Rb. Rotterdam, 30-01-2019, nr. 96/256505-17
ECLI:NL:RBROT:2019:752
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
30-01-2019
- Zaaknummer
96/256505-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:752, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 30‑01‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 30‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Volgens de tenlastelegging zou de gasolie in de bunkertanks van een binnenvaartschip aan de accijns zijn onttrokken, omdat het gehalte aan kleurstof (Solvent Yellow 124) lager was dan voorgeschreven. De verdediging stelt terecht dat de verdachte geen invloed had op de samenstelling van de gebunkerde gasolie. Gebleken is dat gasolie bij Nederlandse bunkerstations niet in alle gevallen voldoende kleurstof bevat. Over de samenstelling van gasolie bij Belgische bunkerstations is geen informatie voorhanden. Onder deze omstandigheden is niet uit te sluiten dat op legale wijze gasolie is gebunkerd die niet voldeed aan de eisen met betrekking tot het Solvent Yellow 124-gehalte. Volgt vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit (conform de eis van de officier van justitie). Het subsidiair ten laste gelegde feit (niet kunnen tonen van bescheiden van herkomst van de gasolie) is zo onduidelijk omschreven, dat de dagvaarding in zoverre nietig wordt verklaard.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 96/256505-17
Datum uitspraak: 30 januari 2019
Tegenspraak (art. 279 Sv.)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Litomerice (voormalig Tsjecho-Slowakije) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsman mr. M.J. van Dam, advocaat te Capelle aan den IJssel.
1. Onderzoek op de terechtzitting
De verdachte is gedagvaard voor de zitting van de politierechter van 30 maart 2018 in deze rechtbank. De politierechter heeft de zaak aangehouden tot 14 juni 2018 en 22 juni 2018. De politierechter heeft vervolgens de zaak op 12 september 2018 verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. De zaak is daar aanhangig gemaakt op de zitting van 10 december 2018.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 maart 2018, 14 juni 2018, 22 juni 2018 en 12 september 2018 en (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering) van de meervoudige kamer op de terechtzittingen van 10 december 2018 en 30 januari 2019.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
- -
vrijspraak van het primair tenlastegelegde;
- -
bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde;
- -
schuldigverklaring van de verdachte zonder oplegging van een straf of maatregel.
4. Geldigheid dagvaarding
4.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
Zowel de verdediging als de officier van justitie hebben geen standpunt ingenomen over de geldigheid van de dagvaarding.
4.2.
Ambtshalve beoordeling
Op grond van artikel 261, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering moet de tenlastelegging, op straffe van nietigheid, een opgave behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, alsmede de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen. De begrijpelijkheid van de tenlastelegging moet verder worden bezien tegen de achtergrond van het dossier.
De hoeveelheid van 19.144 liter gasolie, die is genoemd in het primair tenlastegelegde feit, heeft (bezien in samenhang met het dossier) kennelijk betrekking op de gasolie die aan boord van de tanklichter [naam tanklichter] is aangetroffen in de twee bunkertanks (respectievelijk 8.967 liter en 9.777 liter) en in de dagtank (400 liter).
Onduidelijk is echter waar de hoeveelheid van 11.144 liter gasolie, die is genoemd in het subsidiair tenlastegelegde feit, op ziet. De officier van justitie heeft ter zitting gesteld, dat deze hoeveelheid in elk geval ook betrekking heeft op de 974 liter gasolie die is aangetroffen in de slobtank op het dek van de [naam tanklichter] . Dit blijkt echter niet duidelijk uit de tenlastelegging. Het verklaart bovendien niet, in ieder geval niet zonder nadere toelichting (die ontbreekt) de voormelde totale hoeveelheid van 11.144 liter. Daarbij is nog van belang dat de inhoud van de betreffende slobtank in het geheel geen onderdeel uitmaakt van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft dit standpunt ook pas voor het eerst ingenomen bij aanvullend mondeling requisitoir op de terechtzitting van 10 december 2018, terwijl dit niet bleek uit de eerdere mondelinge en schriftelijke rondes.
Uit het voorgaande volgt dat de wijze waarop het subsidiair ten laste gelegde feit is omschreven - ook bezien in samenhang met het dossier - zo veel vragen oproept, dat onduidelijk is waar de verdachte zich tegen dient te verweren. Het subsidiair tenlastegelegde voldoet daarmee niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis van een (duidelijk en concrete) opgave van het feit. De rechtbank zal daarom ambtshalve de dagvaarding ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit nietig verklaren.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is nietig voor zover het betreft het subsidiair tenlastegelegde feit.
5. Waardering van het bewijs
Vrijspraak zonder nadere motivering primair tenlastegelegde feit
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair
tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
6. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlage maken deel uit van dit vonnis.
7. Beslissing
De rechtbank vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en beslist als volgt:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het subsidiair tenlastegelegde feit;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 03 december 2015 in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland al dan niet opzettelijk een accijnsgoed, dat niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing was betrokken, te weten ongeveer 19.144 liter (hoogbelaste) gasolie, in elk geval een hoeveelheid gasolie voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 03 december 2015 in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland (opzettelijk) niet aan de hand van bescheiden de herkomst heeft kunnen aantonen van accijnsgoederen, zijnde ongeveer 11.144 liter (hoogbelaste) gasolie, zijnde andere dan tabaksproducten die zijn voorzien van de wettelijke voorgeschreven accijnszegels, welke accijnsgoederen werden vervoerd en/of voorhanden waren buiten een accijnsgoederenplaats en/of een entrepot.