Hof Amsterdam, 04-09-2019, nr. 23-003067-18
ECLI:NL:GHAMS:2019:4781
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
04-09-2019
- Zaaknummer
23-003067-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:4781, Uitspraak, Hof Amsterdam, 04‑09‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:511
Uitspraak 04‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Hennepkwekerij - strafzaak. Verklaring van de verdachte dat anderen de kwekerij exploiteerden en de verdachte slechts de ruimte ter beschikking stelde is niet nader onderbouwd.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003067-18 (strafzaak)
datum uitspraak: 4 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-710045-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 379, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electricteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het telen van de hennepplanten en dat ‘slechts’ het aanwezig hebben van de hennepplanten bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft immers slechts aan anderen een ruimte ter beschikking gesteld voor hennepteelt, waarmee hij verder geen bemoeienis heeft gehad. Er dient geen acht te worden geslagen op de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring waarin hij heeft verklaard zelfstandig de hennepkwekerij te zijn gestart en de daaruit verkregen hennep te hebben verkocht. De verdachte heeft deze verklaring afgelegd zonder een advocaat te hebben kunnen consulteren en uit het verhoor blijkt dat de politie zelf ook twijfelt aan de verklaring van de verdachte dat hij alles alleen heeft gedaan. Bovendien zijn er onderzoeksbevindingen die duiden op de betrokkenheid van anderen. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde diefstal van elektriciteit, nu geen uitvoeringshandelingen van de verdachte zijn gebleken.
Het hof overweegt als volgt.
De hennepplantage is aangetroffen in een deel van een door de verdachte gehuurde ruimte. De verdachte wist van de kwekerij en de diefstal van de elektriciteit. Hij heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep andermaal verklaard. De verdachte heeft een scenario geschetst waarin anderen de kwekerij exploiteerden en de elektriciteit hebben afgetapt en waarin zijn rol beperkt was tot het ter beschikking stellen van de ruimte. Deze verklaring is evenwel niet nader onderbouwd. De verdachte heeft geen namen of andere concrete gegevens van die anderen verstrekt. Het feit dat uit observaties is gebleken dat andere personen in het pand aanwezig zijn geweest is onvoldoende om daadwerkelijke betrokkenheid van die personen bij de hennepkwekerij in de strafrechtelijke zin van medeplegen aan te nemen. Dit een en ander neemt niet weg dat de verdachte assistentie kan hebben ingeschakeld bij het opzetten van de kwekerij, bijvoorbeeld omdat hij door een schouderblessure niet tot zwaar werk in staat was. Zijn (hoofd)rol wordt hierdoor evenwel niet anders.
Gelet op het bovenstaande moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde teelt schuldig heeft gemaakt. Er is onvoldoende bewijs dat een of meer anderen een substantiële bijdrage aan de hennepteelt hebben geleverd, zodat hij van het medeplegen van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 19 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres 2] een groot aantal hennepplanten;
2.hij in de periode van 19 augustus 2015 tot en met 28 september 2015 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander, waarbij de verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten en heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage. Het is een feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van elektrische stroom, naast de omstandigheid dat het daarbij om diefstal gaat, vaak leidt tot gevaarlijke situaties als kortsluiting en brand. Het hof rekent de verdachte deze feiten aan.
Het hof sluit bij de strafoplegging aan bij straffen die in soortgelijke zaken gebruikelijk zijn. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, ziet het hof net als de advocaat-generaal geen aanleiding daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Voor zover door de verdediging een beroep is gedaan op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging, overweegt het hof als volgt. In deze procedure is de op redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen met het verhoor van de verdachte bij de politie op 21 oktober 2015. Het vonnis waarvan beroep werd gewezen op 17 april 2018. De redelijke termijn is in die fase daardoor met zes maanden overschreden. Dit is echter een beperkte overschrijding, die in voldoende mate wordt gecompenseerd door de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep. Immers, in hoger beroep is de zaak in een kleine dertien maanden afgedaan, waardoor de procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen niet meer dan vier jaar hebben geduurd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2019.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]