Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 20-08-1979
- Bronpublicatie:
01-02-1971, Trb. 1972, 144 (uitgifte: 29-11-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-08-1979
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-07-1979, Trb. 1979, 111 (uitgifte: 01-01-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
De partij die de erkenning inroept of de tenuitvoerlegging verlangt, moet de volgende documenten overleggen:
- 1.
een volledig en authentiek afschrift van de beslissing;
- 2.
indien de beslissing bij verstek gegeven is, het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de documenten aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat het stuk, hetwelk het geding heeft ingeleid, op de vereiste wijze was medegedeeld of betekend aan de niet verschenen partij;
- 3.
enig document waaruit kan worden vastgesteld, dat de beslissing voldoet aan de voorwaarde van artikel 4, eerste lid, nummer 2, en, voor zover nodig, aan die van artikel 4, tweede lid;
- 4.
de vertaling van de hierboven genoemde documenten, welke voor eensluidend gewaarmerkt is door een diplomatieke of consulaire ambtenaar, door een beëdigd vertaler of door een in een van beide Staten daartoe gemachtigd persoon, tenzij de aangezochte autoriteit vrijstelling hiervan verleent.
2.
Indien de aangezochte autoriteit uit de inhoud van de beslissing niet kan nagaan of aan de door het Verdrag gestelde voorwaarden is voldaan, kan die autoriteit de overlegging van andere daartoe noodzakelijke bescheiden verlangen.
3.
Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist.