Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen
Bijlage 5
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2015
- Bronpublicatie:
06-10-2015, Stcrt. 2015, 32771 (uitgifte: 07-10-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/183403)
- Inwerkingtreding
08-10-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-2015, Stcrt. 2015, 32771 (uitgifte: 07-10-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/183403)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
behorend bij artikel 9
§ 1. Definities
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
- a.
onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;
- b.
revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.
§ 2. Onderhoudsprogramma
Artikel 2
- 1.
De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.
- 2.
Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.
- 3.
Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.
- 4.
Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.
- 5.
Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.
- 6.
Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.
Artikel 3
- 1.
Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.
- 2.
Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.
§ 3. Uitvoering onderhoud
Artikel 4
- 1.
Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.
- 2.
Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.
- 3.
Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:
- a.
dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;
- b.
dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:
- 1°
geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel
- 2°
onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;
- c.
dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:
- 1°
de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en
- 2°
de werking van het RPAS juist is.
§ 4. Technische administratie luchtvaartuig
Artikel 5
- 1.
De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:
- a.
voortstuwingsinrichtingen;
- b.
luchtschroeven;
- c.
onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.
- 2.
In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:
- a.
het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;
- b.
de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en
- c.
het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.
- 3.
De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.
- 4.
De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.
- 5.
Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.
- 6.
Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.
Artikel 6
Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.
§ 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken
Artikel 7
- 1.
De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.
- 2.
Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:
- a.
voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;
- b.
te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;
- c.
te zorgen dat op verzoek van de minister:
- 1°
het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;
- 2°
de technische administratie wordt overgelegd.