RSV 2018/3
Art. 3 lid 2 onder a Participatiewet is, voor zover de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, in strijd met art. 26 BUPO-verdrag, maar het is (primair) aan de wetgever om de keuze te maken hoe deze discriminatie op te lossen en dus niet aan de rechter.
HR 08-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3081
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 december 2017
- Magistraten
Mrs. M.C.W. Feteris, R.J. Koopman, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel
- Zaaknummer
17/00196
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3081, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:907, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2017
- Wetingang
Essentie
Art. 3 lid 2 onder a Participatiewet is, voor zover de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, in strijd met art. 26 BUPO-verdrag, maar het is (primair) aan de wetgever om de keuze te maken hoe deze discriminatie op te lossen en dus niet aan de rechter.
Samenvatting
Art. 3 lid 2 onder a Participatiewet maakt een onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en andere ongehuwd samenwonenden als bij één van hen sprake is van zorgbehoefte. Bij eerstgenoemde categorie blijft gelijkstelling met een gehuwde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.