Rb. Limburg, 04-05-2021, nr. 8983950\CV EXPL 21-316
ECLI:NL:RBLIM:2021:3850
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
04-05-2021
- Zaaknummer
8983950\CV EXPL 21-316
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2021:3850, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 04‑05‑2021; (Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
V-N 2021/27.21 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2021/271 met annotatie van R.T. Wiegerink
Uitspraak 04‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Vordering dwangsom. Besluit van BsGW tot verminderen aanslag betreft een ambtshalve beslissing. Wet Dwangsom is niet van toepassing op ambtshalve genomen besluit. Niet zondermeer sprake van onrechtmatige daad bij overschrijding termijn voor het nemen van een besluit door een bestuursorgaan
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8983950 \ CV EXPL 21-316
Vonnis van de kantonrechter van 4 mei 2021
in de zaak van:
[eiser] ,
wonend [woonplaats] ,
eisende partij, verder te noemen [eiser] ,
gemachtigde Deurwaarderskantoor Van de Pas & Partners B.V. Weert,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon BSGW BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN EN WATERSCHAPPEN,
gevestigd te Roermond,
gedaagde partij,
hierna te noemen BsGW
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
de conclusie van repliek
- -
de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
BsGW is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid.
2.2.
[eiser] is sinds 1 januari 2019 mede-eigenaar van het pand aan de [adres] [nummer] en [nummer] te [plaats] .
2.3.
In 2019 heeft [eiser] een aanslag gemeentelijke heffingen ontvangen. Hiertegen heeft zij geen bezwaar aangetekend.
2.4.
Op 15 oktober 2019 heeft [eiser] bij BsGW om vermindering van de gemeentelijke heffingen gevraagd op de voet van artikel 65 van de Algemene Wet Rijksbelastingen juncto artikel 231 van de Gemeente Wet.
2.5.
Op 16 december 2019 heeft [eiser] BsGW schriftelijk in gebreke gesteld wegens het niet nemen van de beslissing.
2.6.
Bij besluiten van 2 februari 2020 en 12 maart 2020 heeft BsGW de gemeentelijke heffingen voor het pand aan de [adres] [nummer] en [nummer] verminderd.
2.7.
Bij brief van 22 april 2020 heeft BsGW laten weten dat er sprake is geweest van een ambtshalve beslissing tot vermindering van de gemeentelijke aanslag en dat dit betekent dat er geen bezwaar en beroep open staat tegen deze beslissing en daarbij dat de Wet Dwangsom niet van toepassing is.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van BsGW tot betaling van de door haar op 16 december 2020 gevorderde dwangsommen ad € 1.442,00, vermeerderd met rente en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 216,00, alsmede de proceskosten, vermeerderd met rente en nakosten.
3.2.
BsGW voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter acht zich bevoegd van het geschil kennis te nemen.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de Wet Dwangsommen van toepassing is op de door BsGW genomen besluiten van 2 februari 2020 en 12 maart 2020.
4.3.
[eiser] baseert haar vordering primair op grond van 4:17 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), zijnde op grond van de Wet dwangsom en subsidiair op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Zij stelt dat een verzoek zoals door haar gedaan op 15 oktober 2019 ex artikel 65 AWR niet kan leiden tot een ambtshalve beslissing, maar een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 1:3 BW en dat de daarop te nemen beslissing een besluit is in de zin van de Awb.
4.4.
BsGW heeft dat betwist en verwezen naar artikel 23 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht.
4.5.
In artikel 23 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht staat het volgende.
In artikel 65 van de AWR zijn de bevoegdheden van de inspecteur neergelegd om ambtshalve:
- a.
een onjuiste belastingaanslag te verminderen;
- b.
een onjuiste beschikking te verminderen;
- c.
een in de wet voorziene vermindering te verlenen;
- d.
een in de wet voorziene ontheffing te verlenen;
- e.
en in de wet voorziene teruggaaf te verlenen.
Deze bevoegdheden worden in dit besluit aangeduid met de term: vermindering of teruggaaf van belasting. De uitoefening van deze bevoegdheden wordt in dit besluit aangeduid als : ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter maakt voormeld artikel duidelijk dat het hier – hoewel op aanvraag van [eiser] – om een ambtshalve genomen beslissing gaat van BsGW.
Uit de Circulaire Wet dwangsom blijkt vervolgens dat de Wet dwangsom niet van toepassing is op ambtshalve genomen beslissingen, ook niet als daaraan een aanvraag ten grondslag ligt.
Vorenstaande maakt dat op grond van deze wet [eiser] de dwangsom niet kan vorderen.
4.7.
Van een mogelijkheid tot een andere lezing van de aanvraag van [eiser] is de kantonrechter geenszins gebleken.
Onrechtmatige daad
4.8.
De enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, is onvoldoende voor het oordeel dat aldus onrechtmatig wordt gehandeld in de zin van art. 6:162 BW. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat het bestuursorgaan, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden, de oorzaak of oorzaken van de termijnoverschrijding, en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden.
Het overschrijden van deze termijn met tien weken, is aldus naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om zonder meer uit te gaan van een onrechtmatige daad jegens [eiser] .
Voor een geslaagd beroep op de onrechtmatige daad is bovendien nodig dat [eiser] schade heeft geleden. Hiervan is geenszins gebleken. Immers met het nemen van de beslissingen op 3 februari 2020 en 12 maart 2020 zijn beide gemeentelijke aanslagen verminderd. Terugbetaling van het te veel aan BsGW betaalde door [eiser] heeft reeds plaatsgevonden.
Welke schade [eiser] dan nog heeft, die uitbetaling ter hoogte van de dwangsom rechtvaardigt, is gesteld noch gebleken.
De vordering dient derhalve ook op deze grond te worden afgewezen.
4.9.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eiser] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van BsGW worden begroot op € 30,00, conform het daarvoor geldend beleid.
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van BsGW gevallen en tot op heden begroot op € 30,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: DT
coll: