GHvJ, 07-10-2015, nr. AR 178 van 2013
ECLI:NL:OGHACMB:2015:89
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
07-10-2015
- Zaaknummer
AR 178 van 2013
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2015:89, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 07‑10‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 07‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Eiswijziging in hoger beroep toegestaan.
Partij(en)
Burgerlijke zaken over 2016 Vonnisno.:
Registratienummer: AR 178/2013 Ghis 76403 H - 365/15 en 365a/15
Uitspraak: 7 oktober 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant in het principaal appel, geintimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: E.I. Maduro,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN,
zetelend te Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, verzoeker in reconventie,
thans geïntimeerde in het principaal appel, appellant in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. J. Rogers en R.F. Gibson Jr..
Partijen worden hierna [appellant] en het Land genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 13 januari 2015. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2 [
appellant] is in hoger beroep gekomen door indiening op 10 februari 2015 van een daartoe strekkende akte. Op 23 maart 2015 heeft [appellant] een memorie van grieven, met producties, ingediend waarbij hij vier grieven heeft voorgedragen en toegelicht.
De conclusie van [appellant] strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep in conventie zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de vorderingen van [appellant] zal toewijzen en het vonnis in reconventie onder verbetering van gronden zal bevestigen, met veroordeling van het Land in de kosten van beide instanties, de griffierechten inbegrepen.
1.3
Het Land heeft op 17 juni 2015 een memorie van antwoord in het principaal appel, tevens houdende akte en memorie van grieven in het incidenteel appel ingediend, waarin het heeft geconcludeerd dat het Hof het vonnis zoals gewezen in conventie, al dan niet met verbetering van gronden zal bevestigen, het bestreden vonnis zoals gewezen in reconventie zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van het Land in reconventie zal toewijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het principale en incidentele appel.
1.4 [
appellant] heeft op 7 december 2015 een memorie van antwoord in het incidenteel appel ingediend. Hij heeft geconcludeerd dat het Hof het incidenteel appel ongegrond zal verklaren dan wel zal verwerpen en het vonnis in reconventie, al dan niet met verbetering van gronden zal bevestigen, met veroordeling van het Land in de proceskosten van beide instanties.
1.5 [
appellant] heeft op 8 april 2016 een akte tot vermeerdering van eis ingediend, waarna het Land op 10 juni 2016 een antwoordakte heeft genomen.
1.6
Vervolgens is bepaald dat vonnis zal worden gewezen met betrekking tot het verzoek vermeerdering van eis.
2. De beoordeling
2.1 [
Appellant] vordert in conventie een verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad, dat hij in november 2007 door verjaring de eigendom heeft verkregen van het op de als productie bij verzoekschrift overgelegde de kadastrale kaart met geel ingekleurde perceel grond groot 2.721 m2 gelegen op Sint Maarten in het District van Upper Princess Quarter te Sucker Garden, ook bekend als Pendant Cactus Road nummer 15 en dat het uit te spreken vonnis in de plaats treedt van ieder andere akte voor de overschrijving van zijn eigendomstitel van het perceel in de openbare registers.
2.2
Het Land vordert in reconventie dat [appellant] wordt bevolen het perceel te ontruimen en ter vrije beschikking te stellen van het Land op straffe van een dwangsom.
2.3 [
Appellant] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd in die zin dat zijn vordering in eerste aanleg als primair moet worden aangemerkt en dat hij subsidiair vordert een verklaring voor recht dat hij in november 2007 door verkrijgende verjaring het recht van erfpacht heeft verkregen op voormeld perceel.
2.4
Het Land verzet zich tegen de vermeerdering van eis op de grond dat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde en dat het een geheel nieuwe vordering betreft waarop het Land alleen nog bij pleidooi kan reageren.
2.5
2.6 [
Appellant] heeft op 23 maart 2015 een memorie van grieven ingediend, het Land op 17 juni 2015 een memorie van antwoord en akte en memorie van grieven in incidenteel appel, waarna [appellant] op 7 december 2016 een memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft ingediend. Nadat [appellant] ter rolle van 29 januari 2016 heeft verzocht zich op grond van art. 87 Procesreglement te mogen uitlaten is de zaak naar de rol van 4 maart 2016 verwezen voor akte zijdens [appellant]. Op 8 april 2016 heeft [appellant] de akte vermeerdering van eis ingediend.
2.7
De vordering van [appellant] in eerste aanleg was erop gericht om een verklaring voor recht te verkrijgen dat hij door verjaring de eigendom heeft verkregen van voornoemd perceel. [appellant] heeft zich in eerste aanleg uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een erfpachtovereenkomst met het Land. Het GEA heeft onder 4.2 van het bestreden vonnis als volgt overwogen:
“Het is zeer wel mogelijk dat [appellant] een recht van erfpacht door middel van verjaring heeft verkregen maar de vordering heeft hierop geen betrekking”.
Ook in hoger beroep heeft [appellant] ontkend dat hij met het Land een erfpachtovereenkomst heeft gesloten (memorie van grieven, bij de grieven 1 en 2).
2.8
Gelet op voormelde overweging van het GEA kan niet worden gezegd dat een eiswijziging zoals door [appellant] ingediend niet in de lijn der verwachtingen lag. Dat hij zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat er geen erfpachtovereenkomst bestaat tussen hem en het Land maakt dit niet anders. Weliswaar had van [appellant] verwacht mogen worden dat hij de eiswijziging reeds bij memorie van grieven zou indienen, een eiswijziging in een later stadium is niet zonder meer in strijd met de eisen van een goede procesorde. Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft [appellant] aangekondigd dat hij in het principaal appel zijn eis zal wijzigen en het Land krijgt nog gelegenheid om bij pleidooi op de gewijzigde eis te reageren. De rechtspraak van de Hoge Raad over de twee-conclusie regel is niet zonder meer van overeenkomstige toepassing in Caribische zaken. Hierbij is van belang dat in Caribische zaken memoriewisseling niet verplicht is en voor de memoriewisseling wettelijke termijnen gelden, die niet kunnen worden verlengd, en de rechtspraak die de Hoge Raad, mede in verband hiermee, heeft ontwikkeld over wat bij pleidooi in hoger beroep nog kan worden aangevoerd, zelfs indien door een partij die geen memorie heeft ingediend.
2.9
Op grond van het overwogene onder 3.8 acht het Hof de eiswijziging niet in strijd met een goede procesorde. Dat het Land alleen bij pleidooi nog hierop kan reageren leidt niet tot een andere conclusie. Hetzelfde geldt voor de stelling van het Land dat een feitelijke instantie wordt overgeslagen. Dat enkel door het Hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan op de gewijzigde eis, is inherent aan het wettelijk stelsel. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet voldoende voor het oordeel dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
3.10
De zaak wordt verwezen naar de rol in de stand waarin deze zich voor de indiening van de akte wijziging van eis bevond, te weten pleidooi zijdens partijen P1.
3.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
Het Hof:
Verwijst de zaak naar de rol van 18 november 2016 voor pleidooi P1 zijdens partijen;
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en D. Radder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 7 oktober 2016.