Rb. 's-Gravenhage, 21-10-2009, nr. 336451 / HA ZA 09-1460
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0741
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
21-10-2009
- Zaaknummer
336451 / HA ZA 09-1460
- LJN
BK0741
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0741, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 20‑10‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Ondernemingsrecht 2009, 175 met annotatie van A.C.W. Pijls
JE 2010, 80
Uitspraak 20‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Eiser vordert de verklaring voor recht dat gedaagde jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel zijn zorgplicht jegens hem heeft geschonden en/of onrechtmatig heeft gehandeld en daarom gehouden is tot vergoeding van de schade van eiser. De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat de Staat met de aanvankelijk beoogde kapitaalinjectie bij Fortis de bedoeling heeft gehad – en heeft kunnen hebben – de problemen van Fortis op te lossen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de daarover gedane mededelingen in en direct na het weekend van 27 en 28 september 2009 niet misleidend geweest. De vordering wordt afgewezen.
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 336451 / HA ZA 09-1460
Vonnis van 21 oktober 2009
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.J. Meijer, te Haarlem,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIËN),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. drs. A.R.J. Croiset van Uchelen, te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 april 2009;
- de conclusie van antwoord van 10 juni 2009;
- het tussenvonnis van 22 juli 2009, waarbij de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer en een comparitie van partijen - gelijktijdig met een comparitie in andere zaken - is bevolen;
- de brief van 5 augustus 2009 van de griffier van de rechtbank, met het verzoek om diverse in de bijlage bij die brief genoemde bescheiden aan de rechtbank toe te zenden, alsmede twee extra exemplaren van het procesdossier;
- de brief van 17 augustus 2009 (met producties) van de advocaat van eiser;
- de brief van 20 augustus 2009 van de advocaat van eiser;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2009, waarin onder meer melding is gemaakt van een vermeerdering van de grondslag van de vordering en van het verzet van gedaagde daartegen;
- de pleitnotities van de advocaat van eiser;
- de pleitnotities (met "aanvullende pleitaantekeningen inzake de betaling van € 4 mrd") van mr. R.G.J. de Haan, kantoorgenoot van de advocaat van gedaagde;
- de brief van 11 september 2009 van de griffier van de rechtbank aan de advocaten, waarbij partijen de gelegenheid is geboden aanvullingen voor te stellen op de tekst van het proces-verbaal van de comparitie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In september 2008 bestond de zogenoemde Fortisgroep uit een bancaire afdeling en een afdeling verzekeringen, die beide vooral activiteiten ontplooiden in België, Luxemburg en Nederland. Aan het hoofd van deze groep stonden twee (al dan niet gezamenlijk) beursgenoteerde vennootschappen. Fortis SA/NV, een rechtspersoon naar Belgisch recht, en Fortis NV, een rechtspersoon naar Nederlands recht.
2.2. Eind september 2008 verkeerde de Fortisgroep (hierna ook kortweg: Fortis) in ernstige financiële moeilijkheden, mede door de toenmalige bankencrisis.
2.3. Op zondag 28 september 2008 hebben de Belgische, Nederlandse en Luxemburgse overheden besloten om gezamenlijk Fortis te ondersteunen. Enerzijds was het daarbij de bedoeling om Fortis onmiddellijk extra kapitaal te verschaffen. Anderzijds was het de bedoeling om door een overheidsparticipatie in de desbetreffende onderdelen van Fortis het vertrouwen van de markt te herstellen, zodat Fortis ook weer zelfstandig kapitaal van derden zou kunnen verkrijgen. Deze ondersteuning van de genoemde overheden wordt hierna aangeduid als de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie.
2.4. Het NOS-journaal van zondag 28 september 2008 bevatte onder meer een interview met de minister van Financiën (hierna: de minister), orgaan van gedaagde. Een door eiser overgelegde transcriptie van een deel van deze uitzending vermeldt onder meer het volgende:
"Nieuwslezer:
Michiel er is een oplossing;
Hoe ziet die eruit?
Michiel Bosgra:
Die oplossing is dat er door de drie overheden 11,2 miljard euro geïnvesteerd wordt in Fortis. Dat betekent dat er voor het bedrijf direct geld op tafel komt waarmee het zekerheid koopt. Dat is nog niet het eindpunt want er moet natuurlijk meer gebeuren.
Nederland draagt daarvan 4 miljard euro bij.
Naast mij staat minister Bos van Financiën.
Meneer Bos waarom is de redding van Fortis u 4 miljard euro waard?
Minister Bos:
Omdat we op dit moment moeten constateren dat een boel financiële instellingen in Europa kwetsbaar zijn en moeilijke tijden op de beurs vertrouwen van spaarders dat onder druk staat en dan moet je als overheid ook je verantwoordelijkheid nemen op het moment dat een instelling kwetsbaar is moet je zorgen dat de mensen die afhankelijk zijn van die instelling niet hoeven te twijfelen en dat ze zeker weten dat ze dat de waarborg gegeven zijn en dat is eigenlijk wat er nu gebeurd. De drie landen waar de Fortis Bank actief is: Luxemburg, België en Nederland hebben alle drie besloten extra geld in de banken te steken zodat er meer zekerheid is en mensen niet geen wantrouwen hoeven te hebben.
Michiel Bosgra:
In hoeverre betekent dit dat het risico dat zo'n bank nu eenmaal is bij de belastingbetaler komt te liggen.
Minister Bos:
Nee, wij hebben op zich geen geld besteed wat nu verloren is. We steken ons geld eigenlijk in aandelen van die bank, we kopen daar nu ook zeggenschap in die bank, dus wé krijgen ook meer invloed op hoe die bank vergaat en welke beslissingen er verder genomen worden. Dat is denk ik precies wat de spaarders op dit moment nódig hebben zodat ze weten dat het een bank is die tegen een stootje kan juist nu het allemaal wat, ja, onvoorspelbaar wordt op de beurs.
[...]
Michiel Bosgra:
We horen straks nog meer van u voor de uitzending van morgen overdag. Dank voor uw tijd alvast.
Fortis is daarmee op dit moment dus gered."
2.5. Op maandag 29 september 2008 is op de (openbare) website van het Ministerie van Financiën het volgende bericht geplaatst:
"De problemen bij Fortis SA/NV zijn opgelost. Volgens het Ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank (DNB) biedt de oplossing een solide waarborg voor de bescherming van de belangen van rekeninghouders bij Fortis en ABN Amro Bank, en voor de financiële stabiliteit.
De oplossing bestaat uit een gezamenlijke actie van de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse overheid.
- De drie Beneluxoverheden investeren samen 11,2 miljard euro om Fortis te steunen. De Nederlandse regering investeert 4 miljard in Fortis Bank Nederland Holding in ruil voor een 49% deelneming. De Belgische regering investeert 4,7 miljard in Fortis Bank NV/SA in ruil voor een deelneming van 49%. De Luxemburgse regering investeert 2,5 miljard in Fortis Banque Luxembourg SA in de vorm van een verplicht converteerbare lening. [...]
- Fortis zal haar belang in ABN Amro verkopen.
- Maurice Lippens neemt ontslag als voorzitter van de raad van bestuur van Fortis."
2.6. In het NOS-journaal van maandag 29 september 2008 was wederom een interview te zien met de minister. Een transcriptie van dat interview vermeldt onder meer het volgende:
"SB [kennelijk Sacha de Boer van de NOS, toevoeging rechtbank]: Goedenavond meneer Bos. Dat moet een tegenvaller voor u zijn dat zowel Fortis als de beurzen nou zo hard onderuit zijn gegaan na het reddingsplan van gisteren. Want u leek nog zo opgewekt.
WB [de minister, toevoeging rechtbank]: Nou ja, niet alleen voor mij, maar ook voor iedereen die zijn geld heeft gestoken in die beursfondsen is het natuurlijk een zwarte dag geweest.
SB: Nou zei President van de De Nederlandsche Bank Wellink vandaag dat hij verbaasd was over hoe de belegger nu reageerde. Had u dat ook?
WB: Ja, Fortis, hebben wij altijd gezegd, en met reden, is in essentie een gezond bedrijf. Dat bedrijf is nu nog gezonder gemaakt, doordat drie overheden zich garant hebben gesteld mèt extra € 11,2 mrd euro. Dat betekent heel gewoon dat voor alle klanten en spaarders bij Fortis de zekerheid gegeven is dat de bank aan zijn verplichtingen zal kunnen blijven voldoen En toch zie je dat dit eigenlijk tegen de achtergrond van de gehele onzekerheid in de beurs niet genoeg blijkt om in ieder geval vandaag verdere koersdaling te voorkomen.
SB: Nee dat is dus niet genoeg, wat kunt u nog meer doen voor Fortis?
WB: Nou er schijnt in de markt nog enige onduidelijkheid te zijn over hoe het reddingsplan in technisch precies in elkaar zit. Dat zullen we natuurlijk nu heel snel uit de weg ruimen [...]. Maar het allerbelangrijkste, allerbelangrijkste is denk ik, dat men in Amerika nu snel tot een -beslissing komt. [...]
[...]
SB: Want de koersen die vandaag dan van Fortis toch enorm zijn gedaald, U heeft er toch 4 mrd voor uitgetrokken voor dat plan. Bent u niet bang dat het weggegooid geld is?
WB Nee, wij hebben onze aandelen gestoken, gekochte in Fortis bank Nederland. Dat is niet het aandeel Fortis dat op de beurs verhandeld wordt. Op de beurs wordt gehandeld in de Holding Fortis. Ons belang zit in de Nederlandse tak, dat is ook de relatief gezondste tak van het concern. [...]"
2.7. Op dinsdag 30 september 2008, na de sluiting van de beurs, heeft in de Tweede Kamer een plenair debat plaatsgevonden over de situatie op de internationale financiële markten in het algemeen en de situatie rond Fortis in het bijzonder. De minister heeft toen diverse vragen van Kamerleden beantwoord.
2.8. Eveneens op dinsdag 30 september 2008, na afloop van het zojuist genoemde debat, heeft de minister een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden over Fortis. In die brief wordt onder meer meegedeeld dat de Nederlandse regering € 4 miljard zal investeren in Fortis Bank Nederland (Holding) NV en dat zij daarmee 49% van de aandelen in die vennootschap zal verwerven.
2.9. Verder zijn op dinsdag 30 september 2008 twee berichten geplaatst op de website van het Ministerie van Financiën respectievelijk de website van de regering. Het eerstgenoemde bericht luidt als volgt:
"De gezamenlijke actie van de Nederlande, Belgische en Luxemburgse overheid is in essentie gericht op het creëren van zekerheid voor spaarders en klanten van Fortis.
Minister Bos hoopt dat de beurskoers van Fortis nu ook evenwichtiger zal worden.
Minister Bos: 'Fortis is in essentie een gezond bedrijf, dat nog gezonder is gemaakt door de overheidsgarantie van Nederland, België en Luxemburg van 11,2 miljard.'"
2.10. Op donderdag 2 oktober 2008 heeft de minister in de Tweede Kamer wederom enkele vragen beantwoord die verband hielden met de situatie bij Fortis.
2.11. In een brief van eveneens donderdag 2 oktober 2008 heeft Fortis Bank (Nederland) NV aan (een deel van) haar klanten onder meer het volgende meegedeeld:
"Graag beginnen we deze brief met u te bedanken voor uw vertrouwen. [...] U heeft vast veel vragen gehad. Een deel ervan is wellicht beantwoord door de informatie in de media, maar wij willen zelf antwoord geven op uw belangrijkste vraag "is mijn geld bij Fortis veilig?". We kunnen u geruststellen: mede dankzij de steun van de overheden van drie landen staan wij als onderneming financieel sterker dan ooit tevoren.
Tijdens het afgelopen weekend was de verdere versterking van onze financiële stabiliteit onze eerste prioriteit. Door een kapitaalinjectie van € 11,2 miljard in Fortis Bank Benelux en het daardoor verkregen aandeelhoudersbelang, hebben de drie regeringen van de Benelux-landen een belangrijk signaal van vertrouwen gegeven. [...]"
2.12. Op vrijdagavond 3 oktober 2008, na de sluiting van de beurs, is bekendgemaakt dat, kort gezegd, gedaagde de Nederlandse onderdelen van Fortis volledig zal overnemen. Deze interventie wordt hierna aangeduid als de tweede kapitaalinjectie. Een in dit verband op de website van de regering geplaatst bericht vermeldt onder meer het volgende:
"Verklaring na overname Fortis Nederland
Minister-president Balkenende, minister Bos (Financiën) en president Wellink van De Nederlandsche Bank hebben op 3 oktober een verklaring gegeven naar aanleiding van de overname door de Nederlandse Staat van Fortis
[...]
Minister Bos (Financiën):
[...]
Ik heb deze week reeds een aantal malen gezegd dat de Nederlandse regering haar verantwoordelijkheid zal nemen als cruciale financiële instellingen, cruciaal voor stabiliteit en integriteit van financiële systemen, in te grote problemen komen. Dat was afgelopen weekend het geval toen wij een 49% belang namen in Fortis Nederland. Maar dat was de afgelopen week wederom het geval toen wij besloten een bod te doen op alle activiteiten van Fortis Bank Nederland, inclusief het Fortis-deel van ABN AMRO.
De gesprekken hierover zijn afgelopen dinsdag gestart. Gisteren, vannacht en vandaag in aanwezigheid van de minister-president en de president van de DNB en mijzelf gevoerd in Brussel en vandaag dan succesvol afgerond, inclusief - ik benadruk dit - een bod op de Nederlandse verzekeringsactiviteiten van Fortis. De Nederlandse overheid is hiermee 100% eigenaar geworden van al deze activiteiten. Daar is 16,8 miljard euro voor betaald. Deze overeenkomst vervangt de overeenkomst van het afgelopen weekend. Het bedrag van 16,8 miljard komt dus ook niet bovenop de toen geboden 4 miljard, maar komt daarvoor in de plaats."
2.13. De koers van de op de beurs verhandelde aandelen Fortis (hierna kortweg: aandelen Fortis) is vervolgens (na een opschorting van de handel) aanzienlijk gedaald.
2.14. In een artikel in De Telegraaf van 20 december 2008 valt onder meer het volgende te lezen:
"'Dalende koers Fortis had hoop boosheid gescheeld'
[...]
"Ik kon slechts machteloos toekijken hoe beleggers begin oktober aandelen Fortis bijkochten, terwijl wij onderhandelden om te bank te nationaliseren." Dit zei Bernhard ter Haar, directeur Financiële Markten bij het ministerie van Financiën, donderdagavond in Groningen [...].
[...]
De directeur Financiële markten zag met lede ogen aan dat beleggers alsnog in het financiële concern stapten, terwijl hij in het diepste geheim overleg voerde om de belangrijkste onderdelen van de bank te nationaliseren. Het weekend daarvoor maakten de Beneluxlanden nog bekend een minderheidsbelang in Fortis te nemen. [...]"
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert, samengevat, de verklaring voor recht dat gedaagde jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel zijn zorgplicht jegens hem heeft geschonden en/of onrechtmatig heeft gehandeld en daarom gehouden is tot vergoeding van de schade van eiser, ten bedrage van € 11.790 of een ander door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Eiser legt hieraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Hij heeft, afgaande op mededelingen van gedaagde (en anderen), in het weekend van zaterdag 27 en zondag 28 september 20081 en daarna, over de redding van Fortis, op 3 oktober 2008 3.930 aandelen Fortis à € 5,60 per stuk aangekocht. Toen wist gedaagde, in de persoon van de minister, echter al dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie (te weten, kort gezegd: de kapitaalinjectie van € 4 miljard tegen verwerving van 49% van Fortis Bank Nederland (Holding) NV), niet effectief was geweest. Gedaagde had, met deze wetenschap, beleggers zoals eiser niet onwetend moeten laten en op zijn minst moeten bewerkstelligen of bevorderen dat de beurshandel in aandelen Fortis zou worden stilgelegd in afwachting van de bekendmaking van de tweede kapitaalinjectie, direct na de beurssluiting op vrijdag 3 oktober 2008. Aldus is eiser op het verkeerde been gezet en misleid. Dit levert jegens hem een toerekenbare tekortkoming op, althans een onrechtmatige daad van gedaagde, waardoor gedaagde gehouden is de daardoor veroorzaakte schade van hem, eiser, te vergoeden. Gegeven het koersverloop na de tweede kapitaalinjectie, is deze schade te begroten op € 3 per aandeel, en voor eiser dus op € 11.790 in totaal.
Tijdens de comparitie heeft eiser de grondslag van zijn vordering aangevuld met de stelling dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
3.3. Gedaagde voert verweer. Hij betwist op diverse gronden iedere schadeplichtigheid ten opzichte van eiser. Hij heeft zich verzet tegen de onder 3.2 weergegeven aanvulling van de grondslag van de eis.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.0. Nu geen van partijen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om aanvullingen op de tekst van het proces-verbaal van de comparitie voor te stellen, gaat de rechtbank uit van de weergave volgens dat proces-verbaal.
4.1. Deze zaak is ter comparitie behandeld gelijktijdig met vijf andere zaken van de sector civiel recht en met tien zaken van de sector kanton van deze rechtbank, maar vormt overigens een zelfstandige zaak. De rechtbank heeft ten dele ambtshalve voor deze gelijktijdige behandeling gekozen omdat veel van de kwesties die in de respectieve - telkens goeddeels gelijkluidende - dagvaardingen en conclusies van antwoord zijn vermeld, dezelfde zijn. Een gelijktijdige aanpak is dan, voor alle betrokkenen, doelmatig; er ontstaat zo snel mogelijk duidelijkheid over het oordeel van de rechtbank en voorkomen wordt dat in elke zaak een afzonderlijke zitting moet worden gehouden. Ook worden mogelijk tegenstrijdige beslissingen hierdoor voorkomen.
4.2. In deze zelfde lijn zal de rechtbank bij haar beoordeling van het geschil beginnen met overwegingen die in alle zaken spelen. Vervolgens zal zij, zo nodig, bezien of in de afzonderlijke zaken nog specifieke kwesties aan de orde zijn.
4.3. Het verzet van gedaagde tegen de aanvulling van de grondslag van de eis wordt verworpen. Eiser heeft in het kader van zijn beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen nieuwe feiten aangevoerd maar de reeds door hem gestelde feiten van een aanvullende juridische kwalificatie voorzien. Dit is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde; gedaagde is hierdoor niet op onredelijke wijze geschaad in zijn mogelijkheid tot verweer.
4.4. De verwijten van eiser aan gedaagde betreffen in de kern twee (nauw samenhangende) aspecten, die de rechtbank als volgt verstaat. In de eerste plaats heeft gedaagde vanaf zondag 28 september 2008 tot na de beurssluiting op vrijdag 3 oktober 2008 - achteraf bezien ten onrechte - de indruk gewekt en in stand gehouden dat door de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie van € 11,2 miljard (waarvan € 4 miljard door Nederland zou worden bijgedragen) de problemen bij Fortis waren opgelost. Gedaagde heeft hiermee zijn zorgplicht ten opzichte van (beleggers zoals) eiser geschonden. In de tweede plaats heeft gedaagde in de periode tussen de beursopening op maandag 29 september 2008 en de beurssluiting op vrijdag 3 oktober 2008 voor eiser geheim gehouden dat hij, gedaagde, bezig was met veel verder gaande andere maatregelen. Al heel kort na 28 september 2008 wist gedaagde dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie niet afdoende was. Gedaagde had daarover niet mogen zwijgen en in elk geval moeten voorkomen dat eiser en andere beleggers, nog steeds afgaande op het goede nieuws van het weekeinde, tot aankoop van aandelen Fortis zijn overgegaan.
4.5. Tussen partijen bestond en bestaat geen contractuele band. Reeds daarom is er geen grond voor de stelling van eiser dat gedaagde jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een contractuele verplichting. In het navolgende staat dus ter beoordeling of gedaagde zich tegenover eiser onrechtmatig heeft gedragen, en zo ja, de daardoor veroorzaakte schade dient te vergoeden.
4.6. Uitgangspunt bij de beoordeling van de vermelde verwijten is het gegeven dat de toestand van Fortis, als algemene bank met vele klanten (spaarders, kredietnemers, beleggers en anderen) en met een sterke verwevenheid met andere banken en financiële instellingen, kort vóór 27 en 28 september 2008 in grote problemen verkeerde. Een faillissement was niet ondenkbaar. Dit een en ander is tussen partijen geen punt van geschil.
4.7. Er is geen reden om aan te nemen dat gedaagde in het weekeinde van 27 en 28 september 2008 niet werkelijk het vertrouwen - of ten minste de redelijke verwachting - heeft gehad, en heeft kunnen hebben, dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie de problemen zou oplossen, en in elk geval het in korte tijd sterk geschonden vertrouwen van en in de financiële wereld in de positie van Fortis zou kunnen herstellen. Het betrof een hoogst ongewone ingreep van de centrale overheid, met een zeer groot financieel belang. Nu partijen het op de keper beschouwd ook hierover eens zijn, neemt de rechtbank ook dit gegeven tot uitgangspunt.
4.8. In de dagvaarding heeft eiser het hier beschreven eerste verwijt toegelicht met een verwijzing naar de onder 2.8 genoemde brief van dinsdag 30 september 2008 van de minister aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Later heeft hij zich op dit punt mede beroepen op een groot aantal andere uitingen van of namens deze minister (of van andere organen van gedaagde, of van Fortis) in en na het besproken weekeinde, waarvan de belangrijkste in onderdeel 2 van dit vonnis zijn aangehaald. De rechtbank zal veronderstellenderwijs aannemen dat eiser al deze uitingen heeft gekend en zijn aankoopbeslissing ook daarop heeft gebaseerd.
4.9. Gegeven de onder 4.6 en 4.7 vermelde uitgangspunten ontwaart de rechtbank in al die uitingen (interviews, persberichten e.d.) van de zijde van gedaagde geen grondslag voor de stelling dat gedaagde ter zake van de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie eiser (welbewust) op het verkeerde been heeft gezet of heeft misleid. De onder 2.4 aangehaalde uitspraken van de minister van Financiën voor het NOS-journaal op 28 september 2008 passen in het uitgangspunt dat onder 4.6 is beschreven en zijn overigens kennelijk niet bedoeld als - en evenmin in redelijkheid op te vatten als - een tot beleggers gerichte aansporing om aandelen Fortis te kopen, laat staan als een garantie dat een dergelijke aankoop veilig is. Ditzelfde geldt voor de onder 2.8 genoemde brief aan de Kamer, al aangenomen dat de inhoud daarvan niet valt onder de grondwettelijke onschendbaarheid van de minister (als orgaan van gedaagde) ook in zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid.
4.10. Dit alles leidt tot de conclusie dat het eerste verwijt ongegrond is.
4.11. Voor de beoordeling van het tweede verwijt is het volgende van belang. Gedaagde wist, volgens zijn eigen stelling, in de nacht van donderdag 2 op vrijdag 3 oktober 2008 dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie, die overigens als gevolg van enkele onvoorziene complicaties nog uitwerking behoefde, de problemen bij Fortis niet had opgelost. Weliswaar was de beurskoers van het aandeel in die week gestegen, maar het vertrouwen van de andere banken en van spaarders in de bank was verder verminderd. Gedaagde stelt dat hij daarom in die nacht definitief heeft besloten tot (veel verder gaande) andere maatregen, die neerkwamen op, kort gezegd, een volledige nationalisatie van de Nederlandse onderdelen van Fortis. Deze keuze was in de daaraan voorafgegane dagen na het voorbije weekeinde gaandeweg al als een mogelijk scenario onder ogen gezien.
4.12. Als wordt aangenomen dat eiser, zoals hij stelt, zijn aandelen Fortis op vrijdag 3 oktober 2008 heeft gekocht, staat vast dat hij dit heeft gedaan op een moment waarop gedaagde wist dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie van, wat gedaagde betreft, € 4 miljard geen succes had gehad. De vraag is dan of gedaagde, op welke wijze dan ook, beleggers zoals eiser hadden moeten weerhouden van aankoop. Bij de beantwoording van deze vraag zal de rechtbank, opnieuw bij wijze van veronderstelling, aannemen dat gedaagde heeft voorzien - en op zijn minst genomen had behoren te voorzien - dat na (de aankondiging van) de volledige nationalisatie van de desbetreffende onderdelen van Fortis de waarde van de aandelen Fortis zou dalen, zoals feitelijk is gebeurd.
4.13. Op gedaagde rustte niet de plicht om, in de loop van de week of uiterlijk aan het begin van de beurshandel op 3 oktober 2008, bekend te maken dat hij zich genoopt zag alternatieve scenario's te ontwikkelen en uiteindelijk voor een van die scenario's - te weten nationalisatie - definitief te kiezen. Gedaagde was in onderhandelingen verwikkeld en hij mocht die vertrouwelijk houden. Dit geldt voor commerciële partijen bij overnames, maar ook voor overheden, indien deze bij de vervulling van hun publieke taak betrokken zijn bij dergelijke transacties. Bekendmaking van (de richting van) onderhandelingen kan niet beoogde of zelfs schadelijke gevolgen hebben en zou dus contraproductief zijn.
4.14. De betrokkenheid van gedaagde had een andere en grotere reikwijdte dan die van een commerciële marktpartij die onderhandelt over een deelneming of een overname. De kapitaalinjecties waartoe gedaagde heeft besloten zijn geschied in (overeenstemming met zijn opvattingen over) het algemeen belang. Hiertoe behoort het behoud van een zogeheten systeembank, mede ter wille van de belangen van spaarders en kredietnemers én het bancaire verkeer in het algemeen. Bekendmaking van het feit dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie van, wat gedaagde betreft, € 4 miljard mogelijk - en later: zeker - niet het beoogde effect had, zou onoverzienbare gevolgen kunnen hebben gehad. Hiertoe behoort de bepaald niet denkbeeldige mogelijkheid dat spaarders en anderen elk vertrouwen in de bank zouden verliezen en hun gelden bij de bank zouden weghalen; en dit in nog veel sterker mate dan in de bewuste week al het geval bleek te zijn. Dit zou ertoe hebben kunnen leiden dat de bank zou zijn omgevallen. Verdere onderhandelingen over mogelijkheden om dit te verhinderen zouden dan zinloos zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gedaagde in deze situatie in redelijkheid kunnen besluiten tot het geheim houden van de inmiddels ontstane situatie en zich daartoe zelfs verplicht kunnen voelen. De mogelijkheid dat beleggers, onwetend van deze ontwikkelingen en afgaande op de bemoedigende en geruststellende uitingen van gedaagde over en naar aanleiding van de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie, alsnog aandelen Fortis zouden kopen, legt hiertegenover bepaald onvoldoende gewicht in de schaal. Te minder is dit het geval, nu het aanvaarden van risico's - goede én kwade kansen - inherent is aan beleggen en gedaagde nooit garanties aan beleggers heeft gegeven en zich ook niet in het bijzonder de belangen van deze groep behoorde aan te trekken, met voorbijzien aan de genoemde andere belangen.
4.15. Eiser heeft gesteld dat gedaagde voor een minder ver gaande - maar ten opzichte van hem niet minder effectieve - wijze van handelen had kunnen kiezen, namelijk te bewerkstelligen of ten minste te bevorderen dat de beurshandel uiterlijk met ingang van 3 oktober 2008 zou worden stilgelegd. Aangenomen dat deze mogelijkheid voor gedaagde heeft bestaan, geldt hiervoor in de kern hetzelfde als voor het bekendmaken van (de richting van) de verdere onderhandelingen die in de bewuste week hebben plaatsgevonden. Ook de stillegging van de handel in aandelen Fortis zou verregaande onbeoogde gevolgen kunnen hebben gehad. Gedaagde heeft ook in dit opzicht in redelijkheid, en op toereikende gronden, kunnen besluiten dit niet te doen. Voor een nadere toetsing van zijn optreden door de rechter bestaat in deze zaak geen grond.
4.16. De door eiser gestelde mogelijkheid dat gedaagde al op 30 september 2008 wist dat de aanvankelijk aangekondigde kapitaalinjectie niet voldoende was en dat reeds op die datum (en dus niet pas in de nacht van 2 op 3 oktober 2008) besloten was om de Nederlandse onderdelen van Fortis volledig te nationaliseren, leidt niet tot een ander oordeel. Ook dan immers zouden de beschreven gevolgen, die gedaagde op grond van zijn visie op de hier aan de orde zijnde algemene belangen niet wenste te accepteren, hebben kunnen intreden. Een nader onderzoek op dit punt kan dus achterwege blijven.
4.17. Hieruit volgt dat ook het tweede verwijt ongegrond is.
4.18. Op grond van het voorgaande kan de vordering van eiser in geen van de onderdelen slagen. Gedaagde heeft zich jegens hem niet onrechtmatig gedragen, ook niet door schending van de door eiser genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.19. Bij deze uitkomst kunnen alle verdere geschilpunten onbesproken blijven. Voor een nader onderzoek naar specifieke kwesties in de afzonderlijke zaken is dus geen plaats. Geen daarvan kan immers tot een andere slotsom leiden. Evenzo gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod van eiser, nu dit geen betrekking heeft op feiten die, indien bewezen, een andere beslissing zouden kunnen rechtvaardigen.
4.20. Eiser dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op € 316 wegens griffierecht en op € 678 (11/2 punt à € 452, volgens tarief II) wegens salaris van de advocaat. Bij deze begroting heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de comparitie mede in vijftien andere zaken is gehouden. Dit rechtvaardigt de toekenning van een half punt aan de comparitie.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 316 wegens verschotten en op € 678 wegens salaris van de advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen ingaande acht dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.F.M. Hofhuis, K.R. van der Graaf en E.M. Valk en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.
(1) Eiser spreekt in de dagvaarding, kennelijk per vergissing, over het weekend van 26 en 27 september 2008.