Einde inhoudsopgave
Leidraad Invordering 2008
26.3.8 Speciale crediteuren en saneringsakkoord
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
25-07-2022, Stcrt. 2022, 19934 (uitgifte: 29-07-2022, regelingnummer: 2022-196575)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-07-2022, Stcrt. 2022, 19934 (uitgifte: 29-07-2022, regelingnummer: 2022-196575)
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
Een aantal crediteuren neemt een zodanige positie in dat zij niet noodzakelijkerwijs tot een akkoord hoeven toe te treden om (een deel van) de vordering die zij hebben, te kunnen innen. Tot die crediteuren behoren onder meer:
- —
Pandhouders, omdat het recht van voorrang van de pandhouder op het in pand gegeven goed boven het voorrecht van de fiscus gaat, staat het niet deelnemen van de pandhouder aan het akkoord niet aan een deelname daaraan door de ontvanger in de weg. Vanzelfsprekend zal in aanmerking moeten worden genomen dat het recht van voorrang van de pandhouder afhankelijk is van — en dus qua belang beperkt is tot — de waarde van het in pand gegeven goed. Voor het niet door pand gedekte gedeelte van zijn vordering kan de pandhouder slechts als concurrent schuldeiser worden aangemerkt. De bezitloos pandhouder wiens pandrecht betrekking heeft op een zaak als bedoeld in artikel 21, tweede lid, tweede volzin, van de wet is voor die zaak lager bevoorrecht dan de fiscus. Voor hem geldt het voorgaande dus niet.
- —
Leveranciers die de eigendom van de geleverde zaak hebben voorbehouden. Als een leverancier de eigendom van de geleverde zaak heeft voorbehouden, moet bij het bepalen van de grootte van zijn vordering rekening worden gehouden met dat eigendomsvoorbehoud. Het voorgaande is niet van toepassing als de ontvanger met toepassing van het bodemrecht beslag heeft gelegd op deze zaak. In dat geval moet integrale voldoening van de waarde van de bodemzaak worden geëist en voor het restant van de fiscale vordering (ten minste) het dubbele percentage.
- —
Cessionarissen, als sprake is van rechtsgeldige gecedeerde uit te betalen bedragen en de ontvanger heeft eveneens met de cessie ingestemd, dan wordt bij een akkoord de vordering van de crediteur/cessionaris in aanmerking genomen met inachtneming van de te verwachten uit te betalen bedragen. De hoogte van de vordering van de ontvanger wordt bepaald zonder rekening te houden met de te verwachten — maar rechtsgeldig gecedeerde — uit te betalen bedragen.
- —
Dwangcrediteuren. Onder ‘dwangcrediteuren’ worden in dit verband verstaan leveranciers die niet bereid zijn aan een akkoord mee te werken terwijl de onderneming zonder hen niet verder kan werken. Hiermee vergelijkbaar is de adviseur/boekhouder die de stukken moet produceren die voor de beoordeling van het aanbod nodig zijn. Bij de beoordeling van het akkoord houdt de ontvanger rekening met de volledige betaling van de vordering van de adviseur/boekhouder.
- –
Publieke schuldeisers, indien en voor zover die een vordering hebben op belastingschuldige waarop artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is en die daarom niet mag worden kwijtgescholden, tenzij die vordering vanwege het verwijtbaar handelen of nalaten van belastingschuldige is ontstaan of onbetaald gebleven.