Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Belastingwet BES
Artikel 6.3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip inwerkingtreding: 00.00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 20995 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Belastingwet BES (16-12-2010, Stb. 845).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
De aftrek van de in artikel 6.3 van de wet bedoelde belasting (voorbelasting) geschiedt overeenkomstig de bestemming van de goederen op het tijdstip waarop de belasting aan de producent in rekening wordt gebracht dan wel door hem ter zake van de invoer is betaald.
2.
Indien op het moment dat de goederen worden aangewend het gebruik anders is dan ten tijde van de initiële aftrek dan dient de producent in dat tijdvak de aftrek te corrigeren. Hij wordt de te veel afgetrokken voorbelasting op dat moment verschuldigd, de belasting moet op de voet van artikel 6.15 van de wet worden voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt aan hem op verzoek teruggegeven.
3.
De aftrek geschiedt, ingeval de producent zowel handelingen verricht waarvoor een recht op aftrek bestaat als handelingen verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, met inachtneming van het volgende:
- a.
van goederen die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor een recht op aftrek bestaat, komt deze voorbelasting geheel voor aftrek in aanmerking;
- b.
van goederen die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat, komt de voorbelasting in het geheel niet voor aftrek in aanmerking;
- c.
van goederen die zowel voor de in onderdeel a als voor de in onderdeel b bedoelde handelingen worden gebruikt, komt voor aftrek in aanmerking het gedeelte van de voorbelasting dat in dezelfde verhouding staat tot die belasting als het totaal van de vergoedingen voor die handelingen, bedoeld in onderdeel a, staat tot het totaal van de vergoedingen voor de handelingen, bedoeld in de onderdelen a en b.
4.
Indien aannemelijk is dat het werkelijk gebruik van de in het derde lid, onderdeel c, bedoelde goederen, als geheel genomen, niet overeenkomt met de aldaar bedoelde verhouding, wordt het voor aftrek in aanmerking komende gedeelte van de voorbelasting van die goederen berekend op basis van het werkelijke gebruik.
5.
Ingeval de producent twee of meer goederen van dezelfde soort gebruikt, worden deze alle geacht mede te worden gebruikt ten behoeve van handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, tenzij blijkt welke van die goederen uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat en welke uitsluitend voor handelingen waarvoor dat recht wél bestaat.
6.
De in het derde lid voorgeschreven berekeningswijze geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de belasting aan de producent in rekening is gebracht dan wel door hem ter zake van de invoer is betaald.
7.
De herziening, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de producent de goederen is gaan gebruiken.
8.
De producent die op grond van artikel 6.22 van de wet is ontheven van het voldoen van belasting, kan de in artikel 6.3 van de wet bedoelde belasting (voorbelasting) niet in aftrek brengen. Indien ten aanzien van de producent artikel 6.22, vijfde of zevende lid, van de wet, wordt toegepast:
- a.
kan hij die niet in aftrek gebrachte voorbelasting alsnog in aftrek brengen; of
- b.
wordt hij de ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting alsnog verschuldigd en moet hij deze belasting verrekenen met de in dat zevende lid bedoelde teruggaaf, of, indien die voorbelasting meer bedraagt dan die teruggaaf, moet hij dat saldo voldoen op de eerst volgende aangifte.