van verdachte om bij zijn berechting aanwezig te zijn. Schending van art. 6 lid 1 en 3 sub c EVRM.
Samenvatting
In casu staat centraal het recht van een verdachte van een strafbaar feit om naast zijn advocaat aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. Aangezien dit de fundamentele kwestie is en de vereisten van lid 3 van art. 6 gezien moeten worden als bijzondere aspecten van het recht op een fair ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.