NJ 1932, p. 88
Art. 184 Sr. en art. 19 Warenwet 1919. Geen bevoegdheid der ambtenaren tot het vorderen van medewerking tot het binnentreden der aangeduide plaatsen; zij kunnen zich zelf helpen.
HR 22-06-1931, ECLI:NL:HR:1931:120, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 juni 1931
- Magistraten
Mrs. Taverne, Schepel, de Menthon Bake, Fick en Meckmann
- Zaaknummer
[22061931/NJ_1932,_p._88]
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS103201:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:120, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑06‑1931
- Wetingang
(Sr art. 184; Warenw 1919 art. 19.)
Essentie
Art. 184 Sr. en art. 19 Warenwet 1919. Geen bevoegdheid der ambtenaren tot het vorderen van medewerking tot het binnentreden der aangeduide plaatsen; zij kunnen zich zelf helpen.
Samenvatting
Art. 19 der Warenwet 1919, hetwelk aan nader aangeduide ambtenaren de bevoegdheid geeft bepaaldelijk omschreven plaatsen ook tegen den wil van den bewoner of gebruiker binnen te treden, legt aan dien bewoner of gebruiker, — die ingevolge art. 184, 1e lid, 2de gedeelte, Sr. zich van het opzettelijk belemmeren of verijdelen van de door die ambtenaren ondernomen handelingen zal moeten onthouden, — geen enkele verplichting op, in het bijzonder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.