HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40, NJ 2023/106 m.nt. Keijzer, rov. 2.5.
HR, 03-10-2023, nr. 21/05344
ECLI:NL:HR:2023:1347
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-10-2023
- Zaaknummer
21/05344
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1347, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑10‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:677
ECLI:NL:PHR:2023:677, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1347
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Medeplegen afpersing van voormalig lid van motorclub, art. 317.1 jo. 312.2 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklachten. HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Hof heeft uit bewijsvoering kunnen afleiden dat (i) aangever door geweld of bedreiging met geweld is gedwongen tot afgifte van zak hennep, (ii) sprake was van voltooide afpersing en (iii) er causaal verband was tussen handelen van verdachte en afgifte van zak hennep. Volgt verwerping. Samenhang met 21/05260, 21/05285, 21/05329, 21/05355 en 21/05369.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/05344
Datum 3 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021, nummer 21-002492-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van – kort gezegd – afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 8 tot en met 27.
3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2023.
Conclusie 11‑07‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen afpersing voormalig lid motorclub No Surrender. 1. Klacht over verenigbaarheid van uitspraak hof met de beslissing van het VN-mensenrechtencomité van 2 september 2022 in de zaak Jaddoe tegen Nederland. 2. Bewijsklachten. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. Samenhang met 21/05355; 21/05285; 21/05329; 21/05369; 21/05260.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/05344
Zitting 11 juli 2023
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 17 december 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens ‘afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot 45 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft voorts een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de periode gedurende welke de maatregel al van kracht is geweest, en daarbij bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/05355, 21/05285, 21/05329, 21/05369 en 21/05260. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel houdt in dat de veroordeling door het hof nadat de verdachte in eerste aanleg door de rechtbank was vrijgesproken heeft geleid tot een situatie die in strijd is met art. 14, vijfde lid, IVBPR. De steller van het middel wijst in dit verband op de beslissing van het VN-mensenrechtencomité van 2 september 2022 in de zaak Jaddoe tegen Nederland (CCPR/C/135/D/3256/2018). Hij meent, zo leid ik uit de toelichting af, ‘dat de veroordeling om die reden niet in stand kan blijven’. Uit die toelichting leid ik af dat de steller van het middel meent dat Uw Raad het arrest van het hof zou dienen te vernietigen waarna het hof het openbaar ministerie ‘alsnog niet-ontvankelijk zal moeten verklaren in het ingestelde hoger beroep’.
Het middel, in samenhang gelezen met de toelichting, bevat aldus een klacht die gericht is tegen een beslissing in het bestreden arrest. Deze klacht is evenwel kansloos. Aan de eisen van art. 14, vijfde lid, IVBPR zoals deze uit de door de steller van het middel genoemde zienswijze kunnen worden afgeleid, kan binnen de bestaande cassatieprocedure recht worden gedaan. Ik wijs er in dit verband op dat Uw Raad in deze zienswijze aanleiding heeft gevonden ‘om in zaken waarin in hoger beroep een veroordeling is gevolgd voor een feit waarvan de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken en in cassatie tevergeefs wordt geklaagd over de bewijsvoering van dat feit, het cassatieberoep vaker af te doen met een motivering die meer is toegesneden op de concrete zaak en wat is aangevoerd in (de toelichting op) het cassatiemiddel’.1.
6. Het middel faalt.
7. Het tweede middel bevat de klacht dat de bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen. Middel en toelichting bevatten een aantal deelklachten.
8. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘primair
hij in de periode van 7 en 8 november 2016 te [plaats] en te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een zak met hennep, toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn zoon en/of een vriend van zijn zoon, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s)
- een strijkijzer heeft klaargezet en
- die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft gestompt (met handschoenen met rubberen noppen erop aan) en geschopt met geschoeide voet en/of geprobeerd heeft die [slachtoffer] in zijn kruis te trappen (met geschoeide voet) en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dal ze zijn vrouw ook nog wel klein zouden krijgen en
- het strijkijzer heeft getoond en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze de No Surrender tatoeage met het strijkijzer weg zouden branden en
- die [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met de dood, als er geen geld zou komen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dal hij geld moest betalen en dat ze wisten waar hij woonde en/of dat ze zijn vingers af zouden knippen en
- die [slachtoffer] een handdoek in zijn mond heeft gepropt en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen mee te rijden in een busje naar een plek nabij de Papiermolen.’
9. De bewezenverklaring steunt in het bijzonder op de volgende onderdelen van de bewijsmotivering (met weglating van voetnoten):
‘3.2. Feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de verklaring van [slachtoffer]
Aanloop:
Uit de verklaring die [slachtoffer] op 21 november 2016 ten overstaan van de politie heeft afgelegd, blijkt dat hij op zaterdag 5 november 2016 in [plaats] bij [medeverdachte 1] thuis is geweest en dat hij daar de nacht heeft doorgebracht. [medeverdachte 1] had gevraagd of hij de dag daarna, op zondag, weer kwam ‘chillen’. Dit ging niet door, waarna [medeverdachte 1] vroeg of hij dan op maandag kwam. [slachtoffer] stemde daarmee in en is op maandag 7 november 2016 om 20:45 uur bij [medeverdachte 1] thuis in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] aangekomen.
Mishandeling:
[slachtoffer] heeft in zijn eerste verklaring op 9 november 2016 verklaard dat nadat hij op 7 november 2016 bij [medeverdachte 1] in de woning kwam, hij even met haar heeft gepraat en wat te drinken kreeg. [slachtoffer] : “En toen in één keer ging de deur open, en toen zag ik in één keer de kop van Audino (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ), zag ik zo recht op mij af komen (...). Voordat ik het door had, kreeg ik petsen en klappen en toen werd er gedreigd dat ze mijn tatoeage zouden eraf branden met een strijkijzer daar, die stond al klaar. (...) Het bloed van mij zat tegen de muur omhoog. Heb ik zelf nog af moeten halen.” Over [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] verklaard dat zij erbij was. Het leek dat ze schrok, maar daarna ging ze ook op [slachtoffer] lopen foeteren: “En ze zei ook toen ze zo kanker was op mij ‘ja en dat wijf van jou is ook niet klaar met mij, die maak ik ook nog wel klein”. Enne ze wou me een volle trap in mijn zak geven, dus die heb ik gefaked dat ik die kreeg”.
[slachtoffer] moest van [medeverdachte 1] van de bank af en op de grond gaan zitten. [medeverdachte 1] wilde hem in zijn kruis trappen, maar omdat hij zijn hand ervoor hield, trapte ze keihard tegen zijn hand aan. Naar aanleiding van de opmerking van verbalisanten dat [slachtoffer] eerst had aangegeven dat hij had ‘gefaked’ dat hij die trap kreeg, heeft [slachtoffer] verklaard: “Dus wel in mijn noten, alleen ja, ja, toen heb ik daarna een spelletje lopen spelen van echt echt dat het raak was, want ik denk: anders ga ik er nog één achteraan krijgen”. Hieruit leidt het hof af dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] wel heeft geraakt, maar dat dit door de afweerbeweging tegen zijn hand was.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem sloeg terwijl hij motorhandschoenen aan had, met plastic doppen op de knokkels. [slachtoffer] : “En hij heeft op mijn hoofd lopen stampen”. Hij riep daarbij “kankermongool”, en “wat lieg je nou”, “ik maak je dood”. Hij ging maar door. Hij riep ook “wakker blijven!”, omdat [slachtoffer] steeds bijna wegviel.
Later in zijn verklaring op 9 november 2016 heeft [slachtoffer] nog wat zaken omtrent de mishandeling verduidelijkt: na binnenkomst begon [medeverdachte 2] gelijk te slaan, vol op het gezicht. De anderen ( [slachtoffer] noemt dan [medeverdachte 3] en later op 16 november 2016 telefonisch [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) en op 18 november 2016 [medeverdachte 5] ) begonnen tegelijkertijd te meppen. [slachtoffer] geeft aan dat hij in elkaar is geklapt en dat hij toen op zijn ribben en hoofd werd getrapt en zich de hele tijd moest afweren. Hij voelde het bloed uit zijn oren druppen. [medeverdachte 2] zei daarbij dat hij “doekoe” moest hebben.
Geld regelen:
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachten geld van hem eisten. [slachtoffer] : “Toen moest ik uh... geld gaan regelen. Ze wouden 5.000 euro hebben”. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij daarom [betrokkene 1] , een vriend van zijn zoon heeft gebeld (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ). Er is meerdere keren contact met [betrokkene 1] geweest. De eerste keer dat [slachtoffer] met [betrokkene 1] belde was nog in de woning van [medeverdachte 1] . Na het bellen gingen de mannen en [medeverdachte 1] met elkaar overleggen aan de tafel.
Van [plaats] naar de Papiermolen:
Na de mishandeling werd [slachtoffer] naar eigen zeggen naar buiten begeleid. Hij zegt daarover: “ [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) was er toen. [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), nee [verdachte] zat in de bus, er was nog een donkere jongen bij. [medeverdachte 3] (fon) was erbij. Ik weet het niet, [medeverdachte 3] . (...) [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] . (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ). (…)”
[slachtoffer] moest plaatsnemen in een werkbus. Dit was een donkergekleurde Transporter. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt er naast de bus ook een auto van de woning van [medeverdachte 1] naar de Papiermolen is gereden. Volgens [slachtoffer] stapten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] of [medeverdachte 3] (het hof begrijpt wederom: [medeverdachte 3] ) in een Renault. Later verklaart hij dat dit [medeverdachte 4] was die met [medeverdachte 2] in de Renault stapte en dat [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ) in de VW Transporter zat. In ieder geval waren [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de Papiermolen aanwezig.
Papiermolen:
Eenmaal aangekomen bij de Papiermolen te Groningen, moest [slachtoffer] meelopen. [slachtoffer] : “En toen met [verdachte] liep ik daar, [verdachte] (fon) liep ik daar. En die ene securityboy, die nieuwe, die ik niet ken. En.... Toen kwam uh, kwam uh, me zoon eraan rijen, samen met die jongen. (...) toen is mijn zoon uitgestapt. En die heeft gezegd ‘wat is er allemaal aan de hand?” En die is uh, toen is [verdachte] erheen gelopen. En zei “er moet geld komen”. Toen had mijn zoon hem een zak gegeven. En uh.. Toen werd er gezegd “er moet nog meer komen, er moet nog meer komen”. Toen werd er al gezegd “dat lukt niet”. Toen werd er gezegd “morgen komen we bij je huis langs en dan halen we meer op”. Toen heb ik gezegd “ik doe mijn best”.”
[slachtoffer] geeft in eerste instantie aan niet te weten wat er door zijn zoon in de zak is overhandigd: geld of hennep. In een latere verklaring geeft [slachtoffer] te kennen dat hem later is gebleken dat het hennep is geweest.
Van Papiermolen naar Glimmen:
Nadat de zak was overhandigd is [slachtoffer] weer de bus ingegaan. [slachtoffer] heeft over dat moment verklaard: “Nou, ik ging die bus in, [medeverdachte 2] die kwam bij die, bij die, bij die deur staan, [verdachte] zat naast mij en waar [verdachte] zat daar stond [medeverdachte 2] buiten de bus. En [medeverdachte 2] zei tegen, toen kneep ik hem echt, toen zei die tegen [verdachte] “jij maakt het [slachtoffer] wel even hartstikke goed duidelijk hè?” zei die ‘jij regelt het verder allemaal” en uh, toen werd die deur, toen zei [verdachte] “ja ja is goed”. Toen werd die deur dicht gedaan, en toen zijn, toen zijn we gaan rijen.”
[slachtoffer] : “Toen uh staat me bij dat we ergens bij Vinkhuizen (fon) zijn geweest, (...) Denk ik, en uiteindelijk daar bij uh Glimmer, Glimmen, Glimmer (het hof begrijpt: Glimmen), nou daar bij, waar ik die paddenstoel, daar heb ik, daar moest ik mij uitkleden van [verdachte] . Maar toen wouden ze, hij wou dat ik alles uit deed, maar ik ben gaan lopen, ik had mijn broek al uit, ik had mijn schoenen uit, had mijn trui uit. Had mijn t-shirt nog aan en mijn onderbroek nog aan, en mijn sokken en ben ik gaan lopen. Toen zeiden ze “die kant oplopen en niet om kijken”. Toen ben ik gaan kijken of ik huizen kon vinden, toen heb ik aangebeld bij uh... Bij een huis waar licht was. Vervolgens is de politie en ambulance gekomen (...).”
In het ziekenhuis is bij [slachtoffer] een hersenschudding geconstateerd, een gebroken neus, een forse bloeduitstorting in zijn aangezicht, een gescheurde oorschelp en gekneusde borstkas. Tevens was sprake van een scheur in het trommelvlies.
Rechter-commissaris
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] op 14 december 2017 in lijn met zijn verklaring bij de politie verklaard en gepersisteerd bij de gestelde betrokkenheid van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . De mannen kwamen ongeveer een kwartiertje à twintig minuten nadat [slachtoffer] bij [medeverdachte 1] was gekomen en wat te drinken had gekregen. [slachtoffer] heeft sommige onderdelen uit eerdere verklaringen gecorrigeerd en verduidelijkt. Over de betrokken personen heeft hij verklaard dat hij ze allemaal kende van No Surrender. Bij de mishandeling sloeg [medeverdachte 4] vanaf rechts en [medeverdachte 2] vanaf links. [medeverdachte 3] stopte op een bepaald moment. [slachtoffer] : “ [medeverdachte 2] bleef maar doorgaan. Hij trapte tegen mijn hoofd. Bloed liep uit mijn oren, neus en mond. Hij zei “ik maak je dood”. Ze bleven maar doorgaan als of ik een stuiterbal was of zo. Ik word nu enorm boos. Ik werd door iedereen geslagen, behalve [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] bleef doorgaan toen de anderen stopten. [medeverdachte 2] ging 5 minuten zitten, ik denk dat hij moe was en daarna stond hij op en ging mij weer slaan met die handschoen aan. Hij probeerde mijn kop kapot te trappen. Dat is wel drie à vier keer gebeurd. Bloed van mij spatte op de muur. [medeverdachte 1] zei [slachtoffer] ga op de grond zitten. Alles komt er onder te zitten. Mijn meubels en alles gaat kapot. Ik moest het bloed met een handdoek van de muur halen. (...) Ik ben op de grond gaan zitten en iemand kwam achter mij staan en trok een handdoek over mijn gezicht en deed die in mijn mond. Met die handdoek moest ik het bloed weghalen (...).”
[slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zowel [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) als [medeverdachte 2] tegen hem zeiden dat hij geld moest regelen. Ze schreeuwden dat. Volgens [slachtoffer] hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] ook gedreigd om zijn tatoeage eraf te branden en dat ze zijn vingers eraf wilden knippen. [slachtoffer] : “ [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] zeiden tegen mij dat als ik mijn tatoeage niet voor vrijdag weg zou halen dat ze het dan zouden wegbranden en dat ze mijn vingers eraf zouden knippen als ik niet zou betalen.” Deze verklaring over het wegbranden van de tatoeage voor vrijdag strookt met hetgeen [slachtoffer] in zijn eerste verklaring op 9 november 2016 tegenover de politie heeft gezegd.
Voorts is van belang hetgeen [slachtoffer] op 20 maart 2018 bij de rechter-commissaris heeft verklaard: “U vraagt of ik wist waar ik heen ging toen ik in de bus zat. We zouden naar de Papiermolen gaan. Dat hoorde ik van [medeverdachte 4] en van [medeverdachte 2] toen we richting de bus liepen. (...) U vraagt naar de rol van [medeverdachte 4] bij de Papiermolen, waar [medeverdachte 4] was toen ik daar aankwam. Dat weet ik niet meer. (.. .) U vraagt hoe ik dan wel weet dat hij erbij was. Het hele clubje was samen op de parkeerplaats. U vraagt hoe het kan dat ik dit wel weet. Bepaalde stukken kan ik terug halen en bepaalde stukken kan ik niet terug halen. Het kan zijn dat als ik morgen deze vraag weer moet beantwoorden, dat ik dan het ene niet meer weet en het andere weer wel. U vraagt mij of ik meer kan vertellen, wat ik weet van de rol van [medeverdachte 4] bij de Papiermolen. Ik weet van hem heel weinig meer, hij was er wel bij. Hij was erbij in het huis, hij heeft mij daar geslagen. Hij was er ook bij de Papiermolen. Ik zag hem vooruit lopen en dat is wat ik nog weet.”
Met betrekking tot het gebeuren op 8 november 2016:
In de verklaring van 20 maart 2018 bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard over de dag na de mishandeling, toen hij uit het ziekenhuis werd ontslagen. [slachtoffer] : “Ik heb voor de eerste keer met de politie gesproken nadat ik in elkaar getrapt was door [medeverdachte 2] . Dit was de ochtend daarna, voor het ziekenhuis. Dit gesprek duurde ongeveer 10 seconden. Hij vroeg of ik wilde praten. Ik zei tegen die politieman dat hij op moest rotten, omdat er mensen van No Surrender stonden te posten. De agent zei dat hij een kaartje had gegeven aan mijn vriendin. Als ik wilde praten moest ik dat nummer bellen. U vraagt wanneer ik dat nummer voor het eerst heb gebeld. ik heb dat nummer gebeld toen [verdachte] bij mij aan de deur stond om geld te eisen en mij af te persen en mij te bedreigen. Als ik niet zou betalen, zouden mijn vingers worden afgeknipt. Hij zei ook dat ik mijn tatoeage voor vrijdag moest verwijderen, anders zou het worden weggebrand. Ik zou maar moeten gaan werken als een mannelijke hoer als ik het geld niet voor elkaar zou krijgen.” (...) “U vraagt wie de deur open heeft gedaan toen [verdachte] de volgende dag bij mij aan de deur kwam. Ik heb de deur open gedaan, [verdachte] stond bij het hek. De afstand tussen de deur en het hek is een metertje of vier. Ik kon hem via het keukenraam zien staan. Ik ben naar het hek toegelopen. Mijn jongste en mijn oudste zoon zijn met mij meegelopen naar het hek toe en stonden er bij.
Betrokkenen:
Vanaf zijn eerste verklaring heeft [slachtoffer] stellig verklaard over de aanwezigheid van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de woning van [medeverdachte 1] verklaard, en [verdachte] buiten bij de bus. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat toen hij uit de woning van [medeverdachte 1] kwam, [verdachte] uit de bus kwam zetten. Daarvoor had hij [verdachte] nog niet gezien. [verdachte] was er niet bij in de woning.
In een latere verklaring, op 21 november 2016, heeft [slachtoffer] ook de namen van [medeverdachte 5] , van wie de bus was, en [medeverdachte 4] genoemd. Zij waren volgens hem ook bij de mishandeling betrokken en waren ook aanwezig bij de Papiermolen. [slachtoffer] heeft verklaard dat deze namen terugkwamen toen hij helder van geest begon te worden. Het beeld van [medeverdachte 2] vervaagde op den duur en toen kwamen er ook gezichten bij de andere posturen die hij zag. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] kent hij van No Surrender, aldus [slachtoffer] .
Dat [slachtoffer] zich meer kon herinneren, had hij een paar dagen vóór 21 november 2016, al aan verbalisant 97006 doorgebeld. In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2016 relateert verbalisant daarover: “Hij vertelde mij dat hij zich een andere naam kon herinneren van een van de mannen die hem hadden ontvoerd en afgeperst. Hij noemde de naam [medeverdachte 4] . Hij had deze naam diverse malen gehoord in de conversaties tussen de verdachten onderling ten tijde van het plegen van de feiten. [slachtoffer] gaf aan zich te herinneren dat genoemde [medeverdachte 4] woonde aan de [b-straat] in [plaats] . Hij wist niet het juiste perceelnummer. Hij vertelde dat [medeverdachte 4] woonde in het zesde of zevende huis aan de zijde waar men de straat in kan rijden. De voordeur van de woning zou vernield zijn en er zou een grote barst in de voordeurruit zitten. Bij onderzoek in de geautomatiseerde systemen van de politie eenheid Noord Nederland bleek in de [b-straat 1] te wonen [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1988. Deze man zou [medeverdachte 4] genoemd worden. In een mutatie werd aangetroffen dat bij [medeverdachte 4] zijn woning, de voordeur was vernield en er een grote barst in zijn voordeurruit zat. Uit de systemen blijkt dat [medeverdachte 4] lid is van motorclub No Surrender, in de functie van sergeant of arms.
Blijkens een proces-verbaal van 18 november 2016 nam [slachtoffer] die dag opnieuw telefonisch contact op met verbalisant 97006. Verbalisant 97006: “Hij vertelde dat de film van wat hem was overkomen constant in zijn hoofd draaide. Hij zei dat hij steeds helderder kon denken. Hij vertelde dat hij in de aangifte die van hem was opgenomen, hij gesproken had over een gezette, wat dikkere man. Hij vertelde dat hij zich nu herinnerde dat deze man [medeverdachte 5] genaamd is.”
Alle mannen zoals [slachtoffer] die blijkens het voorgaande heeft genoemd en die hij kent, zijn door hem op foto’s herkend:
- de door hem genoemde [medeverdachte 2] (foto 13) betreft [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1981;
- de door hem genoemde [medeverdachte 3] (foto 14) betreft [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 1984;
- de door hem genoemde [medeverdachte 4] (foto 3) betreft [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1988;
- de door hem genoemde [medeverdachte 5] (foto 9) betreft [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] 1990;
- de door hem genoemde [verdachte] (foto 6) betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985.
Samenvatting
Samengevat komen de gebeurtenissen zoals die volgens [slachtoffer] in de avond en nacht van 7 op 8 november 2016 hebben plaatsgevonden, erop neer dat [slachtoffer] op uitnodiging van [medeverdachte 1] naar de woning van [medeverdachte 1] is gekomen. Enige tijd daarna is hij door 5 of 6 mannen, waaronder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , belaagd en zwaar mishandeld. De mishandeling heeft tussen 22:00 uur en 22:15 uur plaatsgevonden. Door de mishandeling en dreigingen is [slachtoffer] onder druk gezet om geld te regelen, hetgeen hem ertoe heeft gebracht [betrokkene 1] te bellen. Buiten de woning van [medeverdachte 1] stond op dat moment verdachte. [slachtoffer] is vervolgens vervoerd naar de Papiermolen. Hij zat in een VW Transporter en er reed ook een Renault Megane mee. Bij de Papiermolen waren in ieder geval [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig. Bij die Papiermolen is door [slachtoffer] zijn zoon een zak met inhoud, vermoedelijk hennep, aan de belagers overhandigd. Vervolgens moest hij opnieuw in de bus plaatsnemen, is hij naar een bos in Glimmen meegenomen, alwaar hij uit de bus is gezet en werd gedwongen zich uit te kleden. In gewonde toestand heeft hij uiteindelijk bij een woning aangebeld en is hij door een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. De dag erna, op 8 november 2016 is hij thuis door verdachte bezocht, alwaar onder dreiging van geweld om meer geld werd gevraagd.
Zoals hiervoor reeds uiteen gezet, acht het hof de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het hof stelt op grond daarvan vast dat alle verdachten die thans in het onderzoek Turgon terecht staan ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [verdachte] ), op enigerlei wijze bij de door hem gestelde gebeurtenissen betrokken zijn geweest.
Het hof gebruikt daarvoor het volgende steunbewijs.
3.3.
Steunbewijs
Verklaring verdachte:
Verdachte heeft op 12 december 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat hij met iemand wiens naam hij niet wil noemen, bij [slachtoffer] aan de deur is geweest in verband met een schuld.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft op 13 november 2016 tegenover de politie bevestigd dat [slachtoffer] op 7 november 2016 bij haar thuis was. Hij kwam ergens tussen 20:30 uur en 21:00 uur. Ze zaten in de woonkamer toen er opeens 5 mannen in de kamer stonden. Dat was ongeveer een uur later.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 5] :
[medeverdachte 5] heeft op 15 november verklaard dat hij een blauwe Volkswagen Transporter op zijn naam heeft staan en dat hij de bus sinds drie weken heeft. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] over een nieuwe, donkergekleurde Transporter.
Forensische sporen
Op 10 november 2016 zijn in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] een paar zwarte handschoenen aangetroffen en veiliggesteld. Op de handschoenen werden bloedsporen aangetroffen die zijn voorzien van SIN AAJP4706NL. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat de bloedsporen met SIN codes AAJP4706NL #01 en #02 (bemonstering van bloed op de buitenzijde van de rugzijde van de linkerhandschoen en een bemonstering van bloed op de buitenzijde van de palmzijde van de rechterhandschoen) gelinkt worden aan het DNA-profiel van [slachtoffer] . De zogenoemde matchkans daarbij is kleiner dan één op één miljard. Ten aanzien van de SIN code AAJP4706NL#03 (bemonstering met bloed van de binnenzijde van de linkerhandschoen), geldt dat een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen is aangetroffen. Er is een afgeleid DNA-hoofdprofiel vastgesteld dat met een matchkans van één op één miljard kan worden gelinkt aan verdachte [medeverdachte 2] . Ten slotte is ten aanzien van de SIN code AAJP4706NL#04 (een bemonstering met bloed van de binnenzijde van de rechterhandschoen) een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen, waarvan minimaal één man. Er is een afgeleid DNA-hoofdprofiel vastgesteld dat eveneens met een matchkans van één of één miljard gelinkt kan worden aan verdachte [medeverdachte 2] .
In de woning van [medeverdachte 1] zijn op 10 november 2016 ook bloedsporen aangetroffen op het bankstel (welke bemonstering werd voorzien van SIN AAJP4707NL) en op de muren achter de hoekbank, ter hoogte van de verste hoek. Dat betroffen zeer kleine bloedspatten die waarschijnlijk deel uit hadden gemaakt van grotere bloedspatpatronen. Eén van de bloedspatten werd bemonsterd als SIN AAJP4708NL. Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat ten aanzien van de bemonstering SIN AAJP4708NL#01 (bemonstering met bloed lange zijde binnenmuur) een DNA-profiel van een man is aangetroffen dat gelinkt kan worden aan [slachtoffer] . De matchkans is wederom één op één miljard.
Blijkens een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 13 december 2016 is op 19 november 2016 sporenonderzoek verricht aan de VW Transporter met kenteken [kenteken] . Op de zitting van de achterbank van de VW Transporter is een bemonstering met bloed afgenomen (SIN code AAJP4713NL#01). Blijkens een deskundigenrapport van het NFI is ten aanzien van deze bemonstering een DNA-mengprofiel vastgesteld van minimaal vijf personen, waarvan minimaal één man, te weten [slachtoffer] , en minimaal vier andere personen.
Uit het NFI-rapport d.d. 24 oktober 2017 blijkt voorts dat het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 3] matcht met het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de zojuist genoemde bemonstering AAJP4713NL#01. Dit betekent dat deze bemonstering naast celmateriaal van [slachtoffer] celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [medeverdachte 3] . De bemonstering bevat daarnaast celmateriaal van minimaal drie andere personen.
Verklaring getuige [betrokkene 2] :
[betrokkene 2] is op 21 november 2016 en 13 december 2016 gehoord door de politie en heeft bij die gelegenheden verklaard dat hij op 7 november 2016 tussen 23:00 uur en 23:30 uur bij de Papiermolen in Groningen is geweest, samen met [betrokkene 1] (door hem aanvankelijk ‘ [betrokkene 1] ’ genoemd). Volgens [betrokkene 2] werd hij die avond omstreeks 22:30 uur door [betrokkene 1] werd gebeld, die hem vroeg om mee te gaan. [betrokkene 2] is daarop naar [betrokkene 1] zijn huis gegaan en is daarna met hem meegereden naar Groningen. Dat was om ongeveer 22:45 uur. Onderweg kregen ze te horen dat ze naar de Papiermolen moesten. Bij de Papiermolen zag [betrokkene 2] zijn vader staan, met twee mannen. [betrokkene 2] : “Stapte ik uit, ik liep dus hierheen, hier liep een andere jongen heen en hier stond nog een andere man bij m'n vader, om voor te zorgen dat hij niet weg kon. (...) En de man hier, waarvan ik de naam ook weet, die eh ... begon met mij te praten. Die vroeg dus inderdaad "Heb je wat we nodig hebben?" Ik liep weer terug naar de auto, pakte het uit de auto, gaf het aan hem en ik liep toen met hun eerst mee om m'n vader te kunnen zien. (...) Dat is iets dat ik niet meer zal vergeten. Toen kreeg ik de schrik van m'n leven, een beeld wat ik ook niet meer vergeet, letterlijk. Hij is gewoon gemarteld.” [betrokkene 2] verklaart over hoe hij zijn vader zag staan; “Wankelend. Beduusd. Niet meer helder. Bloed over de hele rechterkant van z’n gezicht”.
[betrokkene 2] verklaart verder: “Man 1 is de persoon waaraan ik de plastic zak heb overhandigd, met inhoud.” Op de vraag of hij ook een naam weet, antwoordt [betrokkene 2] : “ [verdachte] ”. Volgens [betrokkene 2] lid van de club. Dat weet hij omdat hij ook wel eens met een hesje aan heeft gezien. Over persoon 2 zegt [betrokkene 2] : “Hij is kaal”. En hij heet [medeverdachte 5] . Ook [medeverdachte 5] heeft hij wel eens met een hesje van No Surrender gezien. Later in deze verklaring begint [betrokkene 2] over de naam [medeverdachte 5] te twijfelen, maar op 13 december zegt hij toch 100% zeker te weten dat de man [medeverdachte 5] heet.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij nadat hij de tas had overhandigd, aan de mannen vroeg of hij zijn vader mee mocht nemen. Dat mocht niet. Ze zeiden dat hij geld moest betalen vanwege de bad stand. Pas de volgende dag zag [betrokkene 2] zijn vader terug.
Over die volgende dag heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij erbij was toen zijn vader werd ontslagen uit het ziekenhuis. [betrokkene 2] : “Ja, dat die ontslagen werd was ik bij. En we stonden buiten, we werden in de gaten gehouden door één van de club. Ik weet ook precies hoe die d'r uit zag. (...) Wij stonden, als je letterlijk met je rug naar de ingang van het UMCG staat, stond 'ie links. Niet bij het glas, maar letterlijk bij de hoek van de muur en daar stond 'ie dan tegen aan te leunen, sigaretje te roken, hield 'ie ons in de gaten. Toen ik zijn kant op keek, keek 'ie steeds weg, toen we in de taxi stapte liep die weg. (...) Ik weet dat hij ons in de gaten hield. Want toen we aankwamen bij m'n vader thuis, nog geen 30 seconden later stond [verdachte] voor de deur. (...) Die kwam even verhaal halen. Uitleggen dat m'n vader een week de tijd had om te betalen, anders was 'ie dood. Hij zei niet letterlijk dat 'ie dan dood ging, hij zei gewoon: Je weet wat er dan gaat gebeuren, dan is het twee keer bad stand, daarna ben je dood.” Hij vertelde dat [slachtoffer] een week had om te betalen. Het ging om € 5.000,-. [betrokkene 2] : “En toen had ik dus gezegd van oké, maar als ik nou vanavond 1100 euro kan regelen, contant, kun je me dan meer tijd geven dat ik je dan later weer wat ga geven? Over een paar maand. Toen zei die: Ja, dat is goed. Zei die, maak ik met jou de afspraak en toen heb ik de hand geschud met hem.(...) Ik zou hem dus die avond om 8 uur, 1100 euro hebben gegeven, dat was de afspraak.” Tijdens het gesprek met ‘ [verdachte] ’ stonden ze in de voortuin, hij stond nog op de straat aan de andere kant van het hekje, aldus [betrokkene 2] .
Over de inhoud van de plastic zak heeft [betrokkene 2] verklaard dat er volgens hem hennep in zat, maar dat hij het niet zelf heeft gezien. Hij heeft wel gezien dat het werd ingepakt. Het ging om toppen hennep, wiet.
Op 13 december 2016 is [betrokkene 2] opnieuw gehoord en heeft toen de door hem beschreven personen op foto’s aangewezen. Hij heeft de door hem genoemde [medeverdachte 5] op foto ‘subject 1 ’ herkend als zijnde [medeverdachte 5] . Over deze persoon heeft [betrokkene 2] verteld dat hij wel eens bij zijn vader thuis was geweest, “vaak genoeg met een hesje aan”. Een hesje van No Surrender. Hij was degene die op de bewuste avond zijn vader meetrok: “Mijn vader die wist niet waar die heen moest en toen pakte die hem direct bij de mouwen en dan sleept die m'n vader gewoon mee.”
De andere persoon waarover [betrokkene 2] heeft verklaard, is door hem herkend op foto ‘subject 3’ als [verdachte] : “Die jongen heb ik al vaker bij m'n vader over de vloer gezien, ook al zoals eerder aangeven, sowieso één keer met hesje van No Surrender. Want hij is diegene waarmee ik toen die .. waar ik toen dat eh ... die plastictas aan heb moeten geven. Ik heb aan [verdachte] toen die plastic tas gegeven. (...) Waar hij woont, weet ik niet precies maar wel in de buurt van [plaats] , daar heb ik 'm altijd gezien en hij heeft ook heel veel geluk gehad voor het hek toen de volgende ochtend, dat mijn vader ontslagen was uit het ziekenhuis.(...) Die kwam nog eventjes verhaal halen, [verdachte] kwam nog even verhaal halen. Bij m’n vader voor het huis, zeggen dat die geld moest betalen. En hij heeft gezegd dat het zeker 'bad stand' is.” Dit was op de dag dat zijn vader het ziekenhuis werd ontslagen, aldus [betrokkene 2] . Verderop verduidelijkt [betrokkene 2] dat hij niet zeker weet of deze persoon nu [verdachte] of [verdachte] heet, maar dat hij met die namen op dezelfde persoon doelt, dus [verdachte] .
Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht het hof de verklaring van [betrokkene 2] geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het betreft een concrete en gedetailleerde verklaring, die steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat [betrokkene 2] in zijn verklaring eerlijk heeft aangegeven dat hij twijfelt over de naam [medeverdachte 5] , is een omstandigheid die bij het hof juist een authentieke, oprechte indruk wekt. Dit maakt het bovendien onaannemelijk dat hij door zijn vader of anderen is beïnvloed, zoals de verdediging heeft geopperd. Ook anderszins ziet het hof geen aanleiding aan de verklaring van [betrokkene 2] te twijfelen.
Verklaring getuige [betrokkene 1] :
Op 28 november 2016 is [betrokkene 1] als getuige gehoord. Hij heeft bevestigd dat hij op 7 november 2016 is gebeld door de vader van [betrokkene 2] , waarna hij [betrokkene 2] heeft gebeld en samen met hem naar een locatie in Groningen is gereden.
Verklaring getuige [betrokkene 3] :
[betrokkene 3] heeft op 19 december 2017 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte 2] (het hof begrijpt [medeverdachte 2] ) de toenmalige vriend van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) was. Volgens [betrokkene 3] heeft [medeverdachte 1] haar op 6 november 2016 verteld dat [slachtoffer] bij haar thuis zou komen en dat hij mishandeld zou worden: “ [medeverdachte 1] heeft tegen mij gezegd dat [slachtoffer] daar zou komen en dat hij mishandeld zou worden. Dat zou zondag plaatsvinden, maar uiteindelijk vond dat maandag plaats. Ik heb dit van [medeverdachte 1] bij haar thuis gehoord. Ik was daar op de avond van 6 november 2016. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik toen tegen [medeverdachte 1] heb gezegd dat “dit problemen zou gaan opleveren en dat zij er niet mee weg konden komen als zij iemand zouden mishandelen”. Dat heb ik toen inderdaad gezegd tegen [medeverdachte 1] . U vraagt of [medeverdachte 1] namen heeft genoemd van personen die de mishandeling zouden uitvoeren. [medeverdachte 1] heeft geen namen van personen genoemd. Wel heeft zij No Surrender genoemd. U vraagt of [medeverdachte 1] heeft gezegd hoe [slachtoffer] mishandeld zou worden. Nee, niet hoe. Zij heeft wel een aantal dingen genoemd, o.a. het strijkijzer. De tattoos zouden van zijn arm worden afgebrand met het strijkijzer. Er zijn wel andere dingen gezegd, maar dat van het strijkijzer is het enige wat mij is bijgebleven.”
Dat [betrokkene 3] die dag inderdaad bij [medeverdachte 1] thuis is geweest, vindt bevestiging in het feit dat haar telefoon op 6 november 2016 rond 18:40 uur, met het wachtwoord van [medeverdachte 1] , contact heeft gemaakt met de modem in de woning van [medeverdachte 1] . Dat er contact is geweest tussen [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] wordt tevens ondersteund door het Whatsappgesprek tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , waaruit ook kan worden afgeleid dat het plan aanvankelijk was om [slachtoffer] op 6 november 2016 al te grazen te nemen, en daarnaast het (latere) Whatsappgesprek met [betrokkene 5] , waarin zij op 7 november 2016 om 14:34 uur vraagt of ze nog iets gehoord heeft over gisteren. [betrokkene 3] antwoordt daarop: “Ja vanavond nu, want hij was in slaap gevallen ofzo”. Dit bericht sluit aan op het bericht van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] op 6 november 2016 om 01:11 uur dat hij in slaap was gevallen en morgen komt, als ook bij de verklaring van [slachtoffer] dat [medeverdachte 1] hem aanvankelijk vroeg om op 6 november 2016 te komen, maar hij niet is geweest.
Uit het voorgaande blijkt dat [betrokkene 3] op 7 november 216 om 14:34 uur over informatie beschikte, waarvan de juistheid wordt bevestigd door het bericht dat [medeverdachte 1] op 6 november 2016 om 01:11 uur aan [medeverdachte 2] had gestuurd. Nu de verklaring van [betrokkene 3] op verschillende punten wordt ondersteund, en het hof ook overigens geen aanleiding ziet, te twijfelen aan haar verklaring, gaat het hof uit van de juistheid van die verklaring.
Opgenomen gesprekken:
Het hof overweegt voorts dat de aangifte van [slachtoffer] en de door hem gestelde betrokkenheid van verdachten, steun vindt in opgenomen OVC-gesprekken.
Zo is er op 10 november 2016 een gesprek opgenomen in het clubhuis van No Surrender inhoudende:
Gesprek van 10 november 2016:
(…) NN: Die rooie [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ), die heb een BS (het hof begrijpt: een bad standing) gekregen, die heeft hem gehad, nu. Die hebben we eindelijk te pakken gehad. Die was heel lang onderweg. Die hebben we afgelopen dinsdag, hebben we die heel goed te grazen gehad.
NN: Die ligt helemaal in diggelen, die is helemaal in z'n nakie bij ‘t flikkerbos d’r uit gegooid. Naar huis laten lopen.
[betrokkene 6] : Hef klap 'n had
NN: Ja, heel, heel, heel veel klappen heeft hij gehad. Die is helemaal total... die is echt heel erg (ntv). We zouden dus, z'n rug gaan doen, maar [verdachte] is een paar keer heen geweest, maar zelfs z'n vrouw en kinderen zijn nou uit/in huis.
H: Mooi laten zitten.
NN: deze was perfect ook, dinsdag. Zat in een huis, had ons nooit verwacht, (ntv) huissleutel, (ntv) Hij lag te slapen op de bank, (ntv) handschoenen aan
− NN2: Wakker worden
- NN: Hallo, wakker worden (ntv) achter in de bus gegooid. Ja, was mooi.
Blijkens een proces-verbaal van stemherkenning d.d. 24 februari 2017 betreft dit een gesprek tussen [betrokkene 7] en twee andere personen, die in de schriftelijke verslaglegging van dit gesprek worden aangeduid met NN en NN2. Naar aanleiding van het afluisteren van bovengenoemde geluidsopname, herkenden verbalisanten de stem die in dit uitgewerkte gesprek van 10 november 2016 werd aangeduid als NN, als de stem van [medeverdachte 4] was.
Voorts houdt het rapport van het NFI d.d. 16 maart 2018 in: “De bevindingen van het vergelijkend spraakonderzoek dat heeft plaatsgevonden tussen aan verdachte (hof: [medeverdachte 4] ) toegekende delen uit het OVC-gesprek, onder meer de zin: “Die heb ee die die heb een b die heb een B.S. gekregen”, (opmerking hof: zoals dat hiervoor is vermeld) en verhoren van verdachte door de politie. Conclusie: De bevindingen van het onderzoek ten aanzien van het overgelegde onderzoeksmateriaal zijn waarschijnlijker onder de hypothese dat het betwiste materiaal is geproduceerd door verdachte [medeverdachte 4] dan onder de hypothese dat het betwiste materiaal is geproduceerd door een andere mannelijke spreker met een vergelijkbare taalachtergrond dan verdachte [medeverdachte 4] .
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat op grond van het voorgaande met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid is vast te stellen dat de persoon die de voor het bewijs gebezigde passages uitspreekt, verdachte [medeverdachte 4] is. In dit kader is van belang dat een aantal van de door de deskundige genoemde specifieke, identificerende aspecten juist die onderdelen betreffen die voor de bewijsvoering relevant zijn, zoals de geconstateerde redelijk hoge mate van niet-vloeiende spraak, die onder meer tijdens de opnames terugkomt in passages als “Die heb ee die die heb een b die heb een B.S. gekregen”.
Vervolgens is nog een ander gesprek van belang, te weten een gesprek tussen [medeverdachte 2] (aangeduid als [medeverdachte 2] ) en [betrokkene 8] (aangeduid als [betrokkene 8] ), dat op 13 januari 2017 in de PI de Marwei te Leeuwarden is opgenomen. Hierin wordt onder andere besproken:
(…)
[betrokkene 8] : Nee.. dat is gewoon kloten. (Onverstaanbare zin). (Lacht). Dus alleen Ferrie en [medeverdachte 5] moeten doen. Dat ga ik dan regelen.
[medeverdachte 2] : (Onverstaanbaar woordje) advocaat. Ferrie, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] zaten in die bus.
[betrokkene 8] : [medeverdachte 3] moet ook....
[medeverdachte 2] : Ze moeten slikken broer, ze moeten...
[betrokkene 8] : Om de rest vrijuit te krijgen.
[medeverdachte 2] : Ja, ze moeten slikken.
[betrokkene 8] : Ik ga kijken of dat kan.
[medeverdachte 2] : Ja.
[betrokkene 8] : Ik zal kijken of dat mogelijk is ik snap het wel.
[medeverdachte 2] : Want dat zei ik toen gelijk al, ik zeg jullie hebben deze fout gemaakt dus jullie moeten zoek het maar uit.
(…)
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 5] had wel zijn hele bus schoongemaakt.
Ten slotte is het op 29 maart 2017 in de PI opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 3] en zijn moeder van belang, waarvan de advocaten-generaal terecht hebben opgemerkt dat uit de context kan worden afgeleid dat het over [medeverdachte 2] gaat. Dit gesprek houdt in:
“(…)
00:15:00
(…)
[betrokkene 9]: Denk jij dat?
[medeverdachte 3]: Nou jah weet je ik heb zoiets van. hoezo moeten wij gaan slikken weet je.
[betrokkene 9]: Huhum.
[medeverdachte 3]: Waarom moeten wij gaan slikken, alle bewijs die leidt direct naar hem toe. Weet je dus d'r is bewijs van. .
[betrokkene 9]: Hij was jah haantje de voorste.
[medeverdachte 3]: Hij had handschoenen ..
[betrokkene 9]: Ja.
[medeverdachte 3]: Hij heeft handschoenen aangehad ...
[betrokkene 9]: Hm.
[medeverdachte 3]: .. met van die rubberen noppen ...
[betrokkene 9]: Ja.
[medeverdachte 3]: .. . eh daar is bloed van [slachtoffer] op gevonden en zijn DNA is in die handschoen gevonden.
(…)
Overig bewijs:
De auto van [slachtoffer] is door de politie voor de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen. De auto is weggesleept, waarover door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] telefonisch is gesproken. Ook dit telefoongesprek komt hieronder nog aan de orde.
De kleding van [slachtoffer] is in de buurt van de woning waar hij heeft aangeklopt, aangetroffen. Ook dit strookt met zijn aangifte.
Voorts is van belang dat getuige [betrokkene 10], de toenmalige vriendin van [medeverdachte 2] , heeft bevestigd dat [medeverdachte 2] in een Renault Megane rijdt, die op naam staat van [medeverdachte 4] . [betrokkene 10]: “Ik weet dat [medeverdachte 2] de auto eigenlijk altijd gebruikt. [medeverdachte 4] is een maat van [medeverdachte 2] , hij kent hem van No Surrender”. De auto wordt op 7 november 2016 bij de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen en [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de Renault inderdaad van hem is. Eén van de auto’s die volgens [slachtoffer] bij het ten laste gelegde feit is gebruikt, betreft een Renault.
Ten slotte acht het hof met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer] omtrent het vervolg op 8 november 2016 het volgende van belang. Uit observatie door de politie is gebleken dat er op 8 november 2016 om 20:40 uur en 21:15 uur twee mannen bij de woning van [slachtoffer] stonden. Er werd naar binnengekeken en hard op het raam geklopt. De mannen maakten gebruik van een VW-busje met kenteken [kenteken] . Deze auto werd om 21:25 uur gecontroleerd door de politie. Op dat moment zaten in de auto: [medeverdachte 5] (bestuurder), [medeverdachte 3] (bijrijder) en verdachte (op de achterbank).
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verklaring van [slachtoffer] over wat hem op 7 en 8 november 2016 is overkomen, van begin tot eind op verschillende punten bevestiging vindt in het dossier.
Historische verkeers- en locatiegegevens
Wat het bewijs naar het oordeel van het hof rond maakt, zijn de telefoongegevens die gedurende het onderzoek Turgon zijn verzameld. Het betreffen historische verkeersgegevens en locatiegegevens van zowel [slachtoffer] - die stroken met zijn verklaring omtrent de verschillende locaties - als van verdachten en andere betrokkenen. In samenhang bezien met de andere, hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, kan op grond hiervan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] en de betrokkenheid van verschillende verdachten in het onderzoek Turgon worden vastgesteld.
Ten aanzien van het verweer dat in meerdere zaken is gevoerd, inhoudende dat telefoons van verdachten ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde waren uitgeleend/verloren/vergeten, zodat de aanwezigheid/betrokkenheid van bepaalde verdachten op een bepaalde plek niet uit die gegevens kan worden afgeleid, geldt dat het hof die verklaringen simpelweg niet gelooft. De verklaringen daarover zijn onlogisch en vinden geen steun in het dossier. Deze verklaringen worden daarom als onaannemelijk terzijde geschoven. In de specifieke zaken waarin die verweren worden gevoerd, zal het hof daar concreter op ingaan, maar dit is de kern. Het hof benadrukt hierbij dat de gegevens als steunbewijs gelden voor de verklaring van [slachtoffer] , en dat ze in samenhang moeten worden bezien met het overige, hiervoor aangehaalde bewijs. Het is derhalve niet zo dat de aanwezigheid van verdachten op bepaalde plekken enkel op telefoongegevens wordt gebaseerd, want daarvoor zijn de gegevens onvoldoende specifiek.
Het hof wijst in dit verband op het NFI rapport van deskundige Schramp over de nauwkeurigheid en interpretatie van de historische verkeersgegevens. Uit het rapport blijkt, dat de maximale (best mogelijke) nauwkeurigheid van de locatiebepaling met behulp van historische verkeersgegevens gelijk is aan het bij het basisstation behorende celgebied. Met behulp van de geregistreerde CELL-ID’s op een bepaald tijdstip is het mogelijk om te bepalen dat een mobiele telefoon zich op dat moment binnen het celgebied van het basisstation bevindt. De wijze waarop de politie de verkeersgegevens heeft geïnterpreteerd, is dan ook juist te noemen.
Voorts blijkt uit dit rapport dat de vraag welk basisstation aangestraald wordt, van veel factoren afhankelijk is: het netwerk, de generatie, maar ook de exacte positie en/of oriëntatie van het toestel. Lokale omstandigheden zoals reflectie of afscherming kunnen er ook voor zorgen dat een bepaald basisstation wel of niet wordt aangestraald. Door lokale omstandigheden (bijvoorbeeld) door het gebruik van verschillende netwerkaanbieders of van verschillende generaties netwerken, is het dus mogelijk dat twee telefoons die verondersteld worden bij elkaar te zijn, toch twee verschillende basisstations verbinden. Dit weerlegt het verweer van de verdediging dat het feit dat verschillende basisstations worden aangestraald, zou betekenen dat deze gebruikers zich (dus) niet op dezelfde plek bevinden.
Ook de stelling dat het aanstralen van twee verschillende basisstations binnen korte tijd betekent dat de verdachte zich verplaatst, is een stelling die blijkens voornoemd rapport niet opgaat. Deskundige Schramp relateert immers dat het aanstralen van twee basisstations binnen 6 minuten zowel verklaard dan worden door verplaatsing als door een stationair scenario.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2016 is de koppeling tussen telefoonnummers en de verschillende personen beschreven. Daaruit blijkt dat:
[telefoonnummer 1] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 2] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 3] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 5]
[telefoonnummer 4] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 5]
[telefoonnummer 5] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 6] in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 1]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 7] is aan verdachte [medeverdachte 3] toegeschreven.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] is aan verdachte [medeverdachte 4] toegeschreven.
Tevens zijn de historische verkeersgegevens van de aangever [slachtoffer] bij deze analyse betrokken. Hij maakte ten tijde van het gepleegde strafbare feit gebruik van het telefoonnummer: [telefoonnummer 9].
Van verdachte [verdachte] bevat het dossier geen telefoongegevens.
Het hof zal hierna telkens de laatste 4 cijfers van het telefoonnummer aanhalen, met daarachter de naam van de verdachte aan wie dat nummer wordt toegeschreven.
De veiliggestelde gegevens houden, voor zover hier van belang het volgende in:
6 november 2016:
01:11:56: ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ): Hij vertelde wat dingen, hij heeft auto en 4000eu maar lang niet zoveel bij zich. Die 200/300. die ie mee heeft kan k wel pakke misschien f wachten beter z
01:11:56: ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ): eg maar mijn schatje ... Wat jij wil. Kk mongool haha bah schat.
Uit de context van het bericht, in samenhang met de berichten die in de avond van 6 november 2016 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verzonden, en de berichten tussen [betrokkene 11] en [medeverdachte 1] , leidt het hof af dat [medeverdachte 1] het in voornoemde berichten van 01:11:56 uur over [slachtoffer] heeft. Er wordt over een auto en geld gesproken, maar dat hij kennelijk niet zoveel bij zich heeft. Uit de laatste zin lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] de 200/300 (naar het hof aanneemt: euro) die hij mee heeft, misschien wel kan pakken. Dit is een aanwijzing dat [medeverdachte 1] wel degelijk wist - en ook zelf dat opzet had - dat [slachtoffer] geld of goederen van waarde afhandig moest worden gemaakt.
In de avond van 6 november 2016 stuurt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] :
21:26:35: ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ): Hij is er nog niet schatje.
22:49:16: ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ): Hij bericht me hij was in slaap gevallen hij komt morgen die kk mongool dan weet je dat lief xx in de avond zeg k tegen hem
Deze berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevestigen de verklaring van [slachtoffer] en [betrokkene 3] dat het aanvankelijk de bedoeling was dat [slachtoffer] op 6 november 2016 zou komen.
Ook met [betrokkene 11] heeft [medeverdachte 1] in de nacht van 5 op 6 november 2016 telefonisch contact gehad over [slachtoffer] . Dit blijkt uit het feit dat zij in de gesprekken met [betrokkene 11] - een vriend van haar - spreekt over iemand die bij haar is en ‘morgenavond’ weer komt. [betrokkene 11] maakt naar eigen zeggen gebruik van telefoonnummer 06-[telefoonnummer 10] en [medeverdachte 1] van 06-[telefoonnummer 6]. De berichten tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 11] luiden onder andere:
00:24:00 UTC+0100 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Gaat nog fucking lang duren zeker tot die gap weg is
00:36:28 ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Nee mop heb k geen zin in ook echt maar a komt zometeen wel haha k pak zowieso wat snuif van hem af zo hahaha
00:36:58 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Beter kom je wel fuck die bud
0:44:23 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Zou ik ook doen maar duurt nog lang voordat die komt zeker?
0:44:36 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Ja maar hij gaat telkens tegen mij zeuren
0:44:42 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Bel me zo dan dat ik moet komen
0:55:05 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Doe k dit is mijn huis he schat hij is niks van mij A komt over niet te ang word leuk x
1:17:01 UTC+01:00 ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Kom er so aan
1:47:00 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Is die al Gone
2:10:27 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Nee maar als jij komt gaat ie k heb snuif uan hem ben aan verpakken. Kom aub trek hem niet alleen haha
2:17:49 UTC+01:00...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Vind die vast niet chill
2:20:34 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Nah ik weet het niet ga denk ik nu pil eten
2:20:39 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Heb dan geen zin aan gezeur
2:22:55 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): En dan wat hahaha k pak zo wat geld en dan klaar hahaha
2:25:08 UTC+01:00 (Network) ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Nee jong hij wil met je slapen
2:25:15 UTC+01:00 (Network) ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Dan haat die mij
2:25:41 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Hij heeft ook pil gehad geen gezeur mop dam sla k hem haha
2:35:42 UTC+01:00 (Network) ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Heb je veel spul?
2:44:27 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Ja genoeg hij slaapt zowieso niet hier...a maakt hem dood hahaha
(...)
3:08:31 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Kom jij gewoon dan... Hij is een pussy hier is bier smuif wiet haha
5:01:22 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Irritante gast man
5:01:28 UTC+01:00 ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]) bericht uit naar ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ): Kan slecht tegen
5:31:43 ( [medeverdachte 1] ) bericht uit naar ...[telefoonnummer 10] ([betrokkene 11]): Ja hij moet weg bah echt morgen komt ie weer dan is klaar dat moet j Zien
(…)
Ook in dit gesprek met [betrokkene 11] spreekt [medeverdachte 1] over het pakken van geld, over dat hij (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) morgen (het hof begrijpt: 6 november 2016) weer komt en dat het dan “klaar is”.
Uit de al eerder aangehaalde verklaring van [betrokkene 3] blijkt dat zij [medeverdachte 1] op 6 november 2016 in de avonduren heeft bezocht. Het hof verwijst in dit kader naar hetgeen hiervoor bij de verklaring van getuige [betrokkene 3] is opgemerkt.
Uiteindelijk is [slachtoffer] op maandag 7 november 2016 (weer) bij [medeverdachte 1] op bezoek gekomen. De relevante telefoongegevens in dat verband zijn:
7 november 2016:
18:12:03: ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ) straalt mast met CELL-ID aan, [zendmast 1], deze mast geeft dekking op de plaats delict (het hof begrijpt: de [a-straat 1] te [plaats] ), inkomende gesprek met ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ), 1018 sec (…)
19:55:22: Locatiedata Samsung Galaxy [medeverdachte 3] via bevraging bij database Google periode (…), geolocatie [plaats] nabij woning [medeverdachte 3] aan de [c-straat 1] aldaar (…).
20:17:01: ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) straat CELL-ID aan, [zendmast 2]. Dit betreft een spraakcontact tussen ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) en ..[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ). Deze CELL-ID geeft dekking aan het verblijfsadres van [medeverdachte 3] (…).
20:48-20:56: ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) verplaatst zich op 07-11-16 van CELL-ID’s in Groningen (18:12 uur tot en met 19:58 uur) via CELL-ID’s in Westerbroek, Foxhol, Bedum, Stedum, naar een CELL-ID aan de Tjarierweg te Uithuizermeeden (20:48 uur tot en met 20:56 uur) (…).
21:03:16: ...[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 4] ) ontvangt spraakbericht van ...[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ): Yo [medeverdachte 4], euh.. [medeverdachte 5] komt je zo ophalen ja dan rij ik door naar Vink. Ik wacht op jou in Vink (…)
21:12:44: ...[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 4] ) zendt bericht naar ...[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ): Check (…)
21:13:12: ...[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) spraakbericht naar ...[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 4] ): Hij is d’r al dan weet je dat. Check mij even, check mij even, check mij even, check mij even [medeverdachte 4] (…)
21:13:20: ...[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) spraakbericht naar ...[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 4] ): Hij wacht op ons hè mà (…)
21:13:48: ...[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 4] ) spraakbericht naar ...[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ): Dikke vette check (…)
21:15:49: [medeverdachte 4]: Jij pikt me op? (…)
21:16:11: [medeverdachte 5]: Yes. (…)
21:17:55: [medeverdachte 4]: Yes yes yes yessaa. (…)
21:22:35: [medeverdachte 4]: Hoever bin je dan of rijd je net weg? (…)
21:29:21: [medeverdachte 5]: 5 min bij je. (…)
21:29:34: [medeverdachte 4]: Check. (…).
21:33:26: [medeverdachte 5]: Bn er (…).
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 4] net na 21:30 uur is opgehaald door [medeverdachte 5] , in - zo neemt het hof aan - zijn VW Transporter en dat hij rond 22:00 uur samen met [medeverdachte 5] het dekkingsgebied van de woning van [plaats] is binnengegaan. Dat er geen telefoongegevens van [medeverdachte 4] zelf beschikbaar zijn die dit bevestigen, doet daaraan niet af en is ook niet in strijd met het feit dat de historische printgegevens van de telefoons van [medeverdachte 4] op de avond van 7 november 2016 geen communicatie laten zien. Dit is niet in strijd met elkaar, nu op historische printgegevens geen Whats-appberichten te zien zijn. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd leidt bij het hof niet tot twijfel dat [medeverdachte 4] de persoon is met wie [medeverdachte 2] voorgaande berichten heeft uitgewisseld. Het hof wijst in dit kader op de genoemde de namen ‘[medeverdachte 4]’, ‘ [medeverdachte 4] ’, maar ook de naam van [medeverdachte 5] , hetgeen past in het geheel van bewijsmiddelen. Zijn aanwezigheid en betrokkenheid blijken bovendien óók uit het hiervoor gehaalde OVC-gesprek in het clubhuis.
Ten aanzien van [medeverdachte 3] neemt het hof op grond van de gegevens aan dat hij om 19:55 uur nog thuis was, waarna hij zich heeft verplaatst vanaf het dekkingsgebied van zijn woning in [plaats] richting [plaats] , alwaar hij zich van 22:00 uur tot 22:15 uur - in welke periode [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte 1] is mishandeld - heeft bevonden.
Ook [medeverdachte 5] heeft locaties in [plaats] aangestraald, gedurende de periode 22:07 uur tot en met 22:39 uur. Dit was gedurende de periode dat de telefoon van [slachtoffer] ook in dit gebied was en rond het tijdstip waarop de mishandeling moet hebben plaatsgevonden.
Aanstralen [plaats] :
21:58:19: Locatiedata Samsung Galaxy [medeverdachte 3] geolocatie Hoornsedijk (…)
21:58:39: Locatiedata Samsung Galaxy [medeverdachte 3] geolocatie T.W.S. Mansholtstraat (…)
22:00:06 t/m 22:15:58: Locatiedata Samsung Galaxy [medeverdachte 3] geolocatie [plaats] (…)
22:02:59: mast CELL-ID aanstralen [zendmast 3] door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), datasessie (…)
22:07:38: mast CELL-ID aanstralen Palderseweg te Lieveren door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), datasessie (…)
22:28:52: mast CELL-ID aanstralen Sportlaan 6 te Vries door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), datasessie (…).
Het hof acht aannemelijk dat de mishandeling tussen 22:00 uur en 22:13 uur heeft plaatsgevonden. Dit strookt met de verklaring van [slachtoffer] over zijn komst in de woning van [medeverdachte 1] en de tijd waarop zijn belagers zouden zijn gekomen. Voorts klopt dit met de hier aangehaalde gegevens en het feit dat [slachtoffer] om 22:13 uur voor het eerst naar [betrokkene 1] heeft gebeld. Dit was naar zijn zeggen om geld te regelen. Dit eerste telefoontje aan [betrokkene 1] vond volgens [slachtoffer] nog plaats bij [medeverdachte 1] thuis:
22:13:30: ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ) belt voor het eerst met ...[telefoonnummer 11] ( [betrokkene 1] ) (…)
22:30:03: ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ) wordt gebeld door ...[telefoonnummer 11] ( [betrokkene 1] ) (…).
22:35:05: mast CELL-ID aanstralen [zendmast 3] door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), datasessie (…).
22:39:47: ... [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ) belt uit naar ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ), duur 15 sec, beiden onder aanstralen van [zendmast 3] (…).
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachten in ieder geval tot 22:30 uur in of bij de woning van [medeverdachte 1] zijn gebleven. Zowel [medeverdachte 5] als [medeverdachte 3] waren hier. Uit het feit dat zij elkaar om 22:39 uur hebben gebeld, leidt het hof af dat zij zich toen niet meer bij elkaar bevonden en kennelijk onderweg waren naar de Papiermolen. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , verspreid over de VW Transporter van [medeverdachte 5] en de Renault van [medeverdachte 2] , naar de Papiermolen zijn gereden. Wie precies waar zat, acht het hof voor het bewijs niet relevant, noch roept de onzekerheid daarover twijfels op bij de waardering van het bewijs als geheel. Dat er van verdachte [verdachte] geen telefoongevens beschikbaar zijn die het voorgaande bevestigen, doet aan het voorgaande niet af. Het hof acht de verklaring van [slachtoffer] , die al vanaf het begin over de aanwezigheid van [verdachte] heeft verklaard, in samenhang met de verklaring van en herkenning door [betrokkene 2] voldoende om de betrokkenheid van [verdachte] vast te stellen.
Het Facebook-contact dat [medeverdachte 1] om 22:49 uur met [betrokkene 12] had, bevestigt dat het incident (op die locatie) toen tot een einde was gekomen. Zij stuurt [betrokkene 12]: ‘“ik moet wat lozen maarkan niet dikke drama hier maar kan nieg vertellen op ffbook’ (…).
Om 22:50 uur belt [medeverdachte 1] vervolgens met [betrokkene 11] met de vraag of hij komt chillen. Zelf heeft [betrokkene 11] hier later over verklaard dat hij vermoedt dat ze een alibi wilde hebben.
Uit raadpleging van Google blijkt dat de route van de [a-straat 1] te [plaats] naar de Papiermolen te Groningen bij normale snelheid tussen de 16 en 18 minuten bedraagt, afhankelijk van de gekozen route.
Aanstralen Papiermolen:
22.48.41
uur: [telefoonnummer 12] (op basis van het proces-verbaal van bevindingen d.d 10 januari 2017 (…) begrijpt het hof dat bedoeld wordt [telefoonnummer 12], het telefoonnummer van [betrokkene 13]) belt in op ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ). Er vindt geen gesprek plaats. ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ) straalt een CELL-ID aan de Snelliusstraat 91 te Groningen, in de directe omgeving van de Papiermolenlaan 3 te Groningen (…).
22.49.24 - 23.09.49
uur heeft ...[telefoonnummer 11] ( [betrokkene 1] ) 9 keer contact proberen te krijgen met [telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ).
23.00.02: contact van 55 seconden tussen ...[telefoonnummer 11] ( [betrokkene 1] ) en ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ). ...[telefoonnummer 9] ( [slachtoffer] ) straalt dan een CELL-ID aan de Vondellaan 77 te Groningen aan, die dekking geeft aan de Papiermolenlaan 3 te Groningen. (…)
23:01:06: mast CELL-ID aanstralen Expositielaan 7 te Groningen ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) ingebeld door ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ), deze CELL-ID geeft dekking op PD bij de Papiermolen, 28 sec (…)
23:07:36: mast CELL-ID aanstralen Hereweg 120 te Groningen, ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) ingebeld door ...[telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 1] ), deze CELL-ID geeft dekking op de PD bij de Papiermolen, 59 sec (…)
23:12:11: ...[telefoonnummer 13] ( [medeverdachte 3] ) Whatsapp belcontact uit naar ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] , gesprek gemist) (…)
23:19:38: mast CELL-ID aanstralen Waterloolaan 1 te Groningen, ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ) belt uit naar ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) (…). Deze CELL-ID geeft dekking op de plaats delict bij de Papiermolen.
23:19:37: CELL-ID KPN ...[telefoonnummer 14] mast locatie Stationsplein 7 te Groningen
23:21:08: mast CELL-ID aanstralen Waterloolaan 1 te Groningen door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), datasessie (…).
Uit voorgaande gegevens leidt het hof af dat de verdachten omstreeks 22:48 uur met [slachtoffer] bij de Papiermolen in Groningen zijn gearriveerd. Hij heeft daar tot 23:10 uur een mast aangestraald. Daar waar in [plaats] geen mastgegevens van [medeverdachte 2] bekend waren, heeft de telefoon met het nummer dat aan hem wordt toegeschreven in de buurt van de Papiermolen wel CELL-ID’s aangestraald van 23:01 uur tot en met 23:07 uur. Het hof ziet hierin voldoende bevestiging voor de verklaring van [slachtoffer] dat ook [medeverdachte 2] daar aanwezig was. Dat [betrokkene 2] niet over de aanwezigheid van [medeverdachte 2] bij de Papiermolen heeft verklaard, maakt dat niet anders. Ook de gestelde aanwezigheid van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] wordt bevestigd door de telefoongegevens. Met betrekking tot het verweer dat [medeverdachte 3] enkel een mast aanstraalde die theoretisch dekking gaf aan die locatie, merkt het hof op dat een nadere netwerkmeting door de politie heeft aangetoond dat de dichtstbijzijnde locatie waar de telefoon van [medeverdachte 3] zich heeft bevonden een locatie was op loopafstand van De Papiermolen (23:19:37 uur).
De aanwezigheid van verdachte bij de Papiermolen blijkt weliswaar niet uit mastgegevens, maar wel uit zowel de verklaring van [slachtoffer] als van diens zoon [betrokkene 2] . Voor [medeverdachte 4] geldt dat zijn aanwezigheid bij de Papiermolen slechts blijkt uit de verklaring van [slachtoffer] . Nu de verklaring van [slachtoffer] op vele, essentiële onderdelen steun vindt in het dossier, en hij zijn verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris heeft herhaald en geconcretiseerd (“Ik zag hem vooruit lopen en dat is wat ik nog weet.”) gaat het hof ook ten aanzien van dit onderdeel uit van de juistheid van zijn verklaring. Ook hier betrekt het hof voornoemd OVC-gesprek in het clubhuis bij.
Na de overdracht van de tas met inhoud bij de Papiermolen aan [verdachte] , zijn enkele van de verdachten met [slachtoffer] naar Glimmen gereden:
7 november 2016
23:28:40: mast CELL-ID aanstraling Goudlaan 305-551 te Groningen, ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) wordt gebeld door ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ), 01:29 (…)
23:28:41: mast CELL-ID aanstralen Aquamarijnstraat 3-145 te Groningen, ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ) belt uit naar ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ), 15 sec (…)
23:48:28: mast CELL-ID aanstralen Safierstraat 2 te Groningen, ...[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 5] ) belt uit naar ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ), 0 seconden (gemist gesprek) (…)
8 november 2016:
00:01:08: mast CELL-ID aanstralen aan de Magnusstraat 91 te Groningen, ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) ingebeld door ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) (…)
00:14:21: ... .[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) belt uit naar nummer in gebruik bij [betrokkene 8] en straalt dan een CELL-ID aan in Stedum (…)
00:21:19: Locatiedata Samsung Galaxy [medeverdachte 3] geolocatje Glimmen, tussen Meentweg 22 en locatie aantreffen kleding (…).
De melding van zware mishandeling/ontvoering van [slachtoffer] door de bewoners van het huis waar hij heeft aangebeld, is om 00:29 uur bij de politie binnengekomen.
00:32:53:: mast CELL-ID aanstralen Rijksweg West 51 te Westerbroek, ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) belt uit naar ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ), 3 sec (…)
00:34:25: ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) belt uit naar …[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ), 15 sec (…)
Om 00:39 uur was de politie bij melders ter plaatse aan de Meentweg in Glimmen.
00:14:21: ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) belt naar...[telefoonnummer 15] (…)
00:34:19 uur: ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) belt naar ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) (…)
01:03:27 uur: ...[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 3] ) straalt een CELL-ID in Stedum aan (…).
10:00:37: (UTC+1) toestel [medeverdachte 3] (Samsung Galaxy S4), inkomend gesprek van ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ), 0 sec (…)
10:01:10: (UTC+1) toestel [medeverdachte 3] (Samsung Galaxy S4), inkomende gesprek van ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ), 49 sec (…)
10:23:36: (UTC + 1) toestel [medeverdachte 3] (Samsung Galaxy S4), inkomend gesprek van ...[telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ), 33 sec (…),
11:07:58: (UTC+1) toestel [medeverdachte 3] (Samsung Galaxy S4) heeft een locatie gelogd, die na bevraging bij Google, gelegen is in de omgeving van [plaats], in welk gebied de woning van [medeverdachte 3] valt (…)
11:08:00: (UTC+1) toestel [medeverdachte 3] (Samsung Galaxy S4 ) heeft een locatie gelogd, die na bevraging bij Google, die gelegen is in de omgeving van [plaats], in wel gebied de woning van [medeverdachte 3] valt (…).
Ten slotte acht het hof het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 10 november 2016 (11:41:54 uur, (…)) relevant, inhoudende:
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 2]: ik denk dat die kanker hond de boel heeft vernaggelt man
[medeverdachte 1]: Ja, ik weet het niet het hoeft niet perse. Het kan ook zo zijn dat die gewoon die dinges heeft laten wegslepen hier. Dat hij gezegd heeft dat hij de sleutel kwijt was ofzo
[medeverdachte 2]: Ja maar waarom moet die ehhhh ... die anderen mensen..
[medeverdachte 1]: Ja, dat vraag ik mij dan ook af inderdaad. Het zou eigenlijk ... (niet te verstaan) niet kunnen.
[medeverdachte 2]: Nee, maarjij hebt het gewoon gezien?
[medeverdachte 1]: Ik heb het gezien, ik zat gewoon hier in mijn huisjoh...(niet te verstaan) ik zag ( niet te verstaan)
die zwaailampjes van die sleep ding en daarna zag ik hoppa twee anderen.. uitstappen, zaklampje erbij.
3.4
Conclusie t.a.v. het primair ten laste gelegde
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] volgens een vooropgezet plan in de woning van [medeverdachte 1] is mishandeld door (in ieder geval) [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , en dat [verdachte] ondertussen buiten stond te wachten. [medeverdachte 1] heeft een belangrijke rol gespeeld in het voortraject en het ter beschikking stellen van haar woning en is zowel fysiek als verbaal gewelddadig geweest. Na de mishandeling in de woning zijn verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , verspreid over de VW Transporter van [medeverdachte 5] en de Renault van [medeverdachte 2] , naar de Papiermolen gereden.
Het gezamenlijke doel van de verdachten was om [slachtoffer] geld of iets anders van waarde afhandig te maken, hetgeen ook daadwerkelijk is gelukt. Bij de Papiermolen is door de zoon van [slachtoffer] immers een tas met inhoud van waarde (vermoedelijk hennep) overhandigd. Daarmee is sprake van een voltooide afpersing in vereniging, zoals primair is ten laste gelegd. Het hof ziet hetgeen na de overdracht van de tas met inhoud is gebeurd, het vervoer naar Glimmen, waar in ieder geval [medeverdachte 5] en [verdachte] bij aanwezig zijn geweest en alwaar [slachtoffer] uit de bus is gezet, en het gebeuren de volgende dag bij zijn huis toen er onder dreiging door verdachte om meer geld werd gevraagd, in hetzelfde verband. Het hof ziet dit niet als een nieuwe (poging tot) afpersing zoals subsidiair ten laste gelegd, maar als verlengde van hetgeen in [plaats] en bij de Papiermolen is gebeurd. Het betreft één feitencomplex.
Dat het een vooropgezet plan was om [slachtoffer] af te persen, kan worden afgeleid uit de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 11] en de verklaring van [betrokkene 3] . Bovendien blijkt uit het hiervoor overwogene dat verdachten met elkaar hebben afgesproken, dat er vervoer is geregeld/er mensen werden opgehaald, waarna er bij de woning van [medeverdachte 1] werd verzameld. Er was sprake van een gezamenlijk doel: het betalen van geld of goederen van waarde in het kader van een ‘bad standing’. De verdachten hebben gedurende de hele avond onderling contact gehouden en hebben de volgende dag in hun opzet gepersisteerd door [slachtoffer] opnieuw op te zoeken en waarbij [verdachte] gevraagd heeft om (meer) geld, hetgeen vergezeld ging van bedreigingen.
Hoewel de rol van elk van voornoemde personen anders is, en niet iedereen op elk moment fysiek aanwezig is geweest, kunnen zij alle vijf als medeplegers worden aangemerkt. Zoals overwogen is het hof van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat zij met een gezamenlijk opzet hebben gehandeld: het opzet om [slachtoffer] met geweld en bedreiging met geweld geld of goederen van waarde af te nemen. Zij hebben daartoe bewust en nauw met elkaar samengewerkt. Dat geldt ook ten aanzien van [medeverdachte 1] en verdachte, ook al is [medeverdachte 1] niet bij het gebeuren bij de Papiermolen (en het vervolg daarop) aanwezig geweest, en verdachte niet bij de mishandeling in de woning. Het hof is van oordeel dat de bewijsmiddelen uitwijzen dat het niet anders kan zijn dan dat allen van het gehele plan op de hoogte zijn geweest. Elk van de verdachten heeft een eigen rol gehad, niet allemaal gelijk van aard, maar de rol van de ene is niet substantieel belangrijker dan die van de ander. Iedere schakel (het maken van de afspraak, het ter beschikking stellen van de woning, het geweld, het vervoer) was relevant voor het kunnen slagen in het gezamenlijke opzet. De mate van samenwerking die blijkt uit het onderlinge contact, de gemaakte afspraken, het feitelijk samen optreden richting [slachtoffer] toe en de bijdrage die een ieder aan de afpersing heeft geleverd, is van voldoende gewicht om [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en verdachte als medeplegers van de afpersing [slachtoffer] aan te merken.
Verdachte is aanwezig geweest bij de woning van [medeverdachte 1] , alsmede bij de Papiermolen alwaar hij degene was die om geld vroeg en de tas met inhoud in ontvangst nam, waarmee de afpersing werd voltooid. Verdachte wist wat er gaande was en heeft zich op geen enkele manier van het handelen van zijn medeverdachten gedistantieerd. Sterker nog: hij is nadien mee geweest naar Glimmen alwaar [slachtoffer] zich moest uitkleden en de bus werd uitgezet en heeft de volgende dag bij [slachtoffer] thuis om meer geld gevraagd, hetgeen gepaard ging met dreigementen. Het voorgaande maakt dat verdachte een belangrijke bijdrage aan het delict heeft geleverd en als medepleger kan worden aangemerkt.
Het hof is met de advocaten-generaal van oordeel dat - anders dan in eerste aanleg - ook de ten laste gelegde onderdelen die zien op het dreigen met het strijkijzer en het afknippen van vingers kunnen worden bewezenverklaard. Het dreigen met het strijkijzer komt al in de eerste verklaring van [slachtoffer] voor, is heel specifiek en is daarna bij herhaling in de verklaringen van verdachte aan de orde gekomen. Ook in de verklaring van [betrokkene 3] komt dit terug. Ten aanzien van het afknippen van vingers geldt eveneens dat dit een specifieke uitlating betreft, die zowel op de avond van 7 november 2016 als op 8 november 2016 tegenover [slachtoffer] zou zijn geuit. De verklaring die [slachtoffer] hierover ten overstaan van de rechter-commissaris onder ede heeft afgelegd, acht het hof geloofwaardig.
Waar het hof de advocaten-generaal niet in volgt, is in hun stelling omtrent het gebruik van een pistool en/of een mes. Het hof is daarvan niet overtuigd geraakt. Reden daarvoor is dat [slachtoffer] pas in een latere verklaring met dit belangrijke detail is gekomen en het niet een heel specifieke verklaring betreft. Ook betrekt het hof het OVC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 8] hierbij, waarin zij bespreken dat het niet waar is dat [medeverdachte 5] en [verdachte] wapens hebben gebruikt.
Aldus acht het hof het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld. Gelet op hetgeen omtrent de gebeurtenis in Glimmen en het gebeuren op 8 november 2016 is opgemerkt, zal het hof verdachte vrijspreken van het onder 1 primair cumulatief ten laste gelegde. Van een nieuwe poging tot afpersing is geen sprake geweest.’
10. De steller van het middel voert in de eerste plaats aan dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat aangever daadwerkelijk een geldbedrag heeft betaald. Dat de zoon van aangever op enig moment een tas met vermoedelijk hennep heeft overhandigt aan de mannen die daar aanwezig waren, bevestigt, aldus de steller van het middel, niet dat de aangever op dat moment onder dwang die tas heeft afgegeven. Uit de bewijsmiddelen zou voorts niet blijken dat daadwerkelijk is vastgesteld dat er hennep (of geld) in die tas heeft gezeten en dat die hennep (of dat geld) van de aangever was. Uit de bewijsmiddelen zou slechts kunnen volgen dat de verdachte samen met anderen heeft getracht aangever af te persen.
11. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard (kort gezegd) dat hij tezamen en in vereniging met anderen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen ‘tot de afgifte van een geldbedrag en/of een zak met hennep, toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn zoon en/of een vriend van zijn zoon’. Uit de bewijsvoering blijkt dat nadat [slachtoffer] naar de Papiermolen was gebracht zijn zoon samen met een ander aan kwam rijden. Zijn zoon heeft toen een zak aan de verdachte gegeven. Het hof heeft overwogen dat [slachtoffer] in eerste instantie heeft aangegeven niet te weten ‘wat er door zijn zoon in de zak is overhandigd’, maar dat hij in een latere verklaring te kennen heeft gegeven ‘dat hem later is gebleken dat het hennep is geweest’. Ook [betrokkene 2] heeft, zo overweegt het hof, verklaard ‘dat er volgens hem hennep in zat, maar dat hij het niet zelf heeft gezien’. En dat hij wel heeft gezien ‘dat het werd ingepakt. Het ging om toppen hennep, wiet’.
12. Het hof heeft uit de verklaringen van [slachtoffer] en [betrokkene 2] kennelijk afgeleid en kunnen afleiden dat er hennep in de tas heeft gezeten. Dat het hof in de bewijsoverwegingen die op de verklaring van [slachtoffer] zien en in de conclusie (3.4) heeft overwogen dat het gaat om ‘een tas met inhoud van waarde (vermoedelijk hennep)’ doet aan de toereikendheid van de bewijsvoering naar het mij voorkomt geen afbreuk. Met deze passage heeft het hof – meen ik – slechts tot uitdrukking willen brengen dat nu de tas zelf niet is achterhaald, niet met absolute zekerheid is vast te stellen dat er hennep in de tas zat. Absolute zekerheid is voor een bewezenverklaring evenwel ook niet vereist.2.
13. Ik merk daarbij op dat ten laste is gelegd dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen ‘ [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 5000 euro, althans een geldbedrag en/of een zak met hennep, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn zoon en/of een vriend van zijn zoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)’. Bij cassatie zou het hof na terugwijzing tot bewezenverklaring van afgifte van ‘enig goed’ kunnen komen. In dat licht ontbreekt naar het mij voorkomt ook belang bij cassatie op grond van de onzekerheid omtrent de inhoud van de tas die uit de geciteerde formuleringen van het hof zou kunnen worden afgeleid.
14. Uit de bewijsvoering blijkt voorts dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachten (na de mishandeling) geld van hem eisten en ‘dat hij daarom [betrokkene 1] , een vriend van zijn zoon heeft gebeld’. Het hof overweegt dat het begrijpt dat het gaat om [betrokkene 1] . Het hof wijst ook op de verklaring die [slachtoffer] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, inhoudend ‘dat zowel [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) als [medeverdachte 2] tegen hem zeiden dat hij geld moest regelen. Ze schreeuwden dat.’ Uit de bewijsvoering volgt voorts, zo bleek, dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn zoon ‘samen met die jongen’ bij de Papiermolen kwam aanrijden en de zak aan de verdachte heeft gegeven. [betrokkene 2] heeft blijkens ’s hofs overwegingen verklaard dat hij op 7 november 2016 ‘omstreeks 22.30 uur door [betrokkene 1] werd gebeld, die hem vroeg om mee te gaan’ en dat hij ‘nadat hij de tas had overhandigd, aan de mannen vroeg of hij zijn vader mee mocht nemen’.
15. Het hof heeft uit (onder meer) de verklaringen van [slachtoffer] en [betrokkene 2] kunnen afleiden dat [slachtoffer] door geweld of bedreiging met geweld is ‘gedwongen tot de afgifte van (…) een zak met hennep, toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn zoon en/of een vriend van zijn zoon’. Voor ‘afgifte van enig goed’ in de zin van artikel 317 Sr is niet vereist dat de persoon tegen wie het geweld of de bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden het goed persoonlijk in handen van de verdachte(n) legt.3.Ik wijs er voorts op dat van afpersing ook sprake is als het gaat om afgifte van een goed dat geheel of ten dele aan een derde toebehoort. Het verband met de voorafgaande geweldsuitoefening maakt voorts duidelijk dat van afgifte onder dwang sprake was.
16. De eerste deelklacht faalt.
17. De steller van het middel voert voorts aan dat in de fase waarin ‘de daadwerkelijke afpersing plaatsvond die heeft geleid tot de afgifte van de tas met inhoud – te weten: toen de intimidatie en het geweld plaatsvonden in de woning van [medeverdachte 1] ’, de verdachte daarbij niet betrokken was. Hij heeft in ‘een later stadium’ de bus bestuurd ‘waarmee het gezelschap naar de Papiermolen is gereden’. Deze gedraging zou niet ‘op een wezenlijke bijdrage aan het delict’ duiden maar zou ‘normaal gesproken hooguit met medeplichtigheid in verband’ worden gebracht. Dat de verdachte zich ‘in de fase daarna (bij de Papiermolen, in Glimmen en de volgende dag bij de woning van aangever) niet geheel onbetuigd heeft gelaten’ zou niet tot een andere beoordeling dwingen. Deze handelingen zouden hebben plaatsgevonden ‘in een fase waarin opnieuw’ werd getracht de aangever onder druk te zetten; nu deze uiteindelijk niet met geld over de brug is gekomen zou het wat de betrokkenheid van de verdachte betreft bij een poging tot afpersing zijn gebleven.
18. In een arrest van 28 maart 2023 heeft Uw Raad, eerdere rechtspraak samenvattend, het volgende overwogen:4.
‘2.3.1 In onder meer zijn arrest van 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Verder kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323).’
19. Het hof heeft (onder 3.4) overwogen dat de verdachten ‘bewust en nauw met elkaar samengewerkt’ hebben; daarbij heeft het hof gewezen op het ‘gezamenlijke doel’ van de verdachten en vastgesteld dat sprake was van een ‘vooropgezet plan’. Die vaststellingen worden in cassatie niet bestreden. Inzake de rol van de verdachte bij de uitvoering heeft het hof vastgesteld dat de verdachte buiten stond te wachten ten tijde van de mishandeling, dat hij samen met de andere verdachten en [slachtoffer] in twee auto’s naar de Papiermolen is gereden en dat hij daar ‘degene was die om geld vroeg en de tas met inhoud in ontvangst nam’. Het hof heeft voorts overwogen dat de verdachte ‘mee (is) geweest naar Glimmen alwaar [slachtoffer] zich moest uitkleden en de bus werd uitgezet’. En dat hij ‘de volgende dag bij [slachtoffer] thuis om meer geld (heeft) gevraagd, hetgeen gepaard ging met dreigementen’. Het hof heeft daarbij overwogen dit niet te zien als ‘een nieuwe (poging tot) afpersing (…) maar als verlengde van hetgeen in [plaats] en bij de Papiermolen is gebeurd’. Ik begrijp dit aldus dat ingeval [slachtoffer] na de dreigementen van verdachte opnieuw geld of goederen zou hebben afgegeven, ook deze afgifte naar ’s hofs oordeel (mede) aan het eerder toegepaste geweld kon worden toegerekend, en dat deze vraag om ‘meer geld’ (daarmee) onderdeel uitmaakte van dezelfde afpersing. In het verlengde daarvan heeft het hof ook deze gedragingen van de verdachte als een bijdrage aan de uitvoering aangemerkt.
20. Het hof heeft uit de vastgestelde feiten kunnen afleiden dat sprake is van een voltooide afpersing en dat het niet slechts bij een poging is gebleven. Het geweld en de bedreiging met geweld hebben geresulteerd in de gedwongen afgifte van een zak met hennep. Dat aanvankelijk gevraagd is om geld en dat uiteindelijk geen geld is afgegeven doet daar niet aan af.
21. Het hof heeft voorts uit de gedragingen van de verdachte die het in verband met de afpersing heeft vastgesteld kunnen afleiden dat de verdachte daaraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. In het bijzonder het bij de Papiermolen vragen om geld en in ontvangst nemen van de tas met hennep springt daarbij in het oog, nu het in ontvangst nemen van de tas als spiegelbeeld van de afgifte daarvan constitutief is voor een voltooide afpersing. Aan de toereikendheid van de bewijsvoering doet niet af dat de verdachte tijdens de mishandeling die in de woning plaatsvond buiten stond. Ik meen voorts dat het hof de vraag om meer geld door de verdachte bij [slachtoffer] thuis, de volgende dag, als een onderdeel van dezelfde afpersing heeft kunnen aanmerken. Ik neem daarbij in aanmerking dat de dreigementen die de verdachte toen heeft geuit, in het bijzonder wat het wegbranden van de tatoeage betreft, voortborduurden op het eerder toegepaste geweld en de daarbij geuite dreigementen. En dat het hof uit de uitlatingen van verdachte zoals [betrokkene 2] deze heeft weergegeven heeft kunnen afleiden dat de afpersing werd voortgezet omdat de € 5.000 die [slachtoffer] (in het kader van een ‘bad standing’) diende te betalen nog niet was betaald.
22. Ten overvloede merk ik op dat ook als het hof van oordeel was geweest dat de afpersing na de afgifte van de zak met hennep voltooid was, de bewijsvoering inzake het medeplegen naar het mij voorkomt toereikend was geweest. Ik wijs er in dat verband op dat Uw Raad ook belang hecht aan vaststellingen inzake de rol van de verdachte bij de ‘afhandeling van het delict’ en dat het hof, ingeval de dreigementen van de verdachte waren aangemerkt als het begin van uitvoering van een nieuwe poging tot afpersing, aan de bijdrage van de verdachte aan die poging (gelet op de verbondenheid van beide misdrijven) betekenis had mogen hechten in het kader van de bewijsvoering van de voltooide afpersing.5.
23. De tweede deelklacht faalt.
24. De steller van het middel voert ook aan dat het ‘causale verband’ tussen het handelen van de verdachte en de afgifte van de tas door de zoon van aangever niet evident is.
25. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen onder meer de volgende passage geciteerd uit een verklaring van [slachtoffer] : ‘En die is uh, toen is [verdachte] erheen gelopen. En zei “er moet geld komen”. Toen had mijn zoon hem een zak gegeven.’ Uit deze verklaring volgt dat er een causaal verband was tussen het handelen van de verdachte, in het bijzonder de ‘vraag’ om geld, en de afgifte van de zak met hennep.
26. Ik merk voorts op dat in het geldend recht niet de eis besloten ligt dat een causaal verband tussen de gedragingen van de medepleger van afpersing en de afgifte van het goed moet worden vastgesteld. Van medeplegen is sprake als een bijdrage van voldoende gewicht is geleverd aan de nauwe en bewuste samenwerking. Ook als, om een voorbeeld te noemen, de medepleger geweld heeft toegepast en bedreigingen heeft geuit en het slachtoffer nadien heeft verklaard dat hij gezwicht is voor geweld dat door één van de andere medeplegers is toegepast, kan van medeplegen van afpersing sprake zijn.
27. De derde deelklacht faalt. Daarmee faalt het middel.
28. Beide middelen falen. Het eerste middel kan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
29. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑07‑2023
Vgl. G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers en T. Kooijmans, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 795: ‘Wiskundig bewijs waar geen speld tussen is te krijgen wordt niet vereist.’
Vgl. Hofstee in Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, aant. 7 bij artikel 317 Sr (actueel t/m 9 oktober 2019), die uit oudere rechtspraak afleidt dat ook ‘doen afgeven’ onder afgifte kan vallen.
HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:461.
Vgl. HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1808, NJ 2015/398 m.nt. Mevis.