Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1072/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2009
- Bronpublicatie:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1072/2009)
- Inwerkingtreding
04-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1072/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
(herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten (3), Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (4), en Richtlijn 2006/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg (5) moeten op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en vereenvoudiging dient tot herschikking van deze rechtshandelingen te worden overgegaan en dienen deze te worden opgenomen in één verordening.
- (2)
De totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoersbeleid houdt onder meer in dat er gemeenschappelijke voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de toegang tot de markt van het internationale vervoer van goederen over de weg op het grondgebied van de Gemeenschap, en dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder niet-ingezeten vervoerders vervoersdiensten mogen verrichten in een lidstaat. Deze voorschriften moeten bijdragen tot de goede werking van de interne vervoersmarkt.
- (3)
Om te zorgen voor een coherent kader voor het internationale goederenvervoer over de weg in de hele Gemeenschap, dient deze verordening van toepassing te zijn op alle internationale vervoer op het grondgebied van de Gemeenschap. Vervoer van lidstaten naar derde landen is nog steeds overwegend geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en die derde landen. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op het traject op het grondgebied van de lidstaat waar wordt geladen en gelost zolang niet de nodige overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen zijn gesloten. Zij moet echter wel van toepassing zijn op het grondgebied van een lidstaat van doorvoer.
- (4)
De totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoersbeleid impliceert dat ten aanzien van degene die de vervoersdiensten verricht, elke beperking op grond van nationaliteit of vestiging in een andere lidstaat dan die waarin de dienst moet worden verricht, wordt opgeheven.
- (5)
Met het oog op een vlotte en flexibele verwezenlijking hiervan dient te worden voorzien in een tijdelijke cabotageregeling, zolang de harmonisering van de markt voor vervoer over de weg nog niet is voltooid.
- (6)
De stapsgewijze voltooiing van de interne Europese markt moet leiden tot het verwijderen van beperkingen van de toegang tot de binnenlandse markten van lidstaten. Niettemin moet hierbij rekening worden gehouden met de doeltreffendheid van de controles en met de ontwikkeling van de in het beroep geldende arbeidsvoorwaarden, alsmede met de harmonisering van de voorschriften op het gebied van onder meer handhaving en heffingen voor het gebruik van de wegeninfrastructuur, alsook sociale wetgeving en wetgeving op het gebied van veiligheid. De Commissie moet de marktsituatie nauwlettend in het oog houden, alsmede de bovengenoemde harmonisering, en in voorkomend geval de verdere openstelling van de thuismarkten voor binnenlands wegvervoer, met inbegrip van cabotage, voorstellen.
- (7)
Uit hoofde van Richtlijn 2006/94/EG zijn bepaalde soorten vervoer vrijgesteld van communautaire vergunningen en van ieder ander vergunningsstelsel. In het kader van de bij deze verordening geregelde marktordening moet een aantal van die soorten vervoer vanwege hun bijzondere karakter vrijgesteld blijven van de communautaire vergunning en van andere vervoersvergunningen.
- (8)
Krachtens Richtlijn 2006/94/EG is voor goederenvervoer met voertuigen met een maximaal beladen gewicht tussen 3,5 en 6 t geen communautaire vergunning vereist. In het algemeen zijn de communautaire regels inzake vervoer van goederen over de weg echter wel van toepassing op voertuigen met een maximaal beladen massa van meer dan 3,5 t. De bepalingen van deze verordening dienen derhalve in overeenstemming te worden gebracht met de algemene werkingssfeer van de communautaire regels inzake vervoer over de weg en alleen te voorzien in een vrijstelling voor voertuigen met een maximaal beladen massa van niet meer dan 3,5 t.
- (9)
Het internationale goederenvervoer over de weg moet afhankelijk zijn van het bezit van een communautaire vergunning. Vervoerders moeten worden verplicht een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aan boord van elk van hun voertuigen mee te nemen, teneinde effectieve controles door de handhavingsautoriteit mogelijk te maken, met name buiten de lidstaat van vestiging van de vervoerder. Daartoe moeten meer gedetailleerde specificaties worden vastgesteld met betrekking tot de lay-out en andere kenmerken van de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften.
- (10)
Controles langs de weg moeten worden uitgevoerd zonder directe of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de wegvervoerondernemer, diens land van vestiging, of het land van de registratie van het voertuig.
- (11)
Het is noodzakelijk de voorwaarden voor de afgifte en intrekking van deze communautaire vergunningen, alsmede de soorten vervoer waarop zij betrekking hebben, de geldigheidsduur van en de gebruiksvoorschriften voor die vergunningen vast te stellen.
- (12)
Er dient ook een bestuurdersattest te worden opgesteld om lidstaten in staat te stellen effectief te controleren of bestuurders uit derde landen op wettige wijze in dienst zijn bij of ter beschikking staan van de vervoerder die verantwoordelijk is voor een bepaalde vervoersactiviteit.
- (13)
De vervoerders die houder zijn van de communautaire vergunning als omschreven in deze verordening, dan wel de vervoerders die gemachtigd zijn om bepaalde categorieën internationaal vervoer te verzorgen, moeten worden gemachtigd om op tijdelijke basis nationale vervoersdiensten te verlenen overeenkomstig deze verordening, waar zij geen kantoor of andere vestiging hebben. Wanneer dergelijke cabotage wordt verricht, moet deze vallen onder communautaire wetgeving zoals Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (6) en onder het in de lidstaat van ontvangst vigerende nationale recht op bepaalde gebieden.
- (14)
Er moeten bepalingen worden aangenomen om te kunnen ingrijpen in geval van ernstige verstoringen op de markt voor het betrokken vervoer. Het is daartoe noodzakelijk een aangepaste besluitvormingsprocedure in te voeren en statistische gegevens te verzamelen.
- (15)
Onverminderd de Verdragsbepalingen betreffende het recht van vestiging bestaat cabotagevervoer in het verlenen van diensten door vervoerders binnen een lidstaat waar deze niet zijn gevestigd, en mag het niet worden verboden zolang het niet op zodanige wijze wordt verricht dat het een permanente of ononderbroken activiteit binnen die lidstaat wordt. Om bij te dragen tot de handhaving van dit voorschrift, moeten de frequentie van het cabotagevervoer en de periode waarbinnen het kan worden verricht, duidelijker worden omschreven. In het verleden waren dergelijke nationale vervoersdiensten toegestaan indien zij van tijdelijke aard waren. In de praktijk bleek het moeilijk om na te gaan welke diensten zijn toegestaan. Er is derhalve behoefte aan duidelijke en gemakkelijk toepasbare regels.
- (16)
Deze verordening laat onverlet de bepalingen inzake het aan- of uitrijden van goederen over de weg in het kader van gecombineerd vervoer als vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten (7). Binnenlandse ritten over de weg binnen een lidstaat van ontvangst die geen deel uitmaken van gecombineerd vervoer zoals vastgelegd in Richtlijn 92/106/EEG vallen onder de definitie van cabotage, om welke reden de vereisten van deze verordening op dergelijke ritten van toepassing dienen te zijn.
- (17)
De bepalingen van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (8) zijn van toepassing op vervoerondernemingen die cabotagevervoer verrichten.
- (18)
Met het oog op het verrichten van efficiënte controles op cabotagevervoer moeten de handhavingsautoriteiten van de lidstaten van ontvangst ten minste toegang hebben tot de gegevens uit de vrachtbrieven en uit het controleapparaat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (9).
- (19)
De lidstaten dienen elkaar bijstand te verlenen met het oog op de juiste toepassing van deze verordening.
- (20)
De administratieve formaliteiten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, zonder dat hierbij wordt afgezien van de controles en sancties die een correcte toepassing en een doeltreffende handhaving van deze verordening mogelijk maken. Daartoe dienen de bestaande regels inzake de intrekking van de communautaire vergunning te worden verduidelijkt en aangescherpt. De huidige regels moeten worden aangepast om het opleggen van doeltreffende sancties op ernstige inbreuken gepleegd in een lidstaat van ontvangst mogelijk te maken. De sancties dienen niet-discriminerend te zijn en in verhouding te staan tot de ernst van de inbreuken. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de opgelegde sancties.
- (21)
De lidstaten moeten alle ernstige inbreuken die door vervoerders zijn gepleegd en die hebben geleid tot het opleggen van een sanctie, in hun nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen opnemen.
- (22)
Teneinde de uitwisseling van informatie tussen nationale instanties te vergemakkelijken en te versterken, moeten de lidstaten de desbetreffende gegevens uitwisselen via de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen (10) opgerichte nationale contactpunten.
- (23)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11).
- (24)
De Commissie dient met name de bevoegdheid te worden verleend om de bijlagen I, II en III bij deze verordening aan te passen aan de technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.
- (25)
De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen ter uitvoering van deze verordening, met name wat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties betreft.
- (26)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk te zorgen voor een coherent kader voor het internationale goederenvervoer over de weg in de hele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 204 van 9.8.2008, blz. 31.
Advies van het Europees Parlement van 21 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 62 E van 17.3.2009, blz. 46), standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 september 2009.
PB L 95 van 9.4.1992, blz. 1.
PB L 279 van 12.11.1993, blz. 1.
PB L 374 van 27.12.2006, blz. 5.
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.
PB L 368 van 17.12.1992, blz. 38.
PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.
PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8.
Zie bladzijde 51 van dit Publicatieblad.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.