Hof Leeuwarden, 01-06-2010, nr. 200.047.298
ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0223
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
01-06-2010
- Zaaknummer
200.047.298
- LJN
BN0223
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0223, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 01‑06‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JPF 2010/119 met annotatie van P. Vlaardingerbroek
Uitspraak 01‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Kostenveroordeling in familiezaak. Hof overweegt dat het zich kan voorstellen dat de advocate die voor haar rekening neemt, nu deze is opgetreden op een wijze die strijdig is met hetgeen een advocaat betaamt, met gevolg dat appellant zijn appel moest doorzetten.
Partij(en)
Beschikking d.d. 1 juni 2010
Zaaknummer 200.047.298
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat [advocaat], kantoorhoudende te [kantoorplaats],
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat [advocaat], kantoorhoudende te [kantoorplaats].
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 27 mei 2009 heeft de rechtbank Assen - onder meer en voor zover voor dit hoger beroep van belang - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] in de gemeente [plaats], [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] in de gemeente [plaats], en [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [geboortedatum] in de gemeente [plaats], met ingang van 27 mei 2009 bepaald op € 186,-- (netto) per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 oktober 2009, heeft de man verzocht de beschikking van 27 mei 2009 te vernietigen voor zover daarbij de door de man te betalen kinderalimentatie is bepaald en opnieuw beslissende de door de man te betalen bijdrage in de kosten van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] vast te stellen op € 62,-- per kind per maand met ingang van 27 mei 2009.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 12 januari 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 27 april 2010 van [advocaat appellant].
Ter zitting van 29 april 2010 is de zaak behandeld. De partijen en hun advocaten zijn met kennisgeving niet verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
- 1.
Partijen zijn op [trouwdag] met elkaar gehuwd. Uit de voorhuwelijkse relatie tussen partijen is [kind 1] geboren. Uit het huwelijk zijn voorts [kind 2] en [kind 3] geboren. Partijen hebben van rechtswege gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
- 2.
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
- 3.
Naar aanleiding van het inleidend verzoekschrift van de vrouw heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking voorts met betrekking tot de verzochte kinderalimentatie beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De man heeft tegen die beslissing tijdig hoger beroep ingesteld, gelet op de datum van betekening aan hem van de bestreden beschikking.
De ontvankelijkheid van het beroep
- 4.
De vrouw is van mening dat de grief van de man niet-ontvankelijk is. Zij wijst erop dat de rechtbank heeft toegewezen hetgeen in het verzoekschrift van de vrouw was verzocht, namelijk een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 186,-- (netto) per kind per maand. Nu de man heeft nagelaten tegen dat verzoek verweer te voeren, hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld, is de bestreden beschikking naar de mening van de vrouw rechtens juist.
- 5.
Anders dan de vrouw is het hof van oordeel dat de man wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof overweegt daartoe het volgende. Uit de stukken volgt dat [advocaat geïntimeerde] een brief van 2 februari 2009 met als bijlage een draagkrachtberekening heeft toegezonden aan de man. In die brief stelt [advocaat geïntimeerde] dat uit de draagkrachtberekening volgt dat na aftrek van de woon- en andere lasten een bedrag van € 186,13 resteert ten behoeve van alimentatie voor de kinderen. De man heeft mondeling doorgegeven in te stemmen met dit bedrag aan alimentatie. Hij is er daarbij van uitgegaan dat dit de totaal door hem te betalen bijdrage betrof. Vervolgens is namens de vrouw door [advocaat geïntimeerde] het inleidend verzoekschrift ingediend. In dit verzoekschrift heeft de vrouw onder meer verzocht te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van de kinderen van
€ 186, -- per kind per maand dient te voldoen. De man heeft tegen het verzoek geen verweer ingediend, waarna de rechtbank het verzoek heeft toegewezen.
- 6.
Naar het oordeel van het hof kan de brief van 2 februari 2009 van [advocaat geïntimeerde] in samenhang met de daarbij gevoegde draagkrachtberekening niet anders worden gelezen dan dat de draagkracht van de man slechts toereikend was om een totale bijdrage van € 186,-- per maand aan kinderalimentatie te voldoen en dat in die brief werd verzocht met deze bijdrage in te stemmen. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de man heeft ingestemd met een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 186,-- per kind per maand. De enkele omstandigheid dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen het inleidend verzoek van de vrouw kan - gezien hetgeen hiervoor over de gang van zaken is vermeld - niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep van de vrouw op de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de man slaagt derhalve niet.
- 7.
Nu er ook overigens geen redenen zijn die tot de niet-ontvankelijkheid van de man dienen te leiden, is hij ontvankelijk in zijn beroep.
De overwegingen
- 8.
De man wijst op de door [advocaat geïntimeerde] gemaakte draagkrachtberekening, waaruit volgt dat hij in staat kan worden geacht een bijdrage van in totaal € 186,-- per maand te voldoen. Hij verzoekt derhalve te bepalen dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 62,-- per kind per maand dient te voldoen. De vrouw is van mening dat de beschikking van de rechtbank juist is, zodat dient te worden bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 186,-- per kind per maand dient te voldoen.
- 9.
Het hof stelt vast dat de man geen grieven heeft gericht tegen de draagkrachtberekening die [advocaat geïntimeerde] heeft gemaakt en de daaruit volgende voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte. Derhalve zal het hof bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van die cijfers. Op grond van die draagkrachtberekening heeft de man een voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte van € 110,43 per maand. Ten onrechte is dit bedrag voor kinderalimentatie met 'de methode Buys' gebruteerd, welke methode slechts bij de vaststelling van partneralimentatie juist is. Nu de man ook overigens niet in aanmerking komt voor fiscaal voordeel, ook niet wanneer rekening wordt gehouden met de kosten van de omgangsregeling, kan de man een bijdrage in de kosten van de kinderen van afgerond € 37,-- per kind per maand voldoen. Gelet echter op het verzoek van de man om de door hem te betalen kinderalimentatie te bepalen op een bedrag van € 62,-- per kind per maand, zal het hof bepalen dat de man die bijdrage in de kosten van de kinderen van partijen aan de vrouw dient te voldoen.
Slotsom
- 10.
De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De proceskosten
- 11.
Het hof stelt vast dat [advocaat geïntimeerde] bij brief van 2 februari 2009 de man heeft voorgesteld een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van in totaal € 186,-- per maand te voldoen, waarmee de man heeft ingestemd. Vervolgens heeft [advocaat geïntimeerde] in eerste aanleg - in strijd met hetgeen waarmee de man op basis van de door [advocaat geïntimeerde] verstrekte gegevens had ingestemd - verzocht de bijdrage te bepalen op een bedrag van € 186,-- per kind per maand, welk verzoek door de rechtbank bij verstekbeschikking is toegewezen. Nu de man niet met deze bijdrage had ingestemd, heeft hij zich genoodzaakt gezien tegen de beschikking van de rechtbank hoger beroep in te stellen. [advocaat geïntimeerde] heeft vervolgens niet alleen nagelaten met de man in overleg te treden om deze onverkwikkelijke situatie op te lossen, maar heeft daarnaast tevens de man nodeloos op kosten gejaagd door hem de procedure in hoger beroep te laten voortzetten. [advocaat geïntimeerde] heeft zich slechts beroepen op de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de man en is in het verweerschrift in hoger beroep niet ingegaan op de door de man opgeworpen grief. Daarbij komt dat [advocaat geïntimeerde] te kennen heeft gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen om haar enige verweer toe te lichten.
- 12.
Het hof is van oordeel dat de handelwijze van [advocaat geïntimeerde] jegens de man zo strijdig is met hetgeen een advocate betaamt, dat het niet gerechtvaardigd is dat de man zijn kosten van de procedure in hoger beroep zelf moet dragen. Het hof ziet hierin aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep van de man (tarief II, 1 punt).
- 13.
De veroordeling in de proceskosten heeft tot gevolg dat de vrouw de kosten van de man dient te voldoen. Gelet op de omstandigheid dat de vrouw wellicht niet geheel heeft doorzien dat de eisen van een behoorlijke procesorde ten opzichte van de man door het handelen van [advocaat geïntimeerde] ernstig zijn geschaad, kan het hof zich voorstellen dat de advocaat de proceskosten van de man voor haar rekening zal nemen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij is bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 186,-- per kind per maand dient te voldoen;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren op
[geboortedatum], [kind 2], geboren op [geboortedatum], en [kind 3], geboren op [geboortedatum], met ingang van 27 mei 2009 op € 62,-- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man op € 262,-- aan verschotten en op € 894,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gegeven door mrs. Garos, voorzitter, Melssen en Kuiken, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2010 in bijzijn van de griffier.