Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/81/EG coördinatie procedures plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-08-2009
- Bronpublicatie:
13-07-2009, PbEU 2009, L 216 (uitgifte: 20-08-2009, regelingnummer: 2009/81/EG)
- Inwerkingtreding
21-08-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2009, PbEU 2009, L 216 (uitgifte: 20-08-2009, regelingnummer: 2009/81/EG)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Speciale sectoren
Aanbestedingsrecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Nationale veiligheid blijft een exclusieve bevoegdheid van elke lidstaat, zowel op defensie- als op veiligheidsgebied.
- (2)
De geleidelijke verwezenlijking van een Europese markt voor defensiemateriaal is onontbeerlijk voor de versterking van de technologische en industriële basis voor de Europese defensie en voor de ontwikkeling van de benodigde militaire capaciteiten voor de tenuitvoerlegging van het Europees veiligheids- en defensiebeleid.
- (3)
De lidstaten zijn het erover eens dat een technologische en industriële basis voor de Europese defensie moet worden opgebouwd, ontwikkeld en onderhouden die capaciteitengestuurd is, waar bekwaamheid voorhanden is en die concurrerend is. Om deze doelstelling te halen kunnen de lidstaten verschillende instrumenten gebruiken, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, met het oog op een echte Europese markt voor defensiemateriaal en gelijke mededingingsvoorwaarden zowel op Europees als op mondiaal niveau. Zij moeten er ook toe bijdragen de diversiteit van de toeleveringsbedrijven van de Europese defensie verregaand te ontwikkelen, met name door de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen en niet-traditionele leveranciers aan de technologische en industriële basis voor de Europese defensie te bevorderen, industriële samenwerking op te bouwen en efficiënte en snel op marktveranderingen reagerende kleine leveranciers te ondersteunen. Hierbij moeten zij rekening houden met de interpretatieve mededeling van de Commissie over de toepassing van artikel 296 van het Verdrag voor overheidsopdrachten op defensiegebied en de mededeling van de Commissie ‘Een strategie voor een sterkere en meer concurrerende Europese defensie-industrie’ van 5 december 2007.
- (4)
Om een Europese markt voor defensiemateriaal tot stand te kunnen brengen, is het noodzakelijk dat een passend wettelijk kader wordt vastgesteld. Daartoe is op het gebied van de overheidsopdrachten een coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten vereist welke voldoet aan de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaten en aan de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen.
- (5)
Om deze doelstelling te halen verzocht het Europees Parlement de Commissie in zijn resolutie van 17 november 2005 over het Groenboek overheidsopdrachten op defensiegebied (3) een richtlijn op te stellen waarbij in het bijzonder rekening met de veiligheidsbelangen van de lidstaten wordt gehouden, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid verder wordt ontwikkeld, de Europese cohesie wordt bevorderd en de rol van de Unie als ‘civiele macht’ wordt gehandhaafd.
- (6)
Door een betere coördinatie van de gunningsprocedures, bijvoorbeeld wat opdrachten voor logistieke diensten, vervoer en opslag betreft, kunnen de kosten in de defensiesector ook worden gereduceerd en de invloed van de sector op het milieu aanzienlijk beperkt.
- (7)
Deze procedures dienen een afspiegeling te vormen van de algemene veiligheidsbenadering van de Unie, die inspeelt op de ontwikkelingen in de strategische omgeving. Het ontstaan van asymmetrische transnationale dreigingen heeft tot een toenemende vervaging van de grens tussen zowel externe en interne als militaire en niet-militaire veiligheid geleid.
- (8)
Defensie- en veiligheidsmateriaal is van cruciaal belang voor zowel de veiligheid en de soevereiniteit van de lidstaten als voor de autonomie van de Unie. Als gevolg daarvan hebben aankopen van goederen en diensten in de defensie- en veiligheidssectoren veelal een gevoelig karakter.
- (9)
Dit heeft tot gevolg dat bijzondere eisen worden gesteld, met name op het gebied van bevoorradingszekerheid en gegevensbeveiliging. Deze eisen gelden vooral ten aanzien van aankopen voor de strijdkrachten van wapens, munitie en oorlogsmateriaal, alsook direct daarmee samenhangende diensten en werken die voor de strijdkrachten zijn bestemd, maar ook ten aanzien van bepaalde bijzonder gevoelige aankopen op het gebied van de niet-militaire veiligheid. Op deze terreinen belemmert het ontbreken van regelingen voor de hele Unie de openheid van de defensie- en veiligheidsmarkten tussen de lidstaten. Deze situatie moet snel verbeteren. Een regeling inzake gegevensbeveiliging voor de hele Unie, inclusief de wederzijdse erkenning van nationale betrouwbaarheidsverklaringen en het toestaan van de uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen aanbestedende diensten en Europese bedrijven, zou bijzonder nuttig zijn. Tegelijk moeten de lidstaten concrete maatregelen nemen om de onderlinge bevoorradingszekerheid te verbeteren met het oog op de geleidelijke instelling van een systeem van passende garanties.
- (10)
Voor deze richtlijn moeten onder militair materiaal met name de producttypen worden begrepen die zijn opgenomen in de lijst van wapens, munitie en oorlogsmateriaal dat is vastgesteld bij Besluit 255/58 van de Raad van 15 april 1958 (4) en de lidstaten mogen zich bij de omzetting van deze richtlijn tot uitsluitend deze lijst beperken. Deze lijst omvat alleen materiaal dat is ontworpen, ontwikkeld en geproduceerd voor specifiek militaire doeleinden. De lijst is evenwel generiek en moet ruim worden geïnterpreteerd in het licht van de ontwikkeling van de technologie, het aanbestedingsbeleid en de militaire behoeften, die leiden tot de ontwikkeling van nieuwe typen van materiaal, bijvoorbeeld op basis van de gemeenschappelijke militaire lijst van de Unie. Voor deze richtlijn moet ‘militair materiaal’ ook betrekking hebben op producten die, hoewel zij oorspronkelijk zijn ontworpen voor civiel gebruik, later zijn aangepast aan militaire doeleinden, om te worden gebruikt als wapens, munitie of oorlogsmateriaal.
- (11)
Op het specifieke terrein van de niet-militaire veiligheid moet deze richtlijn van toepassing zijn op opdrachten die soortgelijke kenmerken als defensieopdrachten hebben en die even gevoelig zijn. Dit kan met name het geval zijn op terreinen waar militaire en niet-militaire machten samenwerken om dezelfde missies uit te voeren en/of waar de opdracht als doel heeft de Unie en/of de lidstaten op hun eigen grondgebied of daarbuiten tegen ernstige dreigingen van niet-militaire en/of niet-gouvernementele spelers te beveiligen. Hierin kunnen bijvoorbeeld grensbewaking, politieactiviteiten en missies op het gebied van crisisbeheersing begrepen zijn.
- (12)
In de richtlijn moet rekening worden gehouden met de behoeften van de aanbestedende dienst gedurende de levenscyclus van de producten, d.w.z. onderzoek en ontwikkeling, industriële ontwikkeling, productie, reparatie, modernisering, aanpassing, onderhoud, logistiek, opleiding, testen, buiten gebruik stellen en afstoting. Deze fasen kunnen bijvoorbeeld onderzoek, evaluatie, opslag, vervoer, integratie, onderhoud, ontmanteling, vernietiging en alle andere diensten na het oorspronkelijke ontwerp omvatten. Sommige opdrachten kunnen de levering omvatten van onderdelen, componenten en/of assemblagedelen die dienen om in producten te worden geïntegreerd of aan producten te worden toegevoegd en/of de levering van specifieke instrumenten, testfaciliteiten of ondersteuning.
- (13)
Voor deze richtlijn dient onderzoek en ontwikkeling betrekking te hebben op fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en experimentele ontwikkeling. Fundamenteel onderzoek bestaat uit experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een bepaalde toepassing of gebruik wordt beoogd. Toegepast onderzoek bestaat ook uit oorspronkelijke activiteiten die worden verricht om nieuwe kennis te verwerven. Het is evenwel in de eerste plaats gericht op een bepaald praktisch doel. Experimentele ontwikkeling zijn activiteiten op basis van bestaande kennis die is verkregen door onderzoek en/of praktische ervaring, met het oog op het initiëren van de vervaardiging van nieuwe materialen, producten of middelen of het instellen van nieuwe processen, systemen en diensten, dan wel het aanzienlijk verbeteren van degene die reeds bestaan. Experimentele ontwikkeling kan de realisatie omvatten van technologische demonstratiemodellen, d.w.z. middelen om de prestaties te tonen van een nieuw concept of een nieuwe technologie in een relevante of representatieve omgeving.
Onderzoek en ontwikkeling omvat niet de vervaardiging en kwalificatie van aan de productie voorafgaande prototypes, instrumenten en industriële techniek, industrieel ontwerp of productie.
- (14)
In deze richtlijn moet rekening worden gehouden met het feit dat de aanbestedende dienst werken en diensten nodig heeft die, hoewel zij niet rechtsreeks verband houden met de levering van militair materiaal of gevoelig materiaal, nodig zijn om aan bepaalde militaire of veiligheidsvereisten te voldoen.
- (15)
Wanneer in de lidstaten opdrachten worden geplaatst door aanbestedende diensten als bedoeld in Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (5) en door aanbestedende diensten als bedoeld in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (6), moeten de Verdragsbeginselen worden geëerbiedigd, met name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en het vrij verlenen van diensten, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, het discriminatieverbod, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie.
De transparantie- en mededingingsverplichtingen voor opdrachten onder de drempels waarboven deze richtlijn geldt, moeten overeenkomstig de genoemde beginselen worden bepaald door de lidstaten, met name rekening houdend met situaties met een grensoverschrijdend belang. De lidstaten moeten met name bepalen welke regelingen het meest geschikt zijn voor de gunning van zulke opdrachten.
Voor opdrachten boven een bepaalde waarde is het raadzaam om bepalingen voor de Gemeenschapscoördinatie van de nationale procedures voor de plaatsing van dergelijke opdrachten op te stellen die op die beginselen zijn gebaseerd, om te garanderen dat deze effect sorteren en dat opdrachten voor mededinging daadwerkelijk worden opengesteld. Bijgevolg moeten deze coördinatiebepalingen overeenkomstig voornoemde regels en beginselen alsmede overeenkomstig de andere Verdragsregels worden uitgelegd.
- (16)
De artikelen 30, 45, 46, 55 en 296 van het Verdrag voorzien in specifieke uitzonderingen op de toepassing van de Verdragsbeginselen en, in het verlengde daarvan, op de toepassing van het van deze beginselen afgeleide recht. Dit heeft tot gevolg dat geen enkele bepaling van deze richtlijn het opleggen of toepassen mag verhinderen van de maatregelen die noodzakelijk blijken voor de vrijwaring van de door deze Verdragsbepalingen als rechtmatig erkende belangen.
Dit betekent met name dat de gunning van opdrachten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, kan worden vrijgesteld van deze richtlijn, als dit verantwoord is om redenen van openbare veiligheid of nodig voor de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat. Dit kan zowel het geval zijn voor opdrachten op het gebied van defensie als voor opdrachten op het gebied van veiligheid, waar zodanig strenge vereisten op het gebied van bevoorradingszekerheid nodig zijn of die zo vertrouwelijk en/of belangrijk voor de nationale soevereiniteit zijn dat zelfs de specifieke bepalingen van deze richtlijn niet volstaan om de essentiële veiligheidsbelangen van de lidstaten te vrijwaren, waarvan de bepaling een exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten is.
- (17)
In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen mag de mogelijkheid om van deze uitzonderingen gebruik te maken evenwel niet aldus worden uitgelegd dat de werking ervan verder gaat dan strikt noodzakelijk is ter bescherming van de rechtmatige belangen die deze bepalingen helpen te vrijwaren. Derhalve moet de niet-toepassing van deze richtlijn evenredig zijn met de nagestreefde doelstellingen en het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten zo min mogelijk belemmeren.
- (18)
De opdrachten voor wapens, munitie en oorlogsmateriaal welke worden geplaatst door aanbestedende diensten die in de defensiesector actief zijn, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, hierna ‘Overeenkomst’ genoemd. De overige onder deze richtlijn vallende opdrachten worden krachtens artikel XXIII van de Overeenkomst ook van het toepassingsgebied van deze Overeenkomst uitgesloten. Artikel 296 van het Verdrag en artikel XXIII, lid 1, van de Overeenkomst hebben een verschillend toepassingsgebied en zijn aan verschillende normen voor rechterlijke toetsing onderworpen. De lidstaten kunnen zich nog steeds op artikel XXIII, lid 1, van de Overeenkomst beroepen in situaties waarin artikel 296 van het Verdrag niet kan worden ingeroepen. De toepassingsvoorwaarden van deze twee bepalingen zijn dus verschillend.
Deze uitsluiting houdt ook in dat de lidstaten in de specifieke context van defensie- en veiligheidsmarkten de bevoegdheid behouden om te besluiten of hun aanbestedende dienst ondernemers van derde landen mag toestaan aan aanbestedingsprocedures deel te nemen. Zij moeten er bij dit besluit naar streven waar te krijgen voor hun geld, zich ervan bewust zijn dat een mondiaal concurrerende technologische en industriële basis voor de Europese defensie nodig is en dat open en eerlijke markten belangrijk zijn en streven naar de verkrijging van wederzijdse voordelen. De lidstaten moeten aandringen op steeds opener markten. Hun partners moeten ook blijk geven van openheid, op basis van internationaal overeengekomen regels, met name op het gebied van open en eerlijke mededinging.
- (19)
Een opdracht wordt alleen geacht een opdracht voor werken te zijn indien het voorwerp specifiek betrekking heeft op de activiteiten die vallen onder afdeling 45 van de ‘Gemeenschappelijke Woordenlijst Overheidsopdrachten’, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (7) (hierna ‘CPV’ genoemd), zelfs indien de opdracht andere voor die activiteiten benodigde diensten omvat. Opdrachten voor diensten kunnen onder bepaalde omstandigheden ook werken omvatten. Indien dergelijke werken ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht van bijkomende aard zijn en daarvan enkel een mogelijk uitvloeisel zijn of daarop een aanvulling vormen, is het feit dat die werken deel uitmaken van de opdracht echter geen reden om de opdracht als een opdracht voor werken aan te merken.
- (20)
Opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied bevatten vaak gerubriceerde gegevens die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaat in kwestie gelden, om veiligheidsredenen moeten worden beschermd tegen toegang door onbevoegden. Op militair gebied bestaan er in de lidstaten systemen voor de rubricering van dergelijke gegevens voor militaire doeleinden. Op het gebied van de niet-militaire veiligheid is de praktijk in de lidstaten echter minder eenduidig, wanneer andere gegevens op soortgelijke manier moeten worden beschermd. Het is derhalve aangewezen een concept te hanteren dat rekening houdt met de uiteenlopende werkwijzen die in de lidstaten worden gevolgd, en dat zowel het militaire als het niet-militaire gebied kan bestrijken. De eventuele plaatsing van opdrachten op deze gebieden mag echter in geen geval afbreuk doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (8) en Besluit 2001/264/EG van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (9).
Bovendien biedt artikel 296, lid 1, onder a), van het Verdrag de lidstaten de mogelijkheid zowel opdrachten op het gebied van defensie als opdrachten op het gebied van veiligheid van de regels van deze richtlijn uit te sluiten, als toepassing van deze richtlijn hen zou verplichten informatie te verstrekken waarvan zij de bekendmaking strijdig achten met hun essentiële veiligheidsbelangen. Dit kan met name het geval zijn wanneer opdrachten zo gevoelig zijn dat zelfs het bestaan daarvan geheim moet worden gehouden.
- (21)
Het dient de aanbestedende diensten te worden toegestaan van raamovereenkomsten gebruik te maken. Er moet dus in een definitie van raamovereenkomsten en specifieke regels ter zake worden voorzien. Op grond van deze regels kan een aanbestedende dienst die overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn een raamovereenkomst sluit betreffende, met name, de bekendmaking, de termijnen en de voorwaarden voor de indiening van inschrijvingen, tijdens de looptijd van de raamovereenkomst daarop gebaseerde opdrachten plaatsen door ofwel de voorwaarden in de raamovereenkomst toe te passen, ofwel, indien niet alle voorwaarden vooraf in de raamovereenkomst zijn bepaald, door een nieuwe oproep tot mededinging te doen aan de partijen bij de raamovereenkomst. De nieuwe oproep tot mededinging moet voldoen aan bepaalde regels die de vereiste flexibiliteit en de inachtneming van de algemene beginselen, waaronder het beginsel van gelijke behandeling, dienen te waarborgen. Om die redenen moet de looptijd van de raamovereenkomsten worden beperkt en zou hij niet langer dan zeven jaar mogen zijn, behalve in door de aanbestedende diensten naar behoren gemotiveerde gevallen.
- (22)
Aanbestedende diensten kunnen gebruikmaken van elektronische aankooptechnieken, op voorwaarde evenwel dat bij dit gebruik de bepalingen van deze richtlijn en de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie in acht worden genomen. Aangezien het gebruik van de techniek van elektronische veilingen waarschijnlijk zal toenemen, moeten voor dergelijke veilingen een communautaire definitie en specifieke voorschriften worden opgesteld om ervoor te zorgen dat zij volledig in overeenstemming werken met de genoemde beginselen. Daarom moet in die bepalingen staan dat dergelijke elektronische veilingen alleen gebruikt mogen worden voor opdrachten voor werken, leveringen of diensten waarvan de specificaties nauwkeurig kunnen worden bepaald. Dat kan met name het geval zijn voor terugkerende opdrachten voor leveringen, werken en diensten. Met datzelfde oogmerk moet het ook mogelijk zijn om in elk stadium van de elektronische veiling de rangorde van de inschrijvers te bepalen. Het gebruik van elektronische veilingen stelt de aanbestedende diensten in staat de inschrijvers te verzoeken nieuwe, lagere prijsoffertes te doen, en wanneer de opdracht gegund wordt aan de inschrijver met de voordeligste inschrijving kunnen ook andere elementen van de inschrijvingen dan de prijs worden verbeterd. Om ervoor te zorgen dat het transparantiebeginsel wordt nageleefd, mogen elektronische veilingen alleen gebruikt worden voor die elementen die elektronisch en zonder tussenkomst en/of beoordeling van de aanbestedende dienst automatisch geëvalueerd kunnen worden, d.w.z. alleen kwantificeerbare en in cijfers of percentages uitdrukbare elementen. Daar staat tegenover dat elektronische veilingen niet gebruikt mogen worden voor die elementen van de inschrijvingen waarvoor een beoordeling van niet-kwantificeerbare elementen nodig is. Bijgevolg mogen elektronische veilingen niet gebruikt worden voor bepaalde opdrachten voor werken en bepaalde opdrachten voor diensten die betrekking hebben op intellectuele verrichtingen, zoals het ontwerpen van werken.
- (23)
Technieken voor gecentraliseerde aankoop dragen ertoe bij de mededinging te vergroten en laten de aankopen vlotter verlopen. Bijgevolg moet het de lidstaten worden toegestaan te bepalen dat aanbestedende diensten goederen, werken en/of diensten mogen aankopen via een aankoopcentrale. Daarom moet er in een communautaire definitie van aankoopcentrale worden voorzien en moeten op communautair niveau de voorwaarden worden vastgesteld waaronder aanbestedende diensten die met eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en het gelijkheidsbeginsel via een aankoopcentrale werken, leveringen en/of diensten aankopen, kunnen worden geacht deze richtlijn te hebben nageleefd. Een aanbestedende dienst die deze richtlijn moet naleven, moet in elk geval in aanmerking komen om als aankoopcentrale op te treden. Tegelijk moet het de lidstaten ook vrij staan Europese overheidsorganen die niet onder deze richtlijn vallen, zoals het Europees Defensieagentschap, als aankoopcentrale aan te wijzen, op voorwaarde dat deze organen voor deze aankopen aanbestedingsregels naleven die met alle bepalingen van deze richtlijn stroken.
- (24)
De aanbestedende diensten kunnen in de verplichting verkeren één enkele aankoopopdracht te gunnen die gedeeltelijk onder deze richtlijn valt, terwijl het overige deel ofwel in het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG valt, ofwel niet onderworpen is aan deze richtlijn, Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG. Dit is het geval, wanneer de aanbestedingen in kwestie om objectieve redenen niet van elkaar kunnen worden losgekoppeld en via verschillende opdrachten worden gegund. In deze gevallen moeten de aanbestedende diensten één enkele opdracht kunnen gunnen, op voorwaarde dat hun besluit niet bedoeld is om opdrachten aan de toepassing van deze richtlijn of van Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG te onttrekken.
- (25)
Het bestaan van een groot aantal drempels voor de toepassing van de gecoördineerde bepalingen geeft aanleiding tot complicaties voor de aanbestedende diensten. Gelet op de gemiddelde waarde van de opdrachten op het gebied van defensie en veiligheid, is het passend de drempels van deze richtlijn aan te passen aan de drempels die de aanbestedende diensten reeds in acht moeten nemen voor de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG. De drempels van deze richtlijn moeten ook samen met die van Richtlijn 2004/17/EG worden herzien, wanneer deze laatste drempels worden herzien.
- (26)
Voorts dienen bepalingen te worden vastgesteld voor gevallen waarin deze richtlijn niet van toepassing is doordat specifieke voorschriften voor het gunnen van opdrachten van toepassing zijn die uit internationale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en derde landen voortvloeien. De regels in het kader van bepaalde overeenkomsten betreffende de stationering van troepen van een lidstaat in een andere lidstaat of een derde land of de stationering van troepen van een derde land in een lidstaat moeten ook uitsluiten dat gebruik van de gunningsprocedures in deze richtlijn wordt gemaakt. Evenmin mag deze richtlijn van toepassing zijn op opdrachten die worden gegund door internationale organisaties voor de doeleinden van deze organisaties of op opdrachten die door een lidstaat moeten worden gegund overeenkomstig regels die specifiek zijn voor deze organisaties.
- (27)
Op het gebied van defensie en veiligheid zijn sommige opdrachten zo gevoelig dat het niet passend zou zijn deze richtlijn toe te passen, ondanks het specifieke karakter ervan. Dit is het geval voor aanbestedingen van inlichtingendiensten en aanbestedingen voor alle soorten van inlichtingenactiviteiten, inclusief contra-activiteiten, volgens de definitie van de lidstaten. Dit is ook het geval voor andere bijzonder gevoelige aankopen die een uitzonderlijk hoog niveau van vertrouwelijkheid vereisen, zoals bijvoorbeeld bepaalde aankopen voor grensbeveiliging of de bestrijding van terrorisme of de georganiseerde misdaad, aankopen die verband houden met encryptie of aankopen die specifiek bestemd zijn voor geheime operaties of andere even gevoelige acties die door de politie- en de veiligheidsdiensten worden uitgevoerd.
- (28)
De lidstaten voeren vaak samenwerkingsprogramma's uit om samen nieuw defensiemateriaal te ontwikkelen. Deze programma's zijn bijzonder belangrijk, omdat zij helpen nieuwe technologie te ontwikkelen en de hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten van complexe wapensystemen te dragen. Sommige van deze programma's worden beheerd door internationale organisaties, met name de Gezamenlijke Organisatie voor samenwerking op defensiematerieelgebied (OCCAR — Organisation conjointe de coopération en matière d'armement) en de NAVO (via specifieke agentschappen), of door agentschappen van de Unie, zoals het Europees Defensieagentschap, die vervolgens opdrachten gunnen namens de lidstaten. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op deze opdrachten. Voor deze samenwerkingsprogramma's worden de opdrachten door aanbestedende diensten van één lidstaat ook namens een of meer andere lidstaten gegund. Ook in deze gevallen mag deze richtlijn niet van toepassing zijn.
- (29)
Indien de strijdkrachten of veiligheidsdiensten van de lidstaten operaties buiten de grenzen van de Unie uitvoeren, en als de operationele omstandigheden het vereisen, dienen de aanbestedende diensten die in het operatiegebied zijn ingezet, de toestemming te krijgen de voorschriften van deze richtlijn niet toe te passen wanneer zij aldaar opdrachten plaatsen bij ondernemers die in het operatiegebied zijn gevestigd, inclusief voor civiele doeleinden die rechtstreeks verband houden met het voeren van deze operaties.
- (30)
Gelet op het specifieke karakter van de defensie- en veiligheidssector moeten aankopen door een regering van materiaal alsmede werken en diensten bij een andere regering van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten.
- (31)
In het kader van diensten vertonen de opdrachten voor de verwerving of huur van onroerende goederen dan wel de rechten op deze goederen bijzondere kenmerken, waardoor toepassing van de aanbestedingsvoorschriften niet geschikt is.
- (32)
De diensten inzake arbitrage en bemiddeling worden meestal verleend door instanties of personen die worden aangewezen of gekozen op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld.
- (33)
Financiële diensten worden ook toevertrouwd aan personen of instanties onder voorwaarden die niet verenigbaar zijn met de toepassing van aanbestedingsregels.
- (34)
Krachtens artikel 163 van het Verdrag is het stimuleren van onderzoek en technologische ontwikkeling een van de middelen om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie in de Gemeenschap te versterken en het openstellen van opdrachten voor diensten draagt bij aan de verwezenlijking van die doelstelling. Op de medefinanciering van onderzoeksprogramma's heeft deze richtlijn geen betrekking. Derhalve vallen buiten deze richtlijn andere opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling dan die waarvan de resultaten in hun geheel toekomen aan de aanbestedende dienst voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden buiten deze richtlijn, voor zover de dienstverrichting volledig door de aanbestedende dienst wordt beloond.
- (35)
Beroep en werk zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen en bevorderen de maatschappelijke integratie. In dit verband dragen sociale werkplaatsen en programma's voor beschermde arbeid op doeltreffende wijze bij tot de integratie of herintegratie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt. Het is echter mogelijk dat het dergelijke werkplaatsen niet lukt om bij normale mededingingsvoorwaarden opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten de deelneming aan procedures voor de gunning van opdrachten kunnen voorbehouden aan dergelijke werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid.
- (36)
Voor de toepassing van deze richtlijn op de opdrachten voor diensten die in het toepassingsgebied ervan vallen en voor monitoringdoeleinden, moeten de diensten worden onderverdeeld in categorieën die overeenkomen met specifieke rubrieken in de CPV-classificatie en moeten zij worden samengebracht in twee bijlagen volgens de regeling waaronder zij vallen. Wat de in bijlage II bedoelde diensten betreft, mogen de van toepassing zijnde bepalingen in deze richtlijn geen afbreuk doen aan de toepassing van specifieke communautaire voorschriften voor de desbetreffende diensten. Opdat de bepalingen van deze richtlijn worden toegepast in plaats van die van Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG, moet vaststaan dat de opdrachten voor diensten in kwestie binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
- (37)
Wat de opdrachten voor diensten betreft, moet gedurende een overgangsperiode de volledige toepassing van deze richtlijn worden beperkt tot de opdrachten waarvoor de bepalingen ervan zullen toestaan de volledige mogelijkheden van toenemend grensoverschrijdend verkeer te verwezenlijken. De opdrachten voor andere diensten moeten gedurende deze overgangsperiode worden gevolgd, alvorens wordt besloten deze richtlijn daarop volledig toe te passen.
- (38)
De door de aanbestedende diensten opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van opdrachten voor mededinging mogelijk maken. Daartoe moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van de technische oplossingen tot uiting komt. Te dien einde moeten enerzijds de technische eisen kunnen worden opgesteld in termen van prestaties en functionele specificaties. Anderzijds moeten, bij verwijzing naar de Europese norm of naar internationale of nationale normen, met inbegrip van normen eigen aan de defensiesector, op andere gelijkwaardige oplossingen gebaseerde inschrijvingen door de aanbestedende dienst in overweging worden genomen. Deze gelijkwaardigheid kan met name worden beoordeeld op basis van de eisen inzake interoperabiliteit en operationele doeltreffendheid. Om de gelijkwaardigheid aan te tonen, moeten de inschrijvers elk bewijsmiddel kunnen gebruiken. Aanbestedende diensten moeten iedere beslissing dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid, kunnen motiveren. Daarnaast bestaan er internationale normalisatieovereenkomsten die erop gericht zijn de interoperabiliteit van de strijdkrachten te garanderen en die in de lidstaten kracht van wet kunnen hebben. Ingeval een van deze overeenkomsten van toepassing is, mogen de aanbestedende diensten eisen dat de inschrijvingen aan de in die overeenkomst vervatte normen voldoen. De technische specificaties moeten duidelijk worden aangegeven, zodat alle inschrijvers weten waarop de door de aanbestedende dienst gestelde eisen betrekking hebben.
- (39)
De bijzonderheden van de technische specificaties en de nadere inlichtingen betreffende de opdracht moeten, zoals in de lidstaten gebruikelijk is, in het bestek voor elke opdracht of in een gelijkwaardig document zijn opgenomen.
- (40)
Potentiële onderaannemers mogen niet worden gediscrimineerd op grond van nationaliteit. In de context van defensie en veiligheid kan het voor aanbestedende diensten passend zijn de geselecteerde inschrijver te verplichten een transparante en niet-discriminerende mededingingsprocedure te organiseren, wanneer hij opdrachten in onderaanneming gunt aan derde partijen. Deze verplichting kan gelden voor alle opdrachten in onderaanneming of alleen voor specifieke opdrachten in onderaanneming die door de aanbestedende dienst zijn geselecteerd.
Bovendien komt het passend voor het recht van de inschrijver op onderaanneming aan te vullen met de optie voor de lidstaat om zijn aanbestedende diensten toe te staan te verlangen dat opdrachten in onderaanneming die op zijn minst een bepaald percentage van de waarde van de opdracht vertegenwoordigen, worden gegund aan derde partijen, met dien verstande dat verbonden ondernemingen niet als derde partijen mogen worden beschouwd. Wanneer op deze manier een percentage vereist is, moet de geselecteerde inschrijver opdrachten in onderaanneming gunnen na een transparante en niet-discriminerende mededingingsprocedure, zodat alle geïnteresseerde ondernemingen dezelfde kans hebben om de voordelen van de onderaanneming te genieten. Tegelijkertijd mag de behoorlijke werking van de bevoorradingsketen van de geselecteerde inschrijver niet in gevaar worden gebracht. Daarom moet het percentage dat op verzoek van de aanbestedende dienst aan een derde partij in onderaanneming kan worden gegund, naar behoren de voorwerp en de waarde van de opdracht weerspiegelen.
Tijdens een procedure van gunning door onderhandelingen of een concurrentiegerichte dialoog met eisen wat onderaanneming betreft, kunnen de aanbestedende dienst en de inschrijvers de onderaannemingseisen of -aanbevelingen bespreken, om ervoor te zorgen dat de aanbestedende dienst volledig geïnformeerd is over de impact van de verschillende opties op het gebied van onderaanneming, met name wat de kosten, de kwaliteit of de risico's betreft. In elk geval moet het de oorspronkelijk door de geselecteerde inschrijver voorgestelde onderaannemers vrij staan aan procedures voor de gunning van opdrachten in onderaanneming deel te nemen.
In de context van defensie- en veiligheidsmarkten moeten de lidstaten en de Commissie ook de ontwikkeling en verspreiding aanmoedigen van ‘best practices’ tussen de lidstaten en het Europese bedrijfsleven, om het vrije verkeer en de mededinging in de markten voor onderaanneming van de Unie te bevorderen, alsmede het effectief beheer wat leveranciers en kleine en middelgrote ondernemingen betreft, om zo goed mogelijke waar voor het bestede geld te krijgen. De lidstaten moeten alle geselecteerde inschrijvers op de voordelen wijzen die transparante en op het mededingingsprincipe gebaseerde aanbestedingen en diversiteit wat de leveranciers betreft voor opdrachten in onderaanneming hebben, en zij moeten beste praktijken op het gebied van beheer van de bevoorradingsketen op de defensie- en veiligheidsmarkten ontwikkelen en verspreiden.
- (41)
De contractsvoorwaarden voor de uitvoering van een opdracht zijn verenigbaar met deze richtlijn voor zover zij niet direct of indirect discriminerend zijn en zij in de aankondiging van de opdracht of in het bestek zijn vermeld.
- (42)
De voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht kunnen met name door de aanbestedende diensten gestelde eisen inzake gegevensbeveiliging en bevoorradingszekerheid bevatten. Deze eisen zijn bijzonder belangrijk gezien het gevoelige karakter van het onder deze richtlijn vallende materiaal en hebben betrekking op de gehele bevoorradingsketen.
- (43)
Om de veiligheid van gegevens te garanderen mogen de aanbestedende diensten met name toezeggingen eisen zowel van aannemers als van onderaannemers dat gerubriceerde gegevens tegen toegang door onbevoegden zullen worden beschermd, alsmede voldoende informatie over hun capaciteit op dit gebied. Bij gebrek aan een communautaire regeling inzake gegevenbeveiliging is het aan de aanbestedende diensten of de lidstaten om eisen op dit gebied vast te stellen, met inachtneming van hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, en te bepalen of zij overeenkomstig de nationale wet van een andere lidstaat afgegeven betrouwbaarheidsverklaringen beschouwen als evenwaardig met degene die door hun eigen bevoegde autoriteiten worden afgegeven.
- (44)
Bevoorradingszekerheid kan een grote diversiteit van vereisten inhouden, met inbegrip van bijvoorbeeld de interne regels die gelden tussen moeder- en dochteronderneming op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, de beschikbaarheid van kritieke onderhouds- en revisiecapaciteit om de ondersteuning van aangekochte materiaal gedurende de hele levenscyclus ervan te garanderen.
- (45)
Het is in geen geval toegestaan dat een voorwaarde voor de uitvoering van de opdracht betrekking heeft op andere eisen dan die welke met de uitvoering van de opdracht zelf verband houden.
- (46)
Tijdens de uitvoering van een opdracht zijn zowel de nationale als de communautaire wetten, regelingen en collectieve overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden en veiligheid op het werk van kracht, op voorwaarde dat deze regels en hun toepassing in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. Voor grensoverschrijdende situaties, waarbij werknemers van een lidstaat ter verwezenlijking van een opdracht in een andere lidstaat diensten verlenen, zijn in Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verlenen van diensten (10) de minimumvoorwaarden bepaald waaraan het land van ontvangst ten aanzien van deze ter beschikking gestelde werknemers moet voldoen. Indien het nationaal recht daartoe strekkende bepalingen bevat, kan niet-naleving van die verplichtingen beschouwd worden als een ernstige fout of een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de ondernemer, hetgeen kan leiden tot uitsluiting van deze ondernemer van de aanbestedingsprocedure voor een opdracht.
- (47)
De onder deze richtlijn vallende opdrachten worden gekenmerkt door bijzondere eisen inzake complexiteit, gegevensbeveiliging of bevoorradingszekerheid. Om er zeker van te zijn dat aan deze eisen kan worden voldaan, dient bij het plaatsen van een dergelijke opdracht vaak uitvoerig te worden onderhandeld. De aanbestedende diensten kunnen voor de onder deze richtlijn vallende opdrachten derhalve naast de niet-openbare procedure ook de procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht toepassen.
- (48)
Voor aanbestedende diensten die bijzonder complexe projecten uitvoeren, kan het, zonder dat hen iets valt te verwijten, objectief gezien onmogelijk zijn te bepalen welke middelen aan hun behoeften kunnen voldoen of te beoordelen wat de markt te bieden heeft op het stuk van technische en/of financiële of juridische oplossingen. Dat kan met name het geval zijn bij de uitvoering van projecten die de integratie of de combinatie vereisen van meerdere technologische of operationele capaciteiten, of van projecten met een complexe en gestructureerde financiering waarvan de financiële en juridische onderbouwing niet van tevoren kan worden voorgeschreven. In dat geval kunnen de niet-openbare procedure en de procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht niet worden toegepast omdat de opdracht niet nauwkeurig genoeg kan worden omschreven opdat gegadigden hun inschrijvingen kunnen opstellen. Er moet derhalve worden voorzien in een flexibele procedure die de mededinging tussen ondernemers vrijwaart, en tevens rekening houdt met de behoefte van de aanbestedende diensten om met elke gegadigde een dialoog over alle aspecten van de opdracht aan te gaan. Deze procedure mag evenwel niet op zodanige wijze worden aangewend dat de concurrentie wordt beperkt of verstoord, met name door het wijzigen van basiselementen van de inschrijvingen, het opleggen van inhoudelijke nieuwe elementen aan de gekozen inschrijver of het betrekken van een andere, niet als meest economisch voordelige aangewezen inschrijver in de procedure.
- (49)
Alvorens een procedure voor het plaatsen van een opdracht te starten, mogen de aanbestedende diensten, door gebruik te maken van een ‘technische dialoog’, advies vragen of aanvaarden dat bij het opstellen van het bestek kan worden gebruikt, op voorwaarde echter dat een dergelijk advies niet tot uitschakeling van de mededinging leidt.
- (50)
In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden kan de toepassing van een procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht onmogelijk of totaal ongeschikt zijn. De aanbestedende diensten moeten derhalve in bepaalde zeer specifieke gevallen en omstandigheden de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht kunnen toepassen.
- (51)
Deze omstandigheden moeten ten dele dezelfde zijn als die waarin Richtlijn 2004/18/EG voorziet. In dat verband dient er met name rekening mee worden gehouden dat defensie- en veiligheidsmateriaal vaak technisch complex is. De vraag of er onverenigbaarheid ontstaat en of er zich bij gebruik en onderhoud onevenredige technische moeilijkheden voordoen waardoor de toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht gerechtvaardigd is voor opdrachten voor aanvullende leveringen, moet derhalve worden beoordeeld in het licht van deze complexiteit en van de daarmee samenhangende eisen inzake interoperabiliteit en normalisatie van het desbetreffende materiaal. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de integratie van nieuwe onderdelen in bestaande systemen of voor de modernisering van deze systemen.
- (52)
Het kan voorkomen dat voor bepaalde aankopen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn maar één ondernemer in staat is de opdracht uit te voeren, omdat deze de houder is van exclusieve rechten of om technische redenen. In deze gevallen moet het de aanbestedende dienst toegestaan zijn rechtstreeks opdrachten te gunnen aan of raamovereenkomsten te sluiten met deze enige ondernemer. De technische redenen die verklaren waarom maar één ondernemer de opdracht kan uitvoeren moeten strikt worden omschreven en in elk individueel geval worden gerechtvaardigd. Deze redenen kunnen bijvoorbeeld bestaan in een louter technische onmogelijkheid voor andere gegadigden dan de geselecteerde ondernemer om de vereiste doelstellingen te halen of in de noodzaak gebruik te maken van specifieke know-how, instrumenten of middelen die maar één ondernemer tot zijn beschikking heeft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor wijziging of modernisering van bijzonder complex materiaal. Technische redenen kunnen ook verband houden met specifieke vereisten op het gebied van interoperabiliteit of veiligheidvoorschriften waaraan moet worden voldaan om de werking van de strijdkrachten of de veiligheidsdiensten te garanderen.
- (53)
Wegens het bijzondere karakter van de opdrachten die onder deze richtlijn vallen, is het bovendien noodzakelijk ervoor te zorgen dat kan worden ingespeeld op de nieuwe omstandigheden die zich op de door deze richtlijn bestreken gebieden kunnen voordoen.
- (54)
Zo kunnen de strijdkrachten van de lidstaten zich verplicht zien in crisissituaties in het buitenland te interveniëren, bijvoorbeeld in het kader van vredeshandhavingsmissies. Bij de aanvang of in de loop van een dergelijke interventie kan het voor de veiligheid van de lidstaten en hun strijdkrachten noodzakelijk zijn bepaalde opdrachten te plaatsen binnen een termijn die onverenigbaar is met de gebruikelijke termijnen die in acht moeten worden genomen in het kader van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten waarin deze richtlijn voorziet. Dergelijke spoedgevallen kunnen zich eveneens voordoen voor het voorzien in de behoeften van de veiligheidsdiensten, bijvoorbeeld bij een terroristische aanslag op het grondgebied van de Unie.
- (55)
Het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling is een zeer belangrijke manier om de technologische en industriële basis voor de Europese defensie te versterken. Het openstellen van overheidsopdrachten draagt daartoe bij. Dit neemt niet weg dat het belang van onderzoek en ontwikkeling op dit specifieke terrein een maximum aan flexibiliteit bij het plaatsen van opdrachten voor leveringen en diensten voor onderzoek rechtvaardigt. Tegelijk mag deze flexibiliteit evenwel niet de eerlijke mededinging voor de latere fasen van de levenscyclus van het product uitsluiten. Opdrachten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling mogen daarom alleen betrekking hebben op activiteiten tot de fase waar de volwaardigheid van nieuwe technologie redelijk kan worden beoordeeld en deze technologie van zijn risicogehalte kan worden ontdaan. Na deze fase mogen geen opdrachten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling worden gebruikt om de bepalingen van deze richtlijn te omzeilen, inclusief door de keuze van de inschrijver voor de volgende fase vooraf te bepalen.
Anderzijds mag het niet nodig zijn dat de aanbestedende dienst de latere fasen van de opdracht afzonderlijk moet aanbesteden, als de opdracht die betrekking heeft op de onderzoeksactiviteiten, al een optie voor deze fasen omvat en gegund is via een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht, of, indien van toepassing, een concurrentiegerichte dialoog.
- (56)
Om transparantie te garanderen moeten regels worden vastgesteld voor bekendmaking door de aanbestedende diensten van adequate informatie vóór en aan het einde van de gunningsprocedure. Bovendien moet extra specifieke informatie worden verstrekt aan gegadigden en inschrijvers over de resultaten van deze procedure. De aanbestedende diensten moeten evenwel sommige informatie kunnen inhouden, wanneer en in zoverre de bekendmaking hiervan de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins strijdig zou zijn met het algemeen belang, de legitieme commerciële belangen van ondernemers zou schaden of schadelijk zou kunnen zijn voor de eerlijke mededinging tussen ondernemers. Gelet op de aard en de kenmerken van de werken, leveringen en diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft, zijn redenen van openbaar belang die verband houden met de naleving van verplichte nationale bepalingen die vallen binnen de werkingssfeer van de nationale openbare orde, met name defensie en veiligheid, hiervoor bijzonder belangrijk.
- (57)
Gezien de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en de vereenvoudigingen die deze met zich kunnen brengen, dienen elektronische middelen te worden gelijkgesteld met de klassieke middelen voor communicatie en informatie-uitwisseling. De middelen en de technologie waarvoor wordt gekozen, moeten zoveel mogelijk met de in de andere lidstaten gebruikte technologieën verenigbaar zijn.
- (58)
Voor de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging op het gebied van de aanbestedingen waarop deze richtlijn betrekking heeft, is het noodzakelijk dat de door de aanbestedende diensten van de lidstaten opgestelde aankondigingen van opdrachten in de gehele Gemeenschap worden bekendgemaakt. Het doel van de in deze aankondigingen gegeven inlichtingen is de ondernemers van de Gemeenschap in staat te stellen uit te maken of de voorgenomen opdrachten hen interesseren. Te dien einde dienen zij afdoende te worden ingelicht over het voorwerp van de opdracht en de bijbehorende voorwaarden. Het is dus van belang te zorgen voor een betere zichtbaarheid van de bekendgemaakte aankondigingen door middel van geschikte instrumenten, zoals de standaardformulieren voor de aankondiging van een opdracht en de CPV, die als referentienomenclatuur voor opdrachten fungeert.
- (59)
Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (11) en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (‘Richtlijn inzake elektronische handel’) (12) moeten op de doorgifte van informatie met elektronische middelen in het kader van de onderhavige richtlijn van toepassing zijn. De procedures voor de plaatsing van opdrachten vereisen een hoger niveau van veiligheid en vertrouwelijkheid dan het bij die richtlijnen vereiste niveau. Daarom moeten de middelen voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelneming en inschrijvingen voldoen aan specifieke aanvullende eisen. Te dien einde moet het gebruik van elektronische handtekeningen, en met name geavanceerde elektronische handtekeningen, zoveel mogelijk worden aangemoedigd. Voorts kan het bestaan van vrijwillige accreditatieregelingen een gunstig kader vormen voor het bevorderen van het leveren van certificatiediensten voor deze middelen.
- (60)
Door het gebruik van elektronische middelen wordt tijd bespaard. Bijgevolg dienen de minimumtermijnen voor de ontvangst van offertes en verzoeken tot deelneming bij gebruik van deze elektronische middelen te worden verkort, op voorwaarde evenwel dat deze verenigbaar zijn met de op communautair niveau toegepaste wijzen van doorgifte.
- (61)
De beoordeling van de geschiktheid van de gegadigden en hun selectie dienen op transparante wijze te geschieden. Daartoe dienen niet-discriminerende criteria te worden aangegeven die de aanbestedende diensten kunnen gebruiken om de mededingers te selecteren, alsmede de middelen die de ondernemers kunnen gebruiken om aan te tonen dat zij aan deze criteria voldoen. Uit dit oogpunt van transparantie dient de aanbestedende dienst gehouden te zijn vanaf de oproep tot mededinging voor een opdracht de selectiecriteria aan te geven die hij voor de selectie zal hanteren, alsmede het niveau van specifieke bekwaamheden dat hij eventueel van ondernemers eist opdat deze tot de aanbestedingsprocedure kunnen worden toegelaten.
- (62)
Een aanbestedende dienst kan het aantal gegadigden in niet-openbare procedures, in procedures van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht en in de concurrentiegerichte dialoog beperken. Een dergelijke vermindering van het aantal gegadigden moet geschieden op basis van objectieve criteria die in de aankondiging van de opdracht zijn vermeld. Voor de criteria in verband met de persoonlijke situatie van de ondernemer kan een algemene verwijzing in de aankondiging van de opdracht naar de in deze richtlijn opgenomen gevallen volstaan.
- (63)
In het kader van de concurrentiegerichte dialoog en de procedures van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht, en rekening houdend met de eventueel vereiste flexibiliteit en met de te hoog oplopende kosten die aan deze methodes voor de gunning van opdrachten verbonden zijn, moeten de aanbestedende diensten kunnen bepalen dat de procedure in opeenvolgende fasen verloopt teneinde geleidelijk, op basis van vooraf aangegeven gunningscriteria, het aantal inschrijvingen waarover zij verder zullen spreken of onderhandelen, te beperken. Voor zover het aantal oplossingen of geschikte gegadigden dat toelaat, moet deze beperking daadwerkelijke mededinging garanderen.
- (64)
De communautaire voorschriften inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels zijn van toepassing wanneer voor deelneming aan een aanbestedingsprocedure een bepaalde beroepsbekwaamheid wordt geëist.
- (65)
Voorkomen moet worden dat opdrachten worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping of fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, aan het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, dan wel aan terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terrorisme. De aanbestedende diensten verzoeken in voorkomend geval de gegadigden of inschrijvers om passende documenten en kunnen, in geval van twijfel over de persoonlijke situatie van de gegadigden of inschrijvers, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat om medewerking verzoeken. Zulke ondernemers moeten worden uitgesloten zodra de aanbestedende dienst kennis heeft van een overeenkomstig het nationale recht uitgesproken en in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing met betrekking tot dergelijke strafbare feiten. De niet-naleving van de wetgeving inzake onwettige afspraken, in het kader van opdrachten, ten aanzien waarvan een onherroepelijk vonnis of een beslissing met vergelijkbare werking is uitgesproken, kan als een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de ondernemer of als een ernstige fout worden beschouwd, indien het nationale recht daartoe strekkende bepalingen bevat. Het moet ook mogelijk zijn ondernemers uit te sluiten, als de aanbestedende dienst informatie heeft, die eventueel afkomstig is van beschermde bronnen, waardoor vaststaat dat deze spelers niet voldoende betrouwbaar zijn om risico's voor de veiligheid van de lidstaat uit te sluiten. Deze risico's kunnen het gevolg zijn van bepaalde kenmerken van de producten die door de gegadigde worden geleverd of van de aandeelhoudersstructuur van de gegadigde.
- (66)
De niet-naleving van nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (13) en van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (14), ten aanzien waarvan een onherroepelijk vonnis of een beslissing met vergelijkbare werking is uitgesproken, kan als een delict dat in strijd is met de beroepsgedragsregels van de ondernemer of als een ernstige fout worden beschouwd.
- (67)
Gezien de gevoeligheid van de sector is het van cruciaal belang dat de ondernemers aan wie opdrachten worden gegund, betrouwbaar zijn. Deze betrouwbaarheid hangt met name af van het feit of zij in staat zijn aan de door de aanbestedende dienst gestelde eisen inzake bevoorradingszekerheid en gegevensbeveiliging te voldoen. Daarnaast mag niets in deze richtlijn een aanbestedende dienst verhinderen een ondernemer in welke fase van het proces ook uit te sluiten voor de gunning van een opdracht, als de aanbestedende dienst informatie heeft dat, als de opdracht geheel of gedeeltelijk aan die ondernemer wordt gegund, dit een risico kan inhouden voor de essentiële veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat.
- (68)
Bij gebrek aan een communautaire regeling ten aanzien van gegevenbeveiliging is het aan de aanbestedende diensten of de lidstaten om het niveau van technische capaciteit vast te stellen dat op dit gebied vereist is om deel te nemen aan een gunningsprocedure en te beoordelen of de gegadigden het vereiste veiligheidsniveau halen. In vele gevallen hebben de lidstaten bilaterale veiligheidsakkoorden met regels over de wederzijdse erkenning van nationale betrouwbaarheidsverklaringen. Zelfs waar deze akkoorden bestaan, kunnen de capaciteiten van ondernemers uit andere lidstaten op het gebied van gegevensbeveiliging worden gecontroleerd; bij deze controle moeten de principes van niet-discriminatie, gelijke behandeling en evenredigheid worden geëerbiedigd.
- (69)
De gunning van de opdracht dient te geschieden op basis van objectieve criteria waarbij het discriminatieverbod en de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht worden genomen en de beoordeling van de inschrijvingen op transparante en objectieve wijze en onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging wordt gewaarborgd. Derhalve mogen slechts twee gunningscriteria worden toegepast: het criterium van de ‘laagste prijs’ en het criterium van de ‘economisch voordeligste inschrijving’.
- (70)
Teneinde te waarborgen dat bij de gunning van opdrachten het beginsel van de gelijke behandeling in acht wordt te genomen, moet worden voorzien in de door de jurisprudentie bevestigde verplichting om de nodige transparantie te garanderen teneinde iedere inschrijver de mogelijkheid te bieden redelijkerwijs kennis te nemen van de criteria en de nadere regelingen die zullen worden toegepast ter bepaling van de economisch voordeligste inschrijving. Daarom dienen de aanbestedende diensten tijdig de gunningscriteria en het relatieve gewicht van elk van deze criteria aan te geven zodat de ondernemers er bij de opstelling van hun inschrijving kennis van hebben. De aanbestedende diensten kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen die zij moeten kunnen toelichten, afzien van de vermelding van het relatieve gewicht van de gunningscriteria wanneer dat relatieve gewicht niet vooraf kan worden bepaald, met name wegens de complexiteit van de opdracht. In die gevallen moeten zij de criteria in afnemende volgorde van belangrijkheid vermelden.
- (71)
Wanneer de aanbestedende diensten besluiten de opdracht aan de economisch voordeligste inschrijving te gunnen, gaan zij na welke inschrijving de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt. Daartoe stellen zij economische en kwalitatieve criteria vast, die het over het geheel genomen mogelijk moeten maken om de voor de aanbestedende dienst economisch voordeligste inschrijving te bepalen. Bij de vaststelling van deze criteria wordt rekening gehouden met het voorwerp van de opdracht, aangezien de criteria het mogelijk moeten maken het prestatieniveau van iedere inschrijving in verhouding tot het in de technische specificaties omschreven voorwerp van de opdracht te beoordelen, en de prijs-kwaliteitverhouding van iedere inschrijving te bepalen.
- (72)
De naleving van verplichtingen op het gebied van transparantie en mededinging moet worden gegarandeerd via een efficiënt beroepssysteem op basis van het systeem waarin Richtlijnen 89/665/EEG(15) en 92/13/EEG(16) van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad (17), voorzien voor opdrachten die vallen onder Richtlijn 2004/17/EG en Richtlijn 2004/18/EG. In het bijzonder moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep tegen de gunningsprocedure aan te tekenen, vóór een contract word ondertekend, alsmede in de garanties die nodig zijn voor de doeltreffendheid van dit beroep, zoals de opschortende termijn. Er moet ook worden voorzien in de mogelijkheid onwettige directe gunningen of contracten bij de sluiting waarvan deze richtlijn is geschonden, aan te vechten.
- (73)
Bij de beroepsprocedures moet evenwel rekening worden gehouden met de bescherming van defensie- en veiligheidsbelangen, wat de procedures van de beroepsinstanties, de keuze van de voorlopige maatregelen en de sancties die worden opgelegd om de niet-nakoming van verplichtingen op het gebied van transparantie en mededinging te bestraffen, betreft. De lidstaten moeten met name kunnen bepalen dat de van de aanbestedende dienst onafhankelijke beroepsinstantie kan besluiten een overeenkomst niet onverbindend te verklaren, ook al is de opdracht onwettig gegund om de in deze richtlijn genoemde redenen, indien de beroepsinstantie van mening is, nadat zij alle relevante aspecten heeft onderzocht, dat de uitzonderlijke omstandigheden van de zaak in kwestie vereisen dat rekening met bepaalde dwingende redenen van algemeen belang wordt gehouden. Gelet op de aard en de kenmerken van de werken, leveringen en diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft, moeten deze dwingende redenen eerst en vooral verband houden met de algemene belangen van defensie en veiligheid van de lidstaten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer de onverbindendheid van een overeenkomst ernstig gevaar zou opleveren, niet alleen voor de uitvoering van het specifieke project waarop de opdracht betrekking heeft, maar ook voor het bestaan zelf van een ruimer defensie- en/of veiligheidsprogramma waarvan het project deel uitmaakt.
- (74)
Bepaalde technische voorwaarden, met name die betreffende de aankondigingen en de statistische overzichten alsmede de gebruikte nomenclatuur en de voorwaarden voor verwijzing naar deze nomenclatuur, dienen in het licht van de ontwikkeling van de technische behoeften te kunnen worden vastgesteld en gewijzigd. Het is dus wenselijk daarvoor in een soepele en snelle vaststellingsprocedure te voorzien.
- (75)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (18).
- (76)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de drempelbedragen te herzien door ze in overeenstemming te brengen met de in Richtlijn 2004/17/EG vastgestelde drempels, en de bepaalde codes van de CPV-nomenclatuur en de regels voor de verwijzing in de aankondigingen naar specifieke CPV-rubrieken, alsook de technische aspecten en kenmerken van de middelen voor elektronische ontvangst te wijzigen.
Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (77)
Wanneer om dwingende urgente redenen de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen niet kunnen worden nageleefd, moet de Commissie voor de aanneming van deze maatregelen de in artikel 5 bis, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde urgentieprocedure kunnen toepassen.
- (78)
Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord ‘Beter wetgeven’ (19) worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (79)
In een periodieke beoordeling door de Commissie moet worden beoordeeld of de markt voor defensiemateriaal werkt op een open, transparante en concurrerende wijze, inclusief de impact van deze richtlijn op de markt, bijvoorbeeld op de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Onbenoemd Inhoudsopgave
Voetnoten
PB C 100 van 30.4.2009, blz. 114.
Advies van het Europees Parlement van 14 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juli 2009.
PB C 280 E van 18.11.2006, blz. 463.
Besluit tot vaststelling van de lijst van producten (wapenen, munitie en oorlogsmateriaal) waarop de bepalingen van lid 1, onder b), van artikel 223 — thans artikel 296, lid 1, onder b) — van het Verdrag van toepassing zijn (doc. 255/58). Proces-verbaal van 15 april 1958: doc. 368/58.
PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.
PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1.
PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.
PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.
PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.
PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.
PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
PB L 39 van 14.2.1976, blz. 40.
Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33).
Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14).
Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 31).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.