Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 11.11 Opleidingscommissies
Geldend
Geldend van 01-02-2019 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 209 (uitgifte: 05-07-2018, kamerstukken: 34735)
- Inwerkingtreding
01-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2019, Stb. 2019, 28 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt door het college van bestuur een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. De commissie heeft voorts instemmingsrecht ten aanzien van de onderwerpen in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder a1, b, c, d, e, g en v en adviesrecht ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de overige onderdelen. Zij beoordeelt jaarlijks de wijze van uitvoering van die regeling en brengt advies uit over de regeling. De commissie bespreekt het visitatierapport, bedoeld in artikel 5.13, vierde lid. De commissie brengt bovendien desgevraagd of uit eigen beweging advies uit aan het orgaan, bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, over alle aangelegenheden die betrekking hebben op of van invloed zijn op het onderwijs in de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. De commissie zendt haar adviezen ter kennisneming aan de universiteitsraad dan wel, indien het college van bestuur heeft besloten dat de Wet op de ondernemingsraden met uitzondering van hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke vergadering van de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een door het college van bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten behoeve van de studenten van de Open Universiteit is ingesteld.
2.
Op een advies, bedoeld in het eerste lid, is artikel 9.35, aanhef en onderdelen b, c en d, van overeenkomstige toepassing.
3.
Artikel 9.18, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.