Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/665/EEG coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-01-2008
- Bronpublicatie:
11-12-2007, PbEU 2007, L 335 (uitgifte: 20-12-2007, regelingnummer: 2007/66/EG)
- Inwerkingtreding
09-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2007, PbEU 2007, L 335 (uitgifte: 20-12-2007, regelingnummer: 2007/66/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van de Raad van 21 december 1989, houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de communautaire richtlijnen inzake overheidsopdrachten, met name Richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/440/EEG (5), en Richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/295/EEG (7), geen specifieke bepalingen bevatten op grond waarvan een daadwerkelijke naleving van die richtlijnen kan worden gewaarborgd;
Overwegende dat de zowel op nationaal als op Gemeenschapsniveau bestaande voorzieningen die de toepassing van deze richtlijnen moeten waarborgen, het niet altijd mogelijk maken te waken over de naleving van de communautaire voorschriften, in het bijzonder in een stadium waarin de schendingen nog ongedaan kunnen worden gemaakt;
Overwegende dat de openstelling van aanbestedingen voor mededinging uit de gehele Gemeenschap een aanzienlijke uitbreiding van de garanties inzake doorzichtigheid en non-discriminatie vereist en dat, wil deze openstelling tot concrete resultaten leiden, er doeltreffende en snelle beroepsprocedures moeten bestaan ingeval van schending van het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten of van nationale voorschriften waarin dit recht is omgezet;
Overwegende dat in een aantal Lid-Staten geen doeltreffende of onvoldoende beroepsmogelijkheden ter beschikking staan, hetgeen ondernemingen in de Gemeenschap ervan weerhoudt hun kans te wagen in de Staat waar de aanbestedende dienst is gevestigd; dat bijgevolg de betrokken Lid-Staten hierin verandering dienen te brengen;
Overwegende dat de bevoegde beroepsinstanties, gelet op de korte duur van aanbestedingsprocedures, met name gerechtigd dienen te zijn om voorlopige maatregelen te nemen om de aanbestedingsprocedure of de uitvoering van besluiten die door de aanbestedende dienst zijn genomen, op te schorten; dat de korte duur van de aanbestedingsprocedures een spoedbehandeling van de hierboven bedoelde inbreuken noodzakelijk maakt;
Overwegende dat in alle Lid-Staten moet worden gezorgd voor adequate procedures om onwettige besluiten nietig te kunnen verklaren en een schadevergoeding te kunnen toekennen aan degenen die door schending van bovenbedoelde voorschriften zijn gelaedeerd;
Overwegende dat wanneer ondernemingen geen beroep instellen, bepaalde schendingen niet ongedaan kunnen worden gemaakt, tenzij er een specifieke voorziening in het leven wordt geroepen;
Overwegende dat de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat tijdens een aanbestedingsprocedure een duidelijke en kennelijke schending heeft plaatsgevonden, derhalve de aandacht van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat en van de betrokken aanbestedende dienst daarop moet kunnen vestigen ten einde passende maatregelen te nemen om te bewerkstelligen dat elke beweerde schending snel ongedaan wordt gemaakt;
Overwegende dat de toepassing in de praktijk van de bepalingen van deze richtlijn opnieuw moet worden onderzocht vóór het verstrijken van een periode van vier jaar volgend op het in toepassing brengen van de richtlijn, zulks op basis van door de Lid-Staten te verstrekken gegevens over het functioneren van hun nationale beroepsprocedures,
Heeft de volgende richtlijn vastgesteld:
Voetnoten
PB nr. C 230 van 28 .8. 1987, blz. 6, en PB nr. C 15 van 19. 1. 1989, blz. 8.
PB nr. C 167 van 27 .6. 1988, blz. 77, en PB nr. C 323 van 27. 12. 1989.
PB nr. C 347 van 22 .12. 1987, blz. 23.
PB nr. L 185 van 16 .8. 1971, blz. 5.
PB nr. L 210 van 21 .7. 1989, blz. 1.
PB nr. L 13 van 15 .1. 1977, blz. 1.
PB nr. L 127 van 20 .5. 1988, blz. 1.