Deze zaak hangt samen met de strafzaak tegen betrokkene 10/02668, waarin ik heden eveneens concludeer.
HR, 17-04-2012, nr. 10/02675 P
ECLI:NL:HR:2012:BW2470
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-04-2012
- Zaaknummer
10/02675 P
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BW2470
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW2470, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW2470
ECLI:NL:HR:2012:BW2470, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW2470
- Vindplaatsen
Conclusie 17‑04‑2012
Mr. Silvis
Partij(en)
Nr. 10/02675 P1.
Mr. Silvis
Zitting 6 maart 2012
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
1.
Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft bij uitspraak van 1 november 2005 aan betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van 1300 euro opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.
Namens betrokkene is niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend. Betrokkene kan derhalve niet ontvangen worden in zijn cassatieberoep.
3.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in zijn beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑04‑2012
Uitspraak 17‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Geen middelen ingediend. Betrokkene niet-ontvankelijk.
Partij(en)
17 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/02675
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 november 2005, nummer 24/000356-04, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 17 april 2012.