Hof Amsterdam, 13-07-2015, nr. 200.163.937/01 OK
ECLI:NL:GHAMS:2015:2980
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-07-2015
- Zaaknummer
200.163.937/01 OK
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:2980, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑07‑2015
Uitspraak 13‑07‑2015
Inhoudsindicatie
OK. Enquête. Afwijzing verzoek. Geen gegronde redenen tot twijfel aan een onjuist beleid of onjuiste gang van zaken. Geen patstelling binnen de organen van de vennootschap.
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.163.937/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 13 juli 2015
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.A.C. ID B.V.,
gevestigd te Sterksel,
2. [A],
wonende te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaten: mrs. P.J. van der Korst en T. Salemink, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLANTLAB GROEP B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER,
advocaten: mrs. S.J.H.M. Berendsen en B.J. van Emmerik, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUNE PROJECTS B.V.,
gevestigd te Katwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FBB HOLDING B.V.,
gevestigd te Berghem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHERRY UNLIMITED HOLDING B.V.,
gevestigd te Tiel,
4. [B],
wonende te [....] ,
5. [C],
wonende te [....] ,
6. [D],
wonende te [....] ,
7. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PLANTLAB GROEP,
gevestigd te Eindhoven,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mrs. S.J.H.M. Berendsen en B.J. van Emmerik, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen zullen (ook) als volgt worden aangeduid:
verzoekers afzonderlijk als MAC en [A] en gezamenlijk als MAC c.s.;
verweerster als Plantlab;
belanghebbenden afzonderlijk als Dune, FBB, Cherry, [B] , [C] , [D] en STAK en gezamenlijk als Dune c.s.
1.2 MAC c.s. hebben bij op 2 februari 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Plantlab over de periode vanaf medio 2014;
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
a. Dune, FBB en Cherry te schorsen als bestuurder van Plantlab;
b. een tijdelijke bestuurder van Plantlab te benoemen met zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid;
c. de door STAK gehouden aandelen in Plantlab ten titel van beheer over te dragen aan een daartoe aan te wijzen beheerder;
d. te bepalen dat Plantlab de in redelijkheid te maken kosten van verzekering en verweer tegen aansprakelijkheid van de tijdelijk bestuurder en tijdelijk beheerder dient te betalen;
e. zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer nodig acht;
met veroordeling van Plantlab in de kosten van het geding.
1.3 Plantlab heeft bij op 6 maart 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van MAC c.s., met veroordeling van MAC c.s. in de kosten van het geding.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 26 maart 2015. Bij die gelegenheid hebben MAC c.s. enerzijds en Plantlab en Dune c.s. anderzijds hun standpunten toegelicht bij monde van hun advocaten aan de hand van overgelegde pleitnotities en zij hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. Voorts hebben MAC c.s. en Plantlab op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties in het geding gebracht, te weten aanvullende producties 17 tot met 28 van MAC c.s. en aanvullende producties 38 tot en met 45 van Plantlab. Ter zitting zijn partijen overeengekomen ernaar te streven hun geschillen op te lossen door middel van mediation overeenkomstig nadere afspraken als vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting.
1.5 Bij brieven van 16 april 2015 hebben partijen de Ondernemingskamer bericht dat de mediation niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid en hebben MAC c.s. de Ondernemingskamer gevraagd alsnog een beschikking te geven.
2 De feiten
2.1
Plantlab is opgericht op 2 februari 2010. Plantlab is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Plantlab B.V., Plantlab Operational Services B.V., Plantlab Real Estate B.V. en Plantlab EPC B.V. en is enig aandeelhouder van Plantlab USA Inc.. Plantlab en haar dochtermaatschappijen (hierna gezamenlijk ook: de Plantlab Groep) drijven een onderneming gericht op de ontwikkeling en exploitatie van het telen van gewassen binnen volledig gecontroleerde ruimten. De Plantlab Groep heeft ongeveer 40 werknemers.
2.2
Sinds de oprichting waren MAC, Dune, FBB en Cherry bestuurder van Plantlab.
2.3
Alle aandelen in Plantlab worden gehouden door STAK. De door STAK uitgegeven certificaten worden, telkens voor 25%, gehouden door:
MAC, waarvan [A] indirect (via M.A.C. Beheer B.V.) aandeelhouder en bestuurder is;
Dune, waarvan [B] enig aandeelhouder en enig bestuurder is;
FBB, waarvan [C] enig aandeelhouder en enig bestuurder is;
Cherry, waarvan Stichting Administratiekantoor Cherry Unlimited Holding enig aandeelhouder is en [D] enig bestuurder is.
Sinds de oprichting waren Mac, [B] , [C] en [D] bestuurder van STAK.
2.4
Op 23 april 2013 is tussen Dune, FBB, Cherry, MAC, [B] , [C] , [D] , [A] en Plantlab een overeenkomst gesloten (hierna: de certificaathoudersovereenkomst). De certificaathoudersovereenkomst houdt – kort gezegd – onder meer in
dat indien een certificaathouder (een deel van) zijn certificaten wenst te verkopen binnen een termijn van vijf jaar na 23 april 2013, die certificaten zullen worden verkocht aan de overige certificaathouders voor een prijs gelijk aan de intrinsieke waarde van de met die certificaten corresponderende aandelen, zoals blijkt uit de alsdan als laatst vastgestelde jaarrekening (artikel 4.1);
dat een certificaathouder geacht wordt zijn certificaten te hebben aangeboden indien de arbeidsrelatie/managementrelatie tussen de desbetreffende natuurlijke persoon en de Plantlab Groep vrijwillig of onvrijwillig eindigt (anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid), en dat indien deze aanbiedingsplicht ontstaat binnen vijf jaar na 23 april 2013 de prijs voor de certificaten in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4.1 gelijk zal zijn aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen (artikel 6.1 en 6.4);
dat de certificaathouders, ook na beëindiging van de certificaathoudersovereenkomst, gehouden zijn tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens betreffende de Plantlab Groep (artikel 8).
2.5
Medio juni 2013 is Plantlab een samenwerking aangegaan met Syngentia, een Zwitserse multinational gericht op biotechnologie ten behoeve van de landbouw.
2.6
Wegens arbeidsongeschiktheid is [A] tussen mei 2014 en december 2014 slechts in beperkte mate op het kantoor van Plantlab aanwezig geweest.
2.7
De notulen van een overleg op 8 juli 2014 van het managementteam van Plantlab vermelden het voornemen om in november 2014 met [E] (hierna: [E] ) Chinese bedrijven te bezoeken met het oog op “technologie, ontwikkeling van LED-verlichting”.
2.8
In oktober 2014 is een concept samenwerkingsovereenkomst opgesteld tussen Plantlab, Performance Capital B.V. (hierna: Performance) en [E] Beheer B.V. (hierna: [E] BV), strekkende tot het oprichten van een joint venture tussen deze partijen in de vorm van een in Hongkong gevestigde rechtspersoon genaamd PlantLab Technologies Ltd. Volgens de concept samenwerkingsovereenkomst zou vervolgens een joint venture tot stand moeten komen tussen PlantLab Technologies Ltd. en Haier Group en/of Huawei en/of Foxconn en/of Flextronics gericht op de ontwikkeling en productie in China door een van deze bedrijven van consumentenproducten gebaseerd op rechten van intellectuele eigendom toebehorend aan Plantlab.
2.9
[F] (hierna: [F] ), toen lid van het managementteam van Plantlab, heeft bij e-mail van 17 oktober 2014 aan [D] (met afschrift onder meer aan [A] , [B] en [C] ) kritische vragen gesteld over en bedenkingen geuit tegen de concept samenwerkingsovereenkomst.
2.10
[A] heeft bij e-mail van 10 november 2014 aan het managementteam onder meer geschreven:
“Volgens mij zijn er twee mogelijkheden om uit de bestaande situatie te komen. (…)
Optie 1:
“Geluiden over geruzie tussen de aandeelhouders bereiken de andere medewerkers (…), Syngenta, Haier en anderen. (…) Het begin van het einde van (…) Plantlab. (…) Een treurig verhaal.
Optie 2:
We verkopen Plantlab (…). Vooraf regelen we dat elk van ons vieren een sub-licentie krijgt op het patent, met uitzondering van het Syngenta-Field. (…) We zijn dan 4 founders die hun start-up verkopen om elk hun missie te vervolgen. Een succes verhaal.”
2.11
Bij e-mails van dezelfde dag hebben [B] en [C] ieder te kennen gegeven te willen kiezen voor een derde mogelijkheid: “Met elkaar om tafel om verder te bouwen aan het geweldige bedrijf dat we hebben”.
2.12
Op 25 november 2014 hebben vier leden van het managementteam, niet zijnde bestuurders, een presentatie gehouden over uittreding van MAC als certificaathouder van Plantlab tegen een nader (zo nodig door een deskundige) vast te stellen “fatsoenlijke prijs” met toekenning van een sublicentie op het patent van Plantlab aan MAC/ [A] . [B] , [C] en [D] hebben zich bij e-mail van 25 november 2014 op het standpunt gesteld dat de gang van zaken rondom de concept samenwerkingsovereenkomst (zie 2.8 en 2.9) geen aanleiding is voor een onherstelbare vertrouwensbreuk, dat partijen gebonden zijn aan de certificaathoudersovereenkomst (zie 2.4) en dat hun streven erop gericht is dat Plantlab zoveel mogelijk in de huidige vorm kan voortgaan, waartoe zij mediation nuttig achten.
2.13
MAC c.s. hebben zich, bij brief van hun advocaat van 5 december 2014 aan Dune, Cherry en FBB op het standpunt gesteld dat het handelen van [B] en [D] inzake het “dossier China” tot een vertrouwensbreuk en een onwerkbare situatie binnen het bestuur en het management van Plantlab heeft geleid, dat MAC c.s. bereid zijn tot overleg op basis van de presentatie van het managementteam en dat Dune, Cherry en FBB zich in geval van uittreden van MAC c.s. niet kunnen beroepen op de certificaathoudersovereenkomst.
2.14
Bij e-mail van 14 december 2014 heeft [A] aan [B] , [C] en [D] onder meer geschreven:
“Zoals al vaak vermeld kan en wil ik niet de verantwoordelijkheid dragen voor jullie handelen. Om die reden leg ik per direct mijn functies binnen Plantlab neer onder het uitdrukkelijke vertrouwen dat jullie je toezegging dat ik mijn aandelen tegen een marktconforme prijs kan overdragen gestand doen en de voorwaarde dat de aandeelhoudersovereenkomst geen effect heeft op mijn terugtreden. De betrokken advocaten kunnen dat verder afstemmen.”
Dezelfde dag heeft [A] bij e-mail aan alle werknemers van Plantlab medegedeeld (met kopie aan [B] , [C] en [D] ) dat hij zijn medebestuurders heeft laten weten zijn “functie als CEO neer te leggen.”
2.15
Per 14 december 2014 is MAC in het handelsregister uitgeschreven als bestuurder van Plantlab en van STAK.
2.16
Bij e-mails van 15 januari 2015 heeft [B] , mede namens [D] , [C] , Cherry, FBB en Dune aan [A] geschreven:
“Wij verwijzen naar jouw e-mail van 14 december 2014 (…). Ten aanzien van de door jou genoemde voorwaarde: wij zullen aan het feit dat jij je functies binnen Plantlab per 14 december 2014 hebt neergelegd niet de gevolgen van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst verbinden, welk artikel, kort gezegd, bepaalt dat indien jij je functies neerlegt, jij je certificaten moet aanbieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen.
Voorts zijn wij – zoals eerder aangegeven – bereid te praten over een mogelijke overname van jouw certificaten tegen een redelijke, nader overeen te komen prijs. Wij zijn nu druk bezig om ons een beeld te vormen van de waarde van de onderneming en komen hier op terug.”
en
“(…) Voor de volledigheid berichten wij jou (…) hierbij dat wij jou en [MAC] per 14 december 2014 hebben uitgeschreven uit het handelsregister als bestuurder van respectievelijk [STAK] en [Plantlab].”
2.17
Plantlab heeft bij brief van 23 februari 2015 van haar advocaten [A] gesommeerd zich te houden aan zijn geheimhoudingsplicht en zich te onthouden van inbreuken op de IP-rechten van Plantlab en van concurrerende activiteiten.
3. De gronden van de beslissing
3.1
MAC c.s. hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Plantlab en dat onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Zij hebben daartoe aangevoerd dat [B] en [D] , zonder overleg met hun medebestuurders, de hiervoor bedoelde concept samenwerkingsovereenkomst (2.8) hebben uit onderhandeld en hun medebestuurders daarmee pas in oktober hebben geconfronteerd en ondanks bezwaren van de medebestuurders en vier andere MT-leden niet bereid waren de plannen op te schorten, dat in oktober 2014 een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen [A] enerzijds en [B] , [C] en [D] anderzijds waardoor de (rechtmatige) besluitvorming binnen Plantlab is lamgelegd, dat deze patstelling doorbroken moet worden en dat Dune ( [B] ), FBB ( [C] ) en Cherry ( [D] ), in strijd met de contractuele en de vennootschappelijke redelijkheid en billijkheid, hun bevoegdheden als statutair bestuurders van Plantlab misbruiken door enerzijds MAC en [A] als medebestuurder van Plantlab respectievelijk STAK uit te stoten en uit te schrijven en anderzijds, in strijd met hun toezeggingen, geen constructieve stap zetten om te komen tot uittreding van MAC c.s. uit Plantlab in onderling overleg.
3.2
Plantlab heeft gemotiveerd verweer gevoerd, bij welk verweer Dune c.s. zich ter terechtzitting hebben aangesloten. Het verweer houdt kort gezegd het volgende in:
- -
door de gang van zaken rond “het dossier China” is geen onwerkbare situatie ontstaan;
- -
[A] heeft zelf op 14 december 2014 al zijn functies binnen Plantlab neergelegd en MAC en [A] zijn dus terecht uitgeschreven als bestuurder van respectievelijk Plantlab en STAK;
- -
Dune, FBB en Cherry zijn niet akkoord gegaan met het uittredingsvoorstel van 25 november 2014, maar hebben wel verscheidene voorstellen gedaan om te komen tot een regeling met MAC c.s.;
- -
het geschil over de voorwaarden waarop MAC c.s. kunnen uittreden is vermogensrechtelijk van aard en hoort niet thuis in een enquêteprocedure;
- -
vanaf november 2014 is [A] doende met concurrerende activiteiten onder de naam Plenty50, waarbij hij gebruik maakt van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Plantlab en handelt in strijd met de geheimhoudingsverplichting in de certificaathouders-overeenkomst.
3.3
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
3.4
De gang van zaken rondom de concept samenwerkingsovereenkomst tussen Plantlab, Performance en [E] BV (zie 2.8) levert geen gegronde redenen op om aan een juist beleid te twijfelen. In juli 2014 is in het managementteam besproken dat Plantlab zich met [E] zou oriënteren op samenwerking met Chinese bedrijven met het oog op “technologie, ontwikkeling van LED verlichting” (zie 2.7). Duidelijk is dat in oktober 2014, mede naar aanleiding van de concept samenwerkingsovereenkomst met Performance en [E] BV, binnen het bestuur van Plantlab verschillend werd gedacht over de wenselijkheid van samenwerking met Performance en [E] – en in het verlengde daarvan met een of meer Chinese bedrijven – en over de vorm waarin en de voorwaarden waaronder eventuele samenwerking tot stand zou kunnen komen. [A] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij in verband daarmee op 30 oktober 2014 het vertrouwen in de overige bestuurders heeft opgezegd. Vervolgens heeft [A] op 10 november 2014 (zie 2.10) voorgesteld Plantlab aan een derde te verkopen, waarna de wegen van de vier certificaathouders zich kunnen scheiden. Het is enerzijds niet onbegrijpelijk dat [A] , die al op 26 juni 2014 te kennen had gegeven terughoudend te willen zijn met “toezeggingen en het wekken van verwachtingen” in contacten met [E] , vond dat in het bijzonder [B] en [D] te voortvarend opereerden in “het dossier China” en evenmin is onbegrijpelijk dat [F] en [A] vraagtekens plaatsten bij de concept samenwerkingsovereenkomst, maar anderzijds blijkt uit de stukken (e-mails van 6 en 19 mei en 26 juni 2014) dat [B] en [D] hun medebestuurders [C] en [A] in de gelegenheid hebben gesteld deel te nemen aan gesprekken met [E] en is gesteld noch gebleken is dat in “het dossier China” door de andere bestuurders onomkeerbare stappen zijn gezet, vooruitlopend op besluitvorming door het bestuur. Vergoeding van de reis- en verblijfkosten van [E] in verband met het bezoek aan China, waarover verschil van mening bestond tussen [A] enerzijds en [B] en [D] anderzijds, kan redelijkerwijs niet als een onomkeerbare stap (leidend tot een overeenkomst met Performance en/of [E] BV) worden beschouwd. Niet weersproken is dat [B] en [D] aan de hand van de concept samenwerkingsovereenkomst nader overleg wilden voeren binnen het bestuur (en het managementteam) over de voor- en nadelen van samenwerking met Performance en [E] BV en de voorwaarden waarop een eventuele samenwerking met die partijen en met bedrijven in China tot stand zou kunnen komen. De concept samenwerkingsovereenkomst houdt in dat Plantlab bij de aangaan daarvan wordt vertegenwoordigd door alle vier haar bestuurders. Ter zitting hebben Dune c.s. desgevraagd verklaard dat de concept samenwerkingsovereenkomst niet ondertekend is. Niet gezegd kan daarom worden dat de handelwijze van [B] , [C] en [D] in “het dossier China” reden geeft tot twijfel aan een onjuist beleid of een onjuiste gang van zaken.
3.5
Daargelaten waarom de samenwerking tussen [A] enerzijds en [B] , [C] en [D] anderzijds is spaak gelopen, constateert de Ondernemingskamer – met partijen – dat de onderlinge verstandhoudingen zijn verstoord en dat herstel van de samenwerking niet te verwachten is. Dit heeft echter niet geleid tot een patstelling binnen de organen van Plantlab, mede omdat [A] op 14 december 2014 “per direct zijn functies binnen Plantlab” (zie 2.14) heeft neergelegd.
3.6
Tussen partijen is niet in geschil dat MAC op 14 december 2014 is teruggetreden als bestuurder van Plantlab. MAC c.s. hebben hun stelling dat dit terugtreden slechts tijdelijk was niet aannemelijk gemaakt, maar hoe dit ook zij, voor zover MAC c.s. bezwaar hebben tegen de uitschrijving van MAC als bestuurder van Plantlab, is dat bezwaar ongegrond omdat MAC zelf haar functie van bestuurder van Plantlab heeft neergelegd. MAC c.s. maken er voorts bezwaar tegen dat [B] , [C] en [D] [A] hebben doen uitschrijven als bestuurder van STAK. De vraag of [A] met zijn e-mail van 14 december 2014 tevens ontslag heeft genomen als bestuurder van STAK behoort tot de competentie van de gewone civiele rechter. Het feit dat [B] , [C] en [D] die e-mail aldus hebben opgevat is geen gegronde reden om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Plantlab te twijfelen.
3.7
Voor zover MAC c.s. hebben aangevoerd dat zij na 14 december 2014 ten onrechte verstoken zijn gebleven van informatie over de gang van zaken binnen Plantlab, hebben zij, gelet op de gemotiveerde betwisting door Plantlab en Dune c.s., onvoldoende aangevoerd op welke concrete informatie zij doelen, dat zij verzocht hebben deze informatie aan hen te verstrekken en dat Plantlab geweigerd heeft die informatie te verstrekken.
3.8
Tussen partijen resteert een geschil over (a) de voorwaarden waaronder MAC de door haar gehouden certificaten kan overdragen aan de overige certificaathouders (met dien verstande dat Dune, FBB en Cherry reeds te kennen hebben gegeven zich niet op het standpunt te stellen dat MAC verplicht is haar certificaten aan te bieden tegen de intrinsieke waarde (zie 2.14)) en (b) de vraag of [A] jegens Plantlab en/of Dune, FBB en Cherry onrechtmatig en/of in strijd met de geheimhoudingsverplichting in de certificaathoudersovereenkomst handelt door concurrerende activiteiten. Met betrekking tot die geschillen is niet gebleken van feiten en omstandigheden die gegronde redenen opleveren voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Plantlab en voor het overige vallen zij buiten de bevoegdheid van de Ondernemingskamer.
3.9
Uit het bovenstaande volgt dat het verzoek van MAC c.s. zal worden afgewezen. De Ondernemingskamer zal MAC c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten aan de zijde van Plantlab en Dune c.s.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek af;
veroordeelt M.A.C. ID B.V. en [A] hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Plantlab Groep B.V., Dune Projects B.V., FBB Holding, B.V., Cherry Unlimited Holding B.V., L.P.J. [B] , [C] , [D] en Stichting Administratiekantoor Plantlab Groep gezamenlijk begroot op € 3.393;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 16 april 2015 door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 13 juli 2015.