NJ 2021/305
Wvggz. Zorgmachtiging. Weigering door betrokkene van bijstand toegevoegde advocaat (art. 1:7 lid 1 Wvggz).
HR 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1273
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 september 2021
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/01539
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS293190:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1273, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:616, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑04‑2021
- Wetingang
Art. 1:7 Wvggz
Samenvatting
Ingevolge art. 1:7 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz geeft de rechter, indien ten aanzien van een betrokkene een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt voorbereid, onverwijld aan het bestuur van de raad voor de rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan de betrokkene, indien niet blijkt dat de betrokkene reeds een advocaat heeft. Art. 8 lid 3 Wet Bopz (oud) bevatte een vergelijkbare bepaling. De Hoge Raad heeft ten aanzien van deze bepaling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.