Wet van 12 oktober 1995, Stb. 1995, 525.
HR, 20-08-2013, nr. 12/05777 E
ECLI:NL:PHR:2013:881
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-08-2013
- Zaaknummer
12/05777 E
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:881, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑08‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:878, Gevolgd
Conclusie 20‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Gasflessen (drukhouders). In aanmerking genomen dat het etiketteringsvoorschrift zoals vervat in het ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route) ertoe strekt dat met het oog op een doeltreffende bescherming van mens en milieu snel en eenvoudig kan worden vastgesteld of gevaarlijke stoffen worden vervoerd en zo ja welke, geeft ’s Hofs oordeel dat elke gevulde althans niet geheel lege drukhouder diende te zijn voorzien van een gevaarsetiket en dat zulks niet anders is doordat alle houders dezelfde stof bevatten en in dezelfde kooi werden vervoerd, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel behoefde geen nadere motivering. Tegen de achtergrond van ’s Hofs kennelijke oordeel dat van algemene bekendheid is dat propaan en butaan bij normale temperatuur en normale druk gasvormig zijn en dat derhalve uit de omstandigheid dat zich in de houders vloeistof bevond, moet worden afgeleid dat de inhoud van de houders nog onder druk stond, geeft ’s Hofs oordeel dat niet kan worden gezegd dat de houders leeg waren i.d.z.v. het ADR, randnummer 5.2.2.2.1.2, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. ’s Hofs oordeel is voorts zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
Nr. 12/05777 E
Mr. Machielse
Zitting 20 augustus 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 28 februari 2012 voor: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, veroordeeld tot een geldboete van € 1125 waarvan € 575 voorwaardelijk.
2. Verdachte heeft cassatie doen instellen. Mr. V.Q. Vallenduuk, advocaat te Zaandam, heeft een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Het hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat
"zij op 14 mei 2009 te Woerden, opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met een vervoermiddel, dat is aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels,
immers heeft zij met een vervoermiddel, te weten een vrachtwagen (kenteken [AA-00-BB] gevaarlijke stoffen, te weten drukhouders met propaan en/of butaan ( UN 1965), over de snelweg A12 te Woerden, over land, vervoerd,
zulks terwijl in strijd met randnummer 5.2.2.1.1. van de ADR niet voor elk voorwerp en/of elke stof opgenomen in tabel A van hoofdstuk 3.2, de in kolom (5) getoonde etiketten waren aangebracht, terwijl niet door een bijzondere bepaling in kolom (6) anders werd bepaald,
immers was om 7 drukhouders met propaan en/of butaan in het geheel geen etiket aangebracht."
3.2. In zijn verkort arrest heeft het hof het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het dossier onvoldoende feitelijkheden bevat om te kunnen vaststellen dat er in de drukflessen waarop geen etiket aanwezig was gevaarlijke stoffen werden vervoerd in de zin van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het ADR, nu de flessen leeg terugkwamen van een klant.
Het hof verwerpt dit verweer. Verbalisant [verbalisant] heeft in het door hem op ambtseed opgemaakte proces-verbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 5 juni 2009 gerelateerd, voor zover hier van belang -zakelijk weergegeven-:
'Ik zag dat het een vrachtauto betrof beladen met metalen en kunststof drukhouders als bedoeld in artikel 1.2.1 van de ADR. Ik stelde vast dat propaan/butaan was geladen. Ik zag dat op 7 van de 29 kunststof drukhouders in het geheel geen etiket op de verpakking was aangebracht. Deze drukhouders waren vervaardigd van een doorzichtig materiaal waardoor zichtbaar was dat deze gedeeltelijk gevuld waren met bovenvermelde stof en derhalve niet konden worden aangemerkt als lege/ongereinigde verpakkingen dan wel drukhouders. '
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van voornoemd proces-verbaal te twijfelen. In het verweer ligt, mede gelet op de feitelijke toelichting die de vertegenwoordiger van verdachte heeft verstrekt op de zitting van het hof, besloten dat ter zake doet dat het ging om flessen die retour kwamen (bij de afnemers van verdachte waren opgehaald) om opnieuw te worden gevuld. Maar ook dat maakt het beeld niet anders. De achtergrond van de eis dat dergelijke flessen met daarin propaan of butaan van etiketten zijn voorzien is klaarblijkelijk dat tijdens het vervoer, bij een controle van de vervoerder gemakkelijk vastgesteld moet kunnen worden wat hij vervoert en welk risico dat vervoer oplevert. In die belichting past dat ook van flessen (drukhouders) die niet helemaal leeg zijn snel te zien moet zijn wat zij (in dat geval) aan mogelijke restanten bevatten. Als het om restanten gaat is het risico, naar het hof wel wil aannemen geringer, maar dat belang is er ook dan nog steeds.
De stelling van de raadsvrouw dat niet alle drukflessen afzonderlijk van een etiket hadden moeten worden voorzien, nu de flessen met meerdere in een kooi werden vervoerd en een aantal flessen wel was geëtiketteerd en derhalve de vervoerde 'substantie' als geheel was geëtiketteerd, berust op een - mede gelet op de strekking van het voorschrift - onjuiste lezing van het ADR ("article or substance"). De regel luidt dan dat voor elke afzonderlijke gevulde of althans niet helemaal lege drukhouders geldt dat een gevaaretiket verplicht is. Daaraan doen niet af de omstandigheid dat het controleren van de drukhouders meer tijd zal kostendan het achterwege laten daarvan en de - overigens niet zonder meer aannemelijke - omstandigheid dat branchegenoten niet elke drukfles van een etiket voorzien.
Het opzet leidt het hof af uit de omstandigheid dat de drukhouders zichtbaar nog gedeeltelijk gevuld waren, zodat dit niet aan verdachtes chauffeur kan zijn ontgaan."
3.3. Het eerste middel komt op tegen de overwegingen van het hof voor zover deze inhoudt dat iedere afzonderlijke drukhouder een gevaaretiket moet dragen, terwijl de drukhouders met meerdere in een kooi werden vervoerd en de meerderheid van de drukhouders wel geëtiketteerd was. Volgens de steller van het middel gaat het hof aldus uit van de verkeerde uitleg van ADR Randnummer 5.2.2.1.1. In die bepaling komen de woorden voor "elk voorwerp of elke stof". Als elke stof is geëtiketteerd is dat dus voldoende. Alle drukhouders bevatten dezelfde stof, werden in dezelfde kooi vervoerd en daarmee was de inhoud van alle drukhouders voldoende bekend. De verwerping van het verweer door het hof is op onbegrijpelijke wijze gemotiveerd.
"1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
b. gevaarlijke stoffen:
1. ontplofbare stoffen en voorwerpen,
2. samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen,
(...)
c. vervoermiddel: voertuig of vaartuig;".
Artikel 5 van de WVGS heeft de volgende inhoud:
"Het is verboden de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, te verrichten ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met vervoermiddelen die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels."
Het eerste lid van artikel 2 WVGS luidt aldus:
"Deze wet is van toepassing op:
a. het vervoeren van gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel over land, per spoor en over de binnenwateren"
Artikel 3 van de Wet heeft de volgende inhoud:
"Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gevaarlijke stoffen of categorieën van gevaarlijke stoffen aangewezen, ten aanzien waarvan het verrichten van de handelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid , en het verrichten van deze handelingen met bij of krachtens die maatregel aangewezen vervoermiddelen:
a. niet is toegestaan; of
b. is toegestaan mits de bij of krachtens die maatregel terzake gestelde regels in acht zijn genomen."
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (BVGS).2.
Artikel 1 van dit besluit luidt aldus
"In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
b. ADR: Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route;
c. ADN: Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses par voie de Navigation;
d. RID: Règlement concernant le transport international ferroviaire des marchandises dangereuses;
e. ontplofbare stoffen en voorwerpen: ontplofbare stoffen en voorwerpen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, 1°, van de wet."
En artikel 2:
"1. Overeenkomstig het ADR, het ADN, het RID dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties, worden bij ministeriële regeling gevaarlijke stoffen of categorieën van gevaarlijke stoffen aangewezen ten aanzien waarvan het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet met daarbij aangewezen vervoermiddelen:
a. niet is toegestaan; of
b. is toegestaan mits daarbij gestelde regels in acht zijn genomen.
2. Een regeling als bedoeld in het eerste lid kan aanvullende voorschriften bevatten."
Deze ministeriële regeling is de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen3.(VLG-regeling).
Artikel 2 van de regeling luidt aldus:
"Bij deze regeling behoren vier bijlagen:
a. bijlage 1 : voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land, zijnde de Nederlandse vertaling van de bijlagen A en B van het ADR en de daarbij behorende aanhangsels;
b. bijlage 2 : voorschriften in afwijking van of in aanvulling op bijlage 1 ;
c. bijlage 3 : erkende instanties, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, 2° ;
d. bijlage 4 : rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen."
En artikel 3:
"Met voorwaardelijk tot het vervoer over land toegelaten gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 1 mogen de handelingen, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, worden verricht, mits de in deze regeling gestelde voorschriften in acht worden genomen."
Dit artikel 3 blinkt niet uit in duidelijkheid. Zo geeft de laatste bijzin niet met de nodige precisie aan dat is bedoeld om het vervoer over land van een bepaalde categorie van gevaarlijke stoffen te binden aan de voorwaarden die in bijlage 1 zijn opgesomd.
Ten tijde van het tenlastegelegde gold de ADR 2009.4.
3.5. Deel 2 van bijlage A bij het ADR gaat over de classificatie van gevaarlijke goederen. Gassen behoren tot klasse 2. Brandbare gassen worden aangeduid met de letter F (2.2.2.1.3). Deel 3 van bijlage A geeft speciale voorzieningen die van toepassing zijn op bepaalde voorwerpen of stoffen. Propaangas5.mag worden aangeduid als "mengsel C".6.Dit gas wordt ook wel aangeduid met UN code 1965 en is in de ADR voorzien van de code 2F, brandbaar gas.7.Voorts wordt voor de toepasselijke labels in de tabel der gevaarlijke stoffen voor UN code 1965 verwezen naar subsectie 5.2.2.2.1.
Voorschrift 5.2.2.2.1.2 maakt hiervan deel uit en luidt aldus:
"Indien het - omwille van de vorm, plaatsing en bevestigingssysteem voor het vervoer van de flessen met gassen van de klasse 2 - nodig is om de etiketten op het niet cilindrisch (gewelfd) deel van deze flessen aan te brengen, mogen gelijkaardige etiketten gebruikt worden als deze voorgeschreven door onderhavige afdeling, maar met kleinere afmetingen in overeenstemming met ISO norm 7225: 2005 "Gasflessen - Gevaarsetiketten". In weerwil van de voorschriften van 5.2.2.1.6, mogen de etiketten zich overlappen in de mate die voorzien wordt door de norm ISO 7225:2005. De etiketten die het hoofdgevaar weergeven en cijfers die op alle gevaarzetting te voorkomen moeten evenwel volledig zichtbaar zijn en de symbolen moeten herkenbaar blijven.
De lege, niet gereinigde drukrecipiënten voor de gassen van klasse 2 mogen met niet meer geldige of beschadigde etiketten vervoerd worden teneinde ze - al naargelang van het geval - te vullen of te controleren, en er een nieuw etiket op aan te brengen conform de in voege zijnde reglementeringen, of teneinde het drukrecipiënt te elimineren."
Voorschrift 5.2.2.2.1.6 heeft de volgende inhoud:
"De symbolen, de tekst en de nummers moeten op alle etiketten goed leesbaar en onuitwisbaar in het zwart aangebracht zijn, behalve:
(...)
d) op het etiket dat beantwoordt aan model 2.1, aangebracht op de gasflessen en gaspatronen voor de gassen van de UN- nummers 1011, 1075, 1965 en 1978, waarop zij mogen voorkomen in de kleur van het recipiënt indien het contrast voldoende groot is."
In bijlage A, deel 1, hoofdstuk 2 zijn definities opgenomen, waarvan er enige hier nog van belang zijn:
"Cylinder", een naadloos verplaatsbaar drukrecipiënt met een watercapaciteit van meer dan 150 liter en niet meer dan 3.000 liter;
(...)
"drukrecipiënt", een generische term voor een fles, een cylinder, een drukvat, een gesloten cryogeen recipiënt of een flessenbatterij."
Terzijde merk ik op dat het enkele feit dat gasflessen worden vervoerd in een kooi nog niet maakt dat die gezamenlijkheid van flessen een "flessenbatterij" of een "glascontainer met verscheidene elementen" (MEGC) vormt, omdat daarvoor een onderlinge verbinding van de afzonderlijke delen door een verzamelleiding nodig is.
3.6. Uit de inhoud der hiervoor aangehaalde voorschriften leid ik af dat iedere gasfles voorzien moet zijn van een etiket, tenzij de gasfles leeg is en wordt opgehaald of vervoerd om opnieuw te worden gevuld of om te worden vernietigd. Het hof is niet uitgegaan van een onjuiste uitleg van de etiketteringsvoorschriften van de ADR, zodat het middel faalt.
4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof ten onrechte de drukhouders niet als leeg heeft aangemerkt, hoewel zij drukloos waren. Het enkele feit dat er nog een laagje vloeistof in de houders is gezien door verbalisant is onvoldoende om aan te nemen dat deze houders niet leeg waren.
4.2. De steller van het middel gaat uit van de misvatting dat als er nog vloeistof in de drukhouder kan worden waargenomen toch kan worden gezegd dat de drukhouder leeg is. Kenmerkend voor propaangas is juist dat het onder druk vloeibaar wordt. Als dus wordt geconstateerd dat in de drukhouder zich nog vloeistof bevindt, levert die waarneming het bewijs op voor het feit dat de houder niet drukloos is. Weliswaar kan in een drukhouder waarin geen vloeistof meer te constateren is zich nog wel gas bevinden, reden waarom er toch voorzichtig met zo'n drukhouder moet worden omgegaan, maar omdat het niet wenselijk wordt geoordeeld dat voor het vervoer de drukhouders worden geopend, heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport aan de transporteurs van drukhouders permissie gegeven om deze drukhouders ongereinigd, maar zonder vloeistof, te vervoeren als waren zij leeg en ongereinigd hoewel zij dus nog wel gas bevatten.
De brief van 7 januari 2013 van de Inspectie die als bijlage aan de schriftuur is gehecht zinspeelt dan ook op de mogelijkheid dat door middel van weging kan worden aangetoond dat de drukhouders niet leeg zijn. Als er nog vloeistof in de drukhouder is, zal het totale gewicht van de drukhouder met inhoud meer zijn dan alleen maar het gewicht van de drukhouder zelf en dan is er dus een overtreding.
Naar mijn mening faalt daarom het middel.8.
5. Beide voorgestelde middelen falen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑08‑2013
Besluit van 5 juni 1996, Stb. 1996, 297.
Regeling van 2 december 1998, Stcrt. 998, 241.
ik heb hoofdzakelijk de Engelse tekst geraadpleegd, zoals te vinden op http://www.unece.org/trans/danger/publi/adr/adr2009/09contentse.html. Waar ik in het Nederlands citeer uit de ADR 2009 is mijn bron het Belgisch Staatsblad van 11 februari 2009, 10523, bij gebreke van een officiële beschikbare Nederlandse tekst. Dat er wellicht kleine verschillen zijn met de voor Nederland geldende tekst doet aan de kern van deze voorschriften niet af.
Ik beperk mij hier tot propaangas omdat bewijsmiddel 1 ook slechts rept van propaan en niet van butaan. Dat ook butaangas is vervoerd blijkt mijns inziens niet uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Bldz. 373, Deel 3 van bijlage A, hoofdstuk 3.
Tabel A, hoofdstuk 3.2, Lijst van gevaarlijke stoffen.
Als de transporteur bemerkt dat een op te halen drukhouder niet het vereiste etiket bevat, zal hij voor alle zekerheid alsnog een etiket kunnen aanbrengen en de rekening daarvoor aan de klant laten.