Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
3.5 Toezicht op boa's
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
30-06-2022, Stcrt. 2022, 17353 (uitgifte: 30-06-2022, regelingnummer: 4068486)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2022, Stcrt. 2022, 17353 (uitgifte: 30-06-2022, regelingnummer: 4068486)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Voorfase
De kwaliteit van de strafrechtelijke handhaving door de boa's dient te worden gemonitord door de toezichthouder en de direct toezichthouder. Dit om twee redenen:
- a)
om de kwaliteit van de opsporing door de boa's te kunnen monitoren en te waarborgen;
- b)
om mede daardoor optimaal gebruik te kunnen maken van het grote opsporingspotentieel van de boa's.
Daar waar een boa opsporingshandelingen verricht, is hij voor dit optreden verantwoording verschuldigd aan de officier van justitie. Vanwege deze gezagsrelatie is er met betrekking tot de regeling van het toezicht over de boa gekozen een hoofdofficier van justitie als toezichthouder aan te stellen. De mogelijke aanwijzingen van de toezichthouder betreffen het functioneren van de boa in meer algemene zin, onder meer gerelateerd aan de eisen van de wet en het BBO.
In de uitoefening van het dagelijks toezicht op de boa met betrekking tot een juiste uitoefening van opsporingsbevoegdheden, een goede samenwerking met de politie, de naleving van de instructie en deels ook het onderricht, is voorzien met de benoeming van een direct toezichthouder: de korpschef van de nationale politie of, in een aantal gevallen, het hoofd van een Rijksdienst met boa’s.
Naleving van vereisten gesteld in deze beleidsregels en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
De direct toezichthouder en toezichthouder vervullen een belangrijke adviserende en toetsende rol binnen het stelsel. Om deze taak effectief te kunnen vervullen is het noodzakelijk dat zij worden voorzien van de informatie die – op basis van de bepalingen genoemd in het BBO en deze beleidsregels – aan hen dient te worden verstrekt. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om jaarverslagen, maar ook klachten, integriteitsschendingen en geweldsmeldingen die bij de (direct) toezichthouders dienen te worden gemeld.
Bij niet-naleving van de bepalingen uit deze beleidsregels dan wel het bepaalde in het BBO stelt de (direct) toezichthouder de boa-werkgever hiervan op de hoogte. Wanneer het niet naleven van deze bepalingen blijft aanhouden, kan onze Minister, op advies van de direct toezichthouder en toezichthouder, één of meer van de bevoegdheden genoemd in deze beleidsregels intrekken dan wel opschorten. De toezichthouder(s) betracht(en) (grote) terughoudendheid bij het uitbrengen van een dergelijk advies. Opschorting is mogelijk voor de duur van drie maanden en kan met maximaal drie maanden worden verlengd.
Onbenoemd De toezichthouder
Onbenoemd De direct toezichthouder