HR, 17-03-2020, nr. 19/00450
ECLI:NL:HR:2020:379
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-03-2020
- Zaaknummer
19/00450
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:379, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Betekening dagvaarding in persoon, art. 585-588 Sv. De dagvaarding is aan verdachte uitgereikt. Verdachte heeft geweigerd te tekenen voor ontvangst. ’s Hofs oordeel dat dagvaarding in persoon is uitgereikt aan verdachte begrijpelijk? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/01002.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/00450
Datum 17 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019, nummer 23/002404-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2020.