Einde inhoudsopgave
Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2019, 6 (uitgifte: 18-01-2019, kamerstukken: 34182)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2020, Stb. 2020, 38 (uitgifte: 07-02-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
Een certificaat is geldig:
- a
- 1.
indien het wordt afgegeven aansluitend op het behalen van het examen voor de motorrijtuigcategorie B, voor de duur van twaalf achtereenvolgende maanden;
- 2.
indien het wordt afgegeven aansluitend op het behalen van het examen voor de motorrijtuigcategorie A1, A2, A, C1, C, D1 of D, voor de duur van tien achtereenvolgende maanden;
- 3.
indien het wordt afgegeven aansluitend op het behalen van het examen voor de motorrijtuigcategorie T, voor de duur van twaalf achtereenvolgende maanden.
In bijzondere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, kan de geldigheidsduur door het instituut eenmalig met ten hoogste vier achtereenvolgende maanden worden verlengd,
- b.
in de overige gevallen: voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren. In bijzondere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, kan de geldigheidsduur door het instituut eenmalig met ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden worden verlengd. De geldigheidsduur wordt door het instituut na de geldigheidsduur, bedoeld in de eerste zin, met zes maanden verlengd indien het instituut voor het einde van de geldigheidsduur de beoordeling van de laatste toegestane en gevolgde praktische bijscholing als onvoldoende vaststelt. Na de verlenging wordt de geldigheidsduur telkens verlengd met zes maanden gerekend vanaf de dag waarop praktische bijscholing is gevolgd waarvan de beoordeling als onvoldoende is vastgesteld.