NJ 1985, 525
EHRM, 26-03-1985
EHRM 26-03-1985, ECLI:NL:XX:1985:AC8813, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
26 maart 1985
- Magistraten
Ryssdal, Wiarda, Walsh, Evans, Russo, Berhardt, Gersing
- Zaaknummer
[1985-03-26/NJ_61279]
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AC8813
- JCDI
JCDI:ADS146699:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1985:AC8813, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26‑03‑1985
- Wetingang
EVRM art. 8; Sr art. 64 lid 1; Sr art. 239 lid 2; Sr art. 248ter
Essentie
Leemte in Nederlandse strafwet in strijd met Europees Verdrag mensenrechten.
Samenvatting
Priveleven in art. 8 Europees Verdrag mensenrechten omvat de lichamelijke en geestelijke (‘morele’) integriteit van de persoon met inbegrip van zijn of haar sexualiteit (par. 22).
Art. 8 behelst voorts een in eerste aanleg negatieve verplichting, welke in wezen strekt tot bescherming van het individu tegen willekeurige inbreuken op het priveleven door de overheid. Een doeltreffende eerbiediging van het priveleven kan evenwel ook positieve verplichtingen inhouden, welke kunnen bestaan uit het treffen van maatregelen bestemd om het priveleven zelfs in de sfeer van de onderlinge betrekkingen tussen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.