Wijzigingswet Werkloosheidswet, enz.
Artikel XII
Geldend
Geldend vanaf 29-12-1995. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-03-1995
- Bronpublicatie:
21-12-1995, Stb. 1995, 691 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken: 24326)
- Inwerkingtreding
29-12-1995, terugwerkend tot: 01-03-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-1995, Stb. 1995, 691 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken: 24326)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
1.
Indien de eerste dag van werkloosheid ligt voor de datum waarop de onderdelen A tot en met H, K tot en met W, Y en Z van artikel I van deze wet in werking treden, blijven de artikelen van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden voor bovenbedoelde datum van toepassing ten aanzien van het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de betaling van de uitkering en de duur en hoogte van de loondervingsuitkering en van de vervolguitkering.
2.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 21, 28, 35a, 35b en 50, derde en vierde lid, van de Werkloosheidswet, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen G, J, L en P, tevens van toepassing op een recht op uitkering waarvan de eerste werkloosheidsdag ligt voor de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat artikel 21, tweede lid, slechts van toepassing is bij gehele eindiging van dat recht op of na deze datum en dat artikel 35a slechts van toepassing is indien de bedrijfsvereniging de opleiding of scholing noodzakelijk heeft geacht op of na deze datum.
3.
Een recht op uitkering dat ingevolge hoofdstuk II van de Werkloosheidswet is ontstaan voor de in het eerste lid bedoelde datum, wordt voor de toepassing van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen alsmede voor de toepassing van artikel 24 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid, zoals deze luiden op en na die datum, beschouwd als een recht op uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa van de Werkloosheidswet.
4.
De werknemer die ter zake van werkloosheid waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 maart 1995 slechts recht heeft verkregen op een loondervingsuitkering als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Werkloosheidswet zoals dat artikel luidde voor die datum, en wiens recht op uitkering op of na die datum met toepassing van artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet herleeft, heeft na afloop van de loondervingsuitkering recht op verlenging van de uitkering. De periode waarmee de uitkering wordt verlengd is gelijk aan zes maanden minus de bij herleving resterende duur van de loondervingsuitkering. Gedurende de verlenging is de hoogte van de uitkering gelijk aan de hoogte van de kortdurende uitkering waarop de werknemer recht zou hebben gehad indien artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet, niet van toepassing zou zijn geweest.
5.
Herhaalde toepassing van het vierde lid vindt slechts plaats indien ter zake van sinds de herleving, bedoeld in het vierde lid, verrichte arbeid opnieuw is voldaan aan artikel 52b, eerste lid , van de Werkloosheidswet. Artikel 17a van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.
6.
Indien het recht op uitkering is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van deze wet, blijft artikel 90 van de Werkloosheidswet, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van toepassing op de financiering van de uitkering uit een wachtgeldfonds.
7.
Artikel 2, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 12 en 21 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de artikelen II, onderdeel A, en IV, onderdelen A en B, blijven van toepassing ten aanzien van de persoon wiens eerste dag van werkloosheid ligt voor de datum van inwerkingtreding van deze onderdelen.