Einde inhoudsopgave
Besluit 98/181/EG, EGKS, Euratom betreffende sluiting door de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het Energiehandvest en het protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 23-09-1997
- Bronpublicatie:
23-09-1997, PbEG 1998, L 69 (uitgifte: 09-03-1998, regelingnummer: 98/181/EG 98/181/EGKS 98/181/Euratom)
- Inwerkingtreding
23-09-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1997, PbEG 1998, L 69 (uitgifte: 09-03-1998, regelingnummer: 98/181/EG 98/181/EGKS 98/181/Euratom)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Marktintegratie
Milieurecht / Straling
Overheidsfinanciën / Algemeen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Europees belastingrecht (V)
Energierecht (V)
Besluit van de Raad en de Commissie van 23 september 1997 betreffende sluiting door de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het Energiehandvest en het protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten1.
De Raad van de Europese Unie,
De Commissie van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 95,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, lid 2, artikel 57, lid 2, laatste zin, artikel 66, artikel 73 C, lid 2, de artikelen 87, 99, 100 A en 113, artikel 130 S, lid 1, en artikel 235, in samenhang met artikel 228, lid 2, tweede zin, en lid 3, tweede alinea,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 101, tweede alinea,
Gezien het advies van het bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ingestelde raadgevend comité,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien de instemming die de Raad met eenstemmigheid overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft betuigd,
Gezien de instemming van het Europees Parlement (2),
Gezien de goedkeuring die de Raad overeenkomstig artikel 101 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie heeft verleend,
Overwegende dat het Europees Energiehandvest op 17 december 1991 door de Europese Gemeenschappen en de lidstaten daarvan is ondertekend;
Overwegende dat de Europese Gemeenschappen en de lidstaten daarvan op 17 december 1994 het Verdrag inzake het Energiehandvest en het protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten hebben ondertekend, teneinde de in genoemd Handvest vastgelegde beginselen en doelstellingen een solide en bindend internationaal juridisch kader te verlenen;
Overwegende dat de Europese Gemeenschappen en de lidstaten daarvan het Verdrag inzake het Energiehandvest voorlopig toepassen sedert de datum van ondertekening van dat Verdrag overeenkomstig Besluit 94/998/EG (3) en Besluit 94/1067/Euratom (4) van de Raad;
Overwegende dat de beginselen en doelstellingen van het Verdrag inzake het Energiehandvest voor de toekomst van Europa van fundamenteel belang zijn doordat zij de lidstaten van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten en de landen van Midden- en Oost-Europa in staat stellen hun energiepotentieel te ontwikkelen en tegelijk een bijdrage te leveren tot een verbetering van de continuïteit van de energievoorziening;
Overwegende dat de beginselen en doelstellingen van het protocol bij het Energiehandvest de bescherming van het milieu zullen helpen versterken, met name door middel van bevordering van de energie-efficiëntie;
Overwegende dat het noodzakelijk is het initiatief en de centrale rol van de Europese Gemeenschappen te consolideren door deze in staat te stellen zich volledig in te zetten voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag inzake het Energiehandvest en van het protocol bij het Energiehandvest;
Overwegende dat de sluiting van het Verdrag inzake het Energiehandvest en van het protocol bij het Energiehandvest tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Gemeenschappen zal bijdragen;
Overwegende dat artikel 73 C, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap als rechtsgrond voor dit besluit dient te worden genomen, aangezien het Verdrag inzake het Energiehandvest de Europese Gemeenschappen bepaalde verplichtingen oplegt in verband met kapitaal- en betalingsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen die bij het Verdrag inzake het Energiehandvest partij zijn;
Overwegende dat het Verdrag inzake het Energiehandvest van invloed kan zijn op besluiten van wetgevende aard die op artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap berusten en dat voor de vervulling van de verplichtingen inzake samenwerking op energiegebied die door het Verdrag inzake het Energiehandvest worden opgelegd, in het EG-Verdrag niet in andere bevoegdheden is voorzien dan die op grond van genoemd artikel;
Overwegende dat het Verdrag inzake het Energiehandvest en het protocol bij het Energiehandvest door de Europese Gemeenschappen moeten worden goedgekeurd;
Overwegende dat ter waarborging van de eenheid bij het externe optreden van de Europese Gemeenschappen, zowel wat de sluitingsprocedure als wat de nakoming van de door de Europese Gemeenschappen en de lidstaten daarvan aangegane verplichtingen betreft, passende coördinatieregels dienen te worden vastgesteld; dat daartoe dient te worden bepaald dat dit besluit tegelijk met de akten van bekrachtiging van de lidstaten bij de regering van de Portugese Republiek zal worden nedergelegd; dat om dezelfde redenen het door de Europese Gemeenschappen en de lidstaten daarvan in te nemen standpunt moet worden afgesteld met het oog op de besluiten die op de onder hun gedeelde bevoegdheden behorende gebieden zullen worden genomen door de bij het Verdrag inzake het Energiehandvest ingestelde Conferentie over het Energiehandvest;
Overwegende dat de Conferentie over het Energiehandvest over een autonome beslissingsbevoegdheid beschikt; dat bijgevolg voor het vaststellen van het standpunt van de Europese Gemeenschappen binnen die conferentie passende regels moeten worden geformuleerd;
Overwegende dat deze procedures van vereenvoudigde aard moeten zijn om een doeltreffende deelneming van de Europese Gemeenschappen aan de Conferentie over het Energiehandvest mogelijk te maken;
Overwegende dat, ten aanzien van besluiten van de Conferentie over het Energiehandvest waarvoor het noodzakelijk is Gemeenschapswetgeving aan te nemen of te wijzigen, de Raad en de Commissie overeenkomstig de regels van artikel 228, lid 1 en lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zullen handelen;
Overwegende dat, waar de door de Conferentie over het Energiehandvest te nemen besluiten betrekking hebben op sectoren met gemengde bevoegdheid, de Europese Gemeenschappen en de lidstaten met het oog op een gemeenschappelijk standpunt dienen samen te werken overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,
Besluiten: