Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het onderzoeknummer 14DRG14031/14DRG14031, doorgenummerd 1 tot en met 128.
Rb. Midden-Nederland, 24-03-2015, nr. 16.659338-14
ECLI:NL:RBMNE:2015:2025
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
24-03-2015
- Zaaknummer
16.659338-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:2025, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 24‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Vrijspraak voor poging moord, doodslag en zware mishandeling gelet op de feitelijke handelingen en het geconstateerde letsel. Ook vrijspraak voor mishandeling omdat het naar alle waarschijnlijkheid is gepleegd onder invloed van een slaapstoornis.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659338-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats]
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 1 juli 2014 en hervat op 22 juli 2014,
14 oktober 2014 en 6 januari 2015. Het onderzoek ter openbare terechtzitting is voorts hervat op 10 maart 2015, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte, mr. J.K. Visser, advocaat te Hilversum, naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 24 maart 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar die [slachtoffer] is toegegaan en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal met een mes, in elk geval een scherp voorwerp in/op zijn hoofd en/of zijn borst heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 maart 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal met een mes, in elk geval een scherp voorwerp in/op zijn hoofd en/of zijn borst heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 maart 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval een scherp voorwerp in/op zijn hoofd en/of zijn borst heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 24 maart 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal met een mes, in elk geval een scherp voorwerp in/op zijn hoofd en/of zijn borst heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Zij acht het meer subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe verwezen naar de verklaring van [vader van verdachte] (de vader van verdachte), de verklaring van het slachtoffer, het proces-verbaal van aanhouding en de rapportage van de psycholoog, drs. T.E.G.A. Oosterhof, pagina 11.
Bij het slachtoffer zijn steekverwondingen aangetroffen op de borst en op het hoofd. Er zijn geen andere personen in beeld gekomen die mogelijk betrokken zouden kunnen zijn bij dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Hij heeft daartoe aangegeven dat het slachtoffer van zijn ouders en van de politie heeft gehoord dat verdachte op zolder is geweest. Verder wil de omstandigheid dat het slachtoffer verdachte naar beneden heeft horen lopen niet zeggen dat verdachte op de zolder is geweest. Verdachte heeft geen herinnering aan het feit. Er is sprake geweest van snijden en niet van steken, omdat het letsel van het slachtoffer gelijmd kon worden. Om die reden is er geen sprake van poging tot zware mishandeling, maar hooguit van mis
Het oordeel van de rechtbank1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Op 24 maart 2014 omstreeks 00.22 uur heeft de verbalisant [verbalisant] de melding gekregen dat in de woning aan [adres] te [woonplaats] een jongetje van 10 jaar was neergestoken. Omstreeks 1:51 uur zag de verbalisant op de Vaartweg ter hoogte van de Elleboogstraat een man op zijn sokken lopen. Hij herkende de man als [verdachte] (hierna: verdachte).
De verbalisant hoorde verdachte uit zichzelf zeggen: ‘ik ben al onderweg naar het politiebureau om mijzelf aan te geven’. Nadat verdachte was gewezen op zijn consultatierecht heeft verdachte gezegd: ‘ik wil geen advocaat. Hoe is het met mijn broertje’2..
[vader van verdachte] (de vader van verdachte) heeft rond 24.00 [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) horen schreeuwen. Hij rende naar boven en kwam verdachte op de trap tegen. Verdachte rende naar beneden. [vader van verdachte] hoorde hem schreeuwen: ‘Ik heb het niet gedaan. Papa ik heb het niet gedaan’. Op zolder zag hij [slachtoffer] onder het bloed3..
[slachtoffer] heeft nadat hij was gestoken gehoord dat verdachte van de zolder naar beneden rende en heeft gezegd dat hij niks had gedaan4..
Uit de letselverklaring van [slachtoffer] blijkt dat op de rechterzijde van zijn hoofd zich twee steekwonden met een lengte van ongeveer twee en drie centimeter bevonden. Op de voorzijde van de linkerborst bevond zich een steekwond met een lengte van 2,5 centimeter. Alle genoemde verwondingen zijn gelijmd5..
Op basis van vorengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 24 maart 2014 te Hilversum [slachtoffer] met een mes in zijn hoofd en zijn borst heeft gesneden, waarbij [slachtoffer] verwondingen van enkele centimeters heeft opgelopen die konden worden gelijmd. Reeds gelet op de vorengenoemde feitelijke handelingen en het geconstateerde letsel, kan de rechtbank niet komen tot een bewezenverklaring van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
De vraag is vervolgens of de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meest subsidiair ten laste gelegde (eenvoudige mishandeling) kan komen.
Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het rapport klinisch multidisciplinair onderzoek van de observatieafdeling van Teylingereind d.d. 25 februari 2015, opgesteld door drs. M. Hulshof, GZ-psycholoog en drs. N.J.M. Beuk, kinder- en jeugdpsychiater en psychiater volwassenen, blijkt (onder meer) het volgende:
Op 28 november en 17 december 2014 heeft verdachte dr. H.L. Hamburger, neuroloog en somnoloog op de polikliniek van het Amsterdam WaakSlaapCentrum, locatie Slotervaartziekenhuis, bezocht.
De deskundige Hamburger concludeert na dit onderzoek dat bij verdachte anamnestisch en bij onderzoek verschijnselen werden gezien die kunnen passen bij een parasomnie in de nonREMslaap, waarbij slaapwandelen en confusional arousals ten gevolge van anamnestisch chronische slaapdeprivatie kunnen optreden. Het betreft een waarschijnlijkheidsdiagnose: de mate waarin dit aanwezig is wordt geschat als zeer waarschijnlijk.
Het betreft een aandoening waarbij in de diepe slaap automatische handelingen kunnen worden verricht waarvoor een amnesie bestaat. Dergelijke verschijnselen zijn primair erfelijk van origine en kunnen worden uitgelokt door onder andere slaapdeprivatie, die bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde anamnestisch ook aanwezig was ten gevolge van zeer laat naar bed gaan en gaan slapen.
De deskundigen Hulshof en Beuk geven aan dat het ten laste gelegde hypothetisch gezien geheel gedurende de slaap van verdachte kan zijn gebeurd. Zij verwijzen naar een artikel (Violence in sleep, Brain, 2010, 133; 3494-3509) waarin referenties staan naar forensische zaken en waarin wordt benoemd dat agressie tijdens slaapwandelen kan optreden wanneer de slaapwandelaar tegen iemand oploopt of door deze wordt aangesproken.
Zij leggen uit dat het zeer hypothetisch zou kunnen zijn dat verdachte tijdens het slaapwandelen een mes heeft gepakt uit verwerking van een film die hij eerder die avond gezien had (en waarvan de hoofdpersoon een groot steekwapen had ter verdediging) en dat hij tijdens het slaapwandelen op de kamer van hem en zijn broertje terecht is gekomen. Het is mogelijk dat hij door zijn broertje is aangesproken en hierop in een zogenoemde “confusional arousal state” ( een toestand van verward ontwaken) zijn broertje heeft gestoken.
De deskundigen adviseren om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van het ten laste gelegde indien de rechtbank het scenario van de slaapstoornis waarschijnlijk of niet onmogelijk acht.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor vermelde onderzoeksresultaten, die de rechtbank tot de hare maakt, tot het oordeel dat de verdachte de meest subsidiair ten laste gelegde handelingen naar alle waarschijnlijkheid heeft gepleegd in zijn slaap onder invloed van een slaapstoornis. Daarbij acht de rechtbank van belang te vermelden dat er in de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte dan wel in de psychische toestand van verdachte - anders dan de slaapstoornis - geen aanwijzingen kunnen worden gevonden die de handelwijze van verdachte (het snijden) kunnen verklaren. De rechtbank verklaart de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank ziet zich gelet op het vorenstaande voor de vraag gesteld of de bewezenverklaarde handelingen opzettelijk zijn gepleegd.
Een geestelijke stoornis staat slechts dan aan een bewezenverklaring van opzet in de weg indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
De rechtbank is van oordeel dat er hier sprake is van deze uitzonderingssituatie, gelet op de bij verdachte aanwezige slaapstoornis. Doordat de ten laste gelegde handelingen naar alle waarschijnlijkheid zijn gepleegd gedurende een toestand van slaap en er derhalve sprake was van onbewustheid, kan van een wilsgerichtheid geen sprake zijn geweest. Gelet hierop kan geen opzet worden aangenomen in welke vorm dan ook. Dit brengt mee dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het meest subsidiaire tenlastegelegde.
5. BESLAG
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een mes, een korte broek en een T-shirt worden geretourneerd aan de rechthebbende, de familie [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de in beslag genomen voorwerpen te retourneren aan de familie [slachtoffer].
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden, [vader van verdachte] en [slachtoffer] gelasten van de aan hun toebehorende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten een mes, een korte broek en een T-shirt, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
6. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden , [vader van verdachte] en [slachtoffer] van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 4 februari 2015 onder 1, 2 en 3 vermelde voorwerpen, te weten een mes, een korte broek en een T-shirt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Fijnheer, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015.