Rb. Utrecht, 03-03-2009, nr. 262280 / JE RK 09-303
ECLI:NL:RBUTR:2009:BH7514
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
03-03-2009
- Zaaknummer
262280 / JE RK 09-303
- LJN
BH7514
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BH7514, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 03‑03‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 03‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Verzoek tot voorlopige machting plaatsing in gesloten jeugdzorg. Verzoek voor tweede maal toegewezen. Verzoek machtiging gesloten jeugdzorg aangehouden om Bureau jeugdzorg in de gelegenheid te stellen tot het inbrengen van een verklaring van de gedragswetenschapper (art. 29b lid 4 Wjz)
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg
Zaaknummer: 262280 / JE RK 09-303
Beschikking van 3 maart 2009 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarige:
[jeugdige], geboren te [plaats], ANGOLA, op [datum] 1992,
kind van
[vader], wonende in [woonplaats],
en
[moeder], wonende te [woonplaats];
De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag.
1. Verloop van de procedure
Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft op 5 februari 2009 verzocht een machtiging te verlenen om de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven. Daarbij zijn overgelegd het hulpverleningsplan en verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, afschriften van het indicatiebesluit en van de verklaring van de stichting voorzien van instemming van de gedragskundige d.d. 3 juli 2008. Tevens is verwezen naar het rechtbankdossier met betrekking tot de ondertoezichtstelling.
Aangezien verlening van een machtiging in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is verzocht, is aan de jeugdige als raadsman toegevoegd mr. J.P.J. Botterblom.
Op 2 maart 2009 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
2. Beoordeling van het verzochte
Bij beschikking van 21 juli 2008 van de kinderrechter te Utrecht is de ondertoezichtstelling van de jeugdige met ingang van 9 augustus 2008 verlengd voor de duur van één jaar.
Bij beschikking van 5 februari 2009 van de kinderrechter te Utrecht is een voorlopige machtiging verleend om de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven, met ingang van 5 februari 2009 tot 5 maart 2009.
Uit de verklaringen van de gehoorde personen en uit de overgelegde stukken blijkt dat de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
De advocaat van [jeugdige] heeft aangevoerd dat het indicatiebesluit niet voldoet aan de verseisten van artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg. Anders dan de advocaat stelt geeft het indicatiebesluit wel een beschrijving van de problemen van [jeugdige] en van de in verband daarmee benodigde zorg. Het indicatiebesluit vermeldt immers onder meer dat [jeugdige] een gevaar vormt voor zichzelf en zijn omgeving en geeft aan dat de kans op recidive, gelet op de delicthistorie en de huidige strafrechtelijke verdenkingen erg groot is en dat [jeugdige] op grond daarvan op gesloten jeugdzorg is aangewezen.
Het verweer van de advocaat dat de bij het verzoekschrift overgelegde verklaring van de gedragswetenschapper niet aan de vereisten voor een gewone machtiging gesloten jeugdzorg voldoet slaagt wel. De desbetreffende verklaring is wat zijn bewoordingen betreft immers afgegeven met het oog op een voorlopige machtiging gesloten jeugdzorg. De verklaring laat immers in het midden of sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsmogelijkheden van de jeugdige die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of dat sprake is van een ernstig vermoeden daarvan. Voor een gewone machtiging gesloten jeugdzorg kan met een ernstig vermoeden niet worden volstaan en dienen de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen vast te staan, naar het oordeel van de gedragsdeskundige.
In het proces-verbaal van de zitting van 13 februari 2009 heeft de kinderrechter op dit gebrek gewezen. Bureau Jeugdzorg heeft vervolgens een gedragswetenschapper opdracht verstrekt een nieuw onderzoek te doen, in het kader waarvan [jeugdige] is uitgenodigd voor een gesprek. [jeugdige] heeft echter op advies van zijn advocaat geweigerd aan het onderzoek mee te werken, waarna de gedragswetenschapper onverrichter zake is vertrokken. De weigering van een jeugdige om mee te werken aan een onderzoek van een gedragswetenschapper maakt dat Bureau jeugdzorg niet kan worden tegengeworpen dat een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is afgegeven zonder voorafgaand onderzoek van de jeugdige. Dit betekent echter niet dat de instemmingsverklaring in het geheel achterwege kan worden gelaten.
De kinderrechter is op grond van het dossier, met name de inhoud van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 juli 2008, de inhoud van het verzoekschrift van 4 februari 2009 met de daarbij behorende bijlagen en ook het verhandelde ter zitting van oordeel dat een thuisplaatsing van [jeugdige] op dit moment in strijd zou zijn met zwaarwegende belangen van [jeugdige]. [jeugdige] is geplaatst op Glen Mills vanwege ernstige gedragsproblemen. De kinderrechter acht niet aannemelijk dat die problemen thans niet meer aanwezig zouden zijn, gelet op de relatief beperkte duur van de behandeling die [jeugdige] heeft gekregen en ook zijn recente terugval op Glen Mills. Een voortijdige onbegeleide en ongefaseerde thuisplaatsing van [jeugdige] zonder dat zijn behandeling met goed gevolg is afgesloten zou een onverantwoord risico inhouden, te meer nu niet gebleken is van veranderingen in de thuissituatie. De kinderrechter zal derhalve wederom een voorlopige machtiging voor gesloten jeugdzorg afgeven. De kinderrechter realiseert zich dat de tweede maal is dat deze wordt afgegeven. Hoewel de wet dit op zichzelf niet uitsluit acht de kinderrechter dit geen wenselijke gang van zaken. Mede gelet op artikel 3 van het IVRK acht de kinderrechter deze verlening wel noodzakelijk, teneinde Bureau Jeugdzorg alsnog in de gelegenheid te stellen een verklaring van de gedragswetenschapper in het geding te brengen als bedoeld in artikel 29b lid 4 Wjz. Met het oog hierop zal het verzoek om een machtiging gesloten jeugdzorg te verlenen worden aangehouden.
3. Beslissing
De kinderrechter verleent een voorlopige machtiging om de jeugdige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in het indicatiebesluit d.d. 09-07-2008 met kenmerk B-CAMV0LGT, met ingang van 5 maart 2009 voor de duur van vier weken.
Het verzoek wordt voor het overige aangehouden in afwachting van een door Bureau Jeugdzorg over te leggen verklaring van de gedragswetenschapper, die gericht is op een gewone machtiging gesloten jeugdzorg.
De voortgezette behandeling zal plaatsvinden op 30 maart 2009 te 15.00 uur.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 maart 2009 door mr. M.A.A.T Engbers, kinderrechter, in bijzijn van K. Nijkamp als griffier.