Rb. 's-Gravenhage, 20-04-2009, nr. Awb 08/40339, 08/40559, 08/40563
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI1634
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
20-04-2009
- Zaaknummer
Awb 08/40339, 08/40559, 08/40563
- LJN
BI1634
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI1634, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 20‑04‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2009:BJ6896, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 30 Vreemdelingenwet 2000
- Vindplaatsen
JV 2009/250
Uitspraak 20‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Dublin / Griekenland/ interstatelijk vertrouwensbeginsel De aangehaalde documenten hebben in hoofdzaak betrekking op de positie van vreemdelingen die in Griekenland internationale bescherming zoeken, de omstandigheden waaronder zij in Griekenland worden ondergebracht en opgevangen, de wijze waarop zij worden behandeld en de wijze waarop de Griekse asielprocedure is ingericht en wordt toegepast. Die stukken behelzen echter geen concrete aanknopingspunten die er op wijzen dat de gesignaleerde tekortkomingen ertoe leiden dat Griekenland ten aanzien van vreemdelingen die, zoals eisers, op grond van de Vo 343/2003 aan Griekenland worden overgedragen, zijn verdragsverplichtingen (waaronder de verplichting niet te refouleren) niet nakomt. Evenmin is aannemelijk dat eisers, na overdracht aan Griekenland in het kader van deze procedure, opnieuw naar Turkije zullen worden teruggezonden. Het gegeven dat de voorzitter van het EHRM een “interim measure” heeft getroffen (en nadien heeft verlengd voor de duur van de procedure bij het EHRM) op verzoek van een vreemdeling die door de Franse autoriteiten op grond van Vo 343/2003 zou worden overgedragen aan Griekenland, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat - zoals door verweerder onweersproken is gesteld - niet is gebleken dat het om een vergelijkbare casus gaat.Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt kunnen stellen, dat ervan kan worden uitgegaan dat Griekenland haar verdragsverplichtingen zal nakomen. Het betoog dat de behandeling van asielzoekers door de Griekse autoriteiten en de omstandigheden waaronder zij in Griekenland (in detentie) verblijven op zichzelf reeds in strijd is met artikel 3 van het EVRM faalt. Daaromtrent behoort te worden geklaagd bij de Griekse autoriteiten. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 2 december 2008 (JV 2009, 41).
Partij(en)
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/40339, 08/40559, 08/40563
Uitspraak
in het geding tussen:
[eiser 1]
geboren op [geboortedatum] 1969, (eiser 1),
en
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1971, (eiseres),
mede ten behoeve van de minderjarige kinderen,
[***], geboren op [geboortedatum] 1995,
[***], geboren op [geboortedatum] 1998,
[***], geboren op [geboortedatum] 2002,
IND dossiernummer [nummer],
en
[eiser 2],
geboren op [geboortedatum] 1990, (eiser 2),
IND dossiernummer [nummer],
allen van Irakese nationaliteit,
gemachtigde mw. J.A.A. Vos, advocaat te Oss;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
vertegenwoordigd door mr. G.M.H. Hoogvliet, advocaat te ‘s-Gravenhage,
verweerder.
1. Procesverloop
Eisers hebben aanvragen ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft die aanvragen afgewezen omdat Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Daartegen is beroep ingesteld.
De beroepen zijn ter zitting van 6 april 2009 behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1
Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna Vo 343/2003).
2.2
Griekenland heeft op 24 september 2008 de overnameverzoeken op grond van artikel 10, eerste lid, Vo 343/2003 aanvaard.
2.3
Ingevolge artikel 3, tweede lid, Vo 343/2003, voor zover thans van belang, kan, in afwijking van het eerste lid, verweerder een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
2.4
Eisers betogen dat er concrete aanwijzingen zijn dat Griekenland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. In dat verband hebben zij onder meer gesteld dat zij per boot vanuit Turkije naar Griekenland zijn gereisd, dat zij bij aankomst in Griekenland niet in de gelegenheid zijn gesteld een asielverzoek in te dienen, en dat zij door Griekse autoriteiten naar Turkije zijn teruggezonden. Voorts hebben zij gewezen op een door de voorzitter van het EHRM getroffen zogenaamde “interim measure”.
2.4.1
In het (recente) verleden heeft deze rechtbank in vergelijkbare zaken geoordeeld dat verweerder niet (zonder nadere motivering) heeft kunnen vasthouden aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van mens (hierna: EHRM) van 2 december 2008, gepubliceerd in JV 2009,41, en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van onder andere 29 december 2008, gepubliceerd in JV 2009,56, ziet de rechtbank aanleiding haar oordeel te herzien als hierna overwogen.
In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Griekenland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat het aan de vreemdeling is om aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat tekortkomingen in de Griekse asielprocedure waarop hij heeft gewezen van dien aard zijn, dat moet worden geconcludeerd dat ten aanzien van hem door de Griekse autoriteiten niet kan worden vastgesteld of hij de in het Vluchtelingenverdrag en het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) genoemde risico's loopt indien hij naar zijn land van herkomst moet terugkeren en hij daardoor het risico loopt dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen inzake non-refoulement jegens hem niet zal nakomen. Eerst indien hij daarin is geslaagd, kan verweerder niet langer volstaan met een algemeen beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en is het aan verweerder om concreet te weerleggen dat de vreemdeling bedoelde risico’s loopt.
In de door eiser aangehaalde uitspraken en diverse andere uitspraken heeft de rechtbank de volgende documenten bij de beoordeling betrokken:
- *
Amnesty-bericht van 6 december 2001;
- *
Country Report 2003 van de European Council on Refugees and Exiles;
- *
Brief van Vluchtelingenwerk van 3 augustus 2003;
- *
UNHCR-rapport van november 2004 ‘UNHCR position on important aspects of refugee protection in Greece’;
- *
Brief van de Greek Council for Refugees van 19 november 2004;
- *
Brief van het Landelijk Bureau Vluchtelingenwerk Nederland aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 7 december 2004;
- *
Country Report on Human Rights Practices – 2005 van het US Department of State, section 2, hoofdstuk “Protection of Refugees”;
- *
Brief van Vluchtelingenwerk Nederland aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 3 augustus 2005;
- *
Amnesty-rapport ‘Amnesty International’s concerns at the 56th session of the Executive Committee of the United nations High Commissioner for Refugees’ van 1 oktober 2005;
- *
Amnesty-rapport ‘Greece, Out of the spotlight - the rights of foreigners and minorities are still a grey area’ van oktober 2005;
- *
Overzicht uit 2006 van het Information & Documentation Centre on Racism, Ecology, Peace and Non Violence ‘Antigone’;
- *
Amnesty International jaarboek 2006;
- *
UNHCR News Story van 16 maart 2006 van UNHCR Griekenland;
- *
‘Report on the application of the Dublin II regulation in Europe’ van the European Council on Refugees and Exiles (ECRE) van maart 2006;
- *
UNHCR-rapport van 20 april 2006 (pagina’s 150,151, 153,154 en 166);
- *
UNHCR Discussion Paper ‘The Dublin II Regulation’ van april 2006;
- *
Artikel ‘Athens Intolerant to Immigrants, Ankara Too’ van het BIA News Center van 25 september 2006;
- *
Bericht uit NRC Handelsblad van 28 september 2006;
- *
Amnesty-brief van 1 juni 2007 aan de staatssecretaris van Justitie;
- *
Uitspraak van het Britse High Court of Justice van 2 juli 2007;
- *
”Report from the LIBE Committee Delegation on the Visit to Greece (Samos and Athens)” van 17 juli 2007;
- *
Note van de UNHCR “The return to Greece of asylumseekers with “interrupted” claims” van juli 2007 en de begeleidende brief van 26 juli 2007;
- *
Persverklaring van verscheidene organisaties waaronder Amnesty International “Refoulement of Iraqi citizens fleeing to Greece” van 1 augustus 2007;
- *
Brief van het Landelijk Bureau Vluchtelingenwerk Nederland aan de Staatssecretaris van 20 augustus 2007;
- *
Rapport “The truth may be bitter, but it must be told” van de Stiftung Pro Asyl, de Förderverein Pro Asyl (beiden Frankfurt) en de Group of Lawyers for the Rights of Refugees and Migrants (Athens) van oktober 2007;
- *
Rapport van de UNHCR “Asylum in the European Union; A study of the implementation of the qualification directive” van november 2007;
- *
Brief van het Noorse Helsinki-comité en de Noorse organisatie voor asielzoekers van 25 januari 2008;
- *
Persbericht van de Norwegian Immigration Appeal Board van 7 februari 2008;
- *
Rapport van de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or degrading Treatment or Punishment (CPT) van 8 februari 2008;
- *
Petitie van Pro Asyl van 21 februari 2008;
- *
Verklaring van Amnesty International van 27 februari 2008 onder de titel “Greece, no place for an asylum-seeker”;
- *
Artikel uit Athens News van 29 februari 2008;
- *
Brief van de Vereniging asieladvocaten en - juristen Nederland (VAJN) van 20 maart 2008;
- *
Verslag van de Vereniging asieladvocaten- en juristen (VAJN) van 20 maart 2008;
- *
Brief van Amnesty International van 28 maart 2008;
- *
Brief van de Europese Commissie van 1 april 2008;
- *
Brief van ECRE van 3 april 2008;
- *
Gezamenlijk rapport van Norwegian Organisation for Asylum Seekers, Norwegian Helsinki Committee en Greek Helsinki Monitor “A gamble with the right to Asylum in Europe; Greek asylum policy and the Dublin II regulation” van 9 april 2008;
- *
Rapport van de UNHCR “UNHCR Position on the return of asylum-seekers to Greece under the Dublin regulation” van 15 april 2008;
- *
Door de President van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op 20 juni 2008 getroffen interim measure;
- *
Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk van 17 juli 2008;
- *
Weergave van een door Europees Commissaris J. Barrot tijdens een op 1 september 2008 gehouden debat afgelegde verklaring dat de Europese Commissie erover denkt “om de toepassing van de Dublin-regels tijdelijk op te schorten voor overbelaste lidstaten […]”;
- *
Brief van R. Bruin van UNHCR van 1 oktober 2008;
- *
Uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem van 7 oktober 2008, Awb 08/34487;
- *
Brief van 13 oktober 2008 van de Group of Lawyers for the Rights of Refugees en Migrants, waarin staat dat het Vreemdelingendepartement in Athene is gesloten en dat geen nieuwe asielaanvragen worden geaccepteerd;
- *
e-mailbericht van Vluchtelingenwerk Nederland van 17 oktober 2008, waarin informatie is opgenomen over de sluiting van het Vreemdelingendepartement in Athene voor asielzoekers;
- *
Door de President van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op 22 oktober 2008 getroffen interim measure;
- *
Rapport van Pro Asyl “The situation in Greece is out of control; Recherche zur Situation von Asylsuchenden in Griekenland” van oktober 2008 over een onderzoek dat van 20 tot 28 oktober 2008 heeft plaatsgevonden;
- *
e-mailbericht van Vluchtelingenwerk Nederland van 7 november 2008, waarin informatie is opgenomen over een incident in Athene waarbij een Pakistaanse man is omgekomen;
- *
Brief van Amnesty International van 10 november 2008;
- *
Dublinaantekeningen van het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk;
- *
Artikel ‘The new Dubliners: Implementation of European Council Regulation 343/2003 (Dublin-ll) by the Greek authorities’ van P.N. Papadimitiou en J.F. Papageorgiou;
- *
Analyse ‘Refugees: without home, without hope’ van Joanna Sotirhou;
- *
Artikel van I. van Beek onder de titel “Dublintermijnen, tel uit je winst”.
Ten slotte hebben eisers gewezen op een rapport van november 2008 van Human Rigths Watch, getiteld ‘Stuck in a revolving door’.
Genoemde documenten hebben in hoofdzaak betrekking op de positie van vreemdelingen die in Griekenland internationale bescherming zoeken, de omstandigheden waaronder zij in Griekenland worden ondergebracht en opgevangen, de wijze waarop zij worden behandeld en de wijze waarop de Griekse asielprocedure is ingericht en wordt toegepast. Die stukken behelzen echter geen concrete aanknopingspunten die er op wijzen dat de gesignaleerde tekortkomingen ertoe leiden dat Griekenland ten aanzien van vreemdelingen die, zoals eisers, op grond van de Vo 343/2003 aan Griekenland worden overgedragen, zijn verdragsverplichtingen (waaronder de verplichting niet te refouleren) niet nakomt.
De rechtbank acht niet onaannemelijk dat eisers na aankomst in Griekenland zijn teruggezonden naar Turkije. De door hen overgelegde verklaring van opname en behandeling van één van de kinderen in een ziekenhuis in Turkije ondersteunt het relaas op dat punt. De stelling van verweerder dat aan die verklaring niet de waarde kan worden gehecht die eisers daaraan hechten, kan daaraan geen afbreuk doen. Dat zij na hun terugkeer in Turkije aldaar (meer dan) drie maanden hebben verbleven, is echter niet aannemelijk geworden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is evenmin aannemelijk dat zij, na overdracht aan Griekenland in het kader van deze procedure, opnieuw naar Turkije zullen worden teruggezonden.
Het gegeven dat de voorzitter van het EHRM een “interim measure” heeft getroffen (en nadien heeft verlengd voor de duur van de procedure bij het EHRM) op verzoek van een vreemdeling die door de Franse autoriteiten op grond van Vo 343/2003 zou worden overgedragen aan Griekenland, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat - zoals door verweerder onweersproken is gesteld - niet is gebleken dat het om een vergelijkbare casus gaat.
Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt kunnen stellen, dat ervan kan worden uitgegaan dat Griekenland haar verdragsverplichtingen zal nakomen.
2.5
Het betoog dat de behandeling van asielzoekers door de Griekse autoriteiten en de omstandigheden waaronder zij in Griekenland (in detentie) verblijven op zichzelf reeds in strijd is met artikel 3 van het EVRM faalt. Daaromtrent behoort te worden geklaagd bij de Griekse autoriteiten. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 2 december 2008 (JV 2009, 41).
2.6
De beroepen zijn daarom ongegrond.
2.7
Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.F.M.J. Bouwman, voorzitter, en mrs. E.W. Akkerman en F. van der Maden, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H.B. Boksebeld als griffier, op 20 april 2009.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.