NJB 2012/2117:De inhoud van een door de kinderbescherming ingevolge art. 494 lid 1 Sv opgesteld rapport kan in beginsel niet worden gebruikt voor het bewijs. Wel mogelijk dat opsteller van zo’n rapport als getuige voor het bewijs bruikbare verklaringen aflegt over hetgeen hij i.v.m. de totstandkoming van het rapport heeft waargenomen of ondervonden. Opsteller bevoegd zich op verschoningsrecht art. 218 Sv te beroepen voor zover hem dan vragen worden gesteld aangaande feiten of omstandigheden waarvan de wetenschap aan de raadsonderzoeker als zodanig is toevertrouwd (vgl. m.b.t. reclasseringsambtenaren HR 20 juni 1968, LJN AC4872, NJ 1968/332). Geen bewijsuitsluiting indien opsteller van het rapport zich dan niet op het verschoningsrecht beroept. Geen strijd met art. 6 EVRM