Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:2 [Reikwijdte]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 408 (uitgifte: 15-11-2018, kamerstukken: 34859)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2018, Stb. 2018, 486 (uitgifte: 19-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Deze wet, met uitzondering van dit deel en de hoofdstukken 5.1, 5.1a, 5.3, 5.5 en de afdelingen 5.9.1, 5.9.2 en 5.9.3, is niet van toepassing op de Europese Centrale Bank handelend in haar hoedanigheid van monetaire autoriteit, de centrale banken van de lidstaten, nationale instellingen van de lidstaten met een soortgelijke functie, overheidsinstellingen van de lidstaten die zijn belast met of betrokken bij het beheer van de overheidsschuld, internationale publiekrechtelijke instellingen waarin of waaraan een of meer lidstaten deelnemen en die tot doel hebben middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van hun leden die te maken hebben met of bedreigd worden door ernstige financiële problemen en instellingen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
2.
In afwijking van het eerste lid zijn dit deel en het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van toepassing op het verlenen van betaaldiensten en de uitgifte van elektronisch geld door:
- a.
de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten;
- b.
lidstaten alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten.