Rb. Limburg, 14-05-2018, nr. C/03/249453 / JE RK 18-881 en C/03/ 249488 / JE RK 18-887
ECLI:NL:RBLIM:2018:5688
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
14-05-2018
- Zaaknummer
C/03/249453 / JE RK 18-881 en C/03/ 249488 / JE RK 18-887
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2018:5688, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 14‑05‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑05‑2018
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/249453 / JE RK 18-881 en C/03/249488 / JE RK 18-887
Datum uitspraak: 14 mei 2018
Beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE LANDGRAAF, hierna te noemen het college, gevestigd te Landgraaf,
betreffende de minderjarige
[minderjarige], geboren op [2000] te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige],
advocaat: mr. S. Mestrini, kantoorhoudende te Maastricht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats], en
[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats].
Gezien de stukken, waaronder de door de kinderrechter van deze rechtbank gegeven en uitgesproken beschikking van 1 mei 2018.
Het verdere procesverloop
Bij beschikking van 26 april 2018 - schriftelijk vastgelegd op 1 mei 2018 - is, zonder voorafgaand belanghebbendenverhoor, de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] verleend met ingang van 26 april 2018 voor de duur van vier weken, derhalve tot 24 mei 2018.
Op 8 mei 2018 heeft de kinderrechter het belanghebbendenverhoor met betrekking tot de het verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en het reguliere verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp ter zitting, met gesloten deuren, behandeld.
Gehoord zijn:
- [minderjarige], bijgestaan door mr. S. Mestrini,
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van het college,
- de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Het standpunt van verzoeker
Het college heeft verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twaalf maanden, welk verzoek ter zitting is aangepast in die zin dat thans wordt verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft het college verwezen naar het verzoekschrift met bijlagen van 30 april 2018 en gesteld dat het circuit waarin [minderjarige] zich bevond een gevaar vormt voor [minderjarige] en haar omgeving. Een kortere termijn wordt onvoldoende toereikend geacht omdat [minderjarige] nog over onvoldoende inzichten beschikt om de noodzakelijke positieve ontwikkelingen te kunnen bewerkstelligen. Het risico bestaat dat [minderjarige] daardoor, op korte termijn, weer terug zal vallen in haar oude gedrag, hetgeen wederom een gevaar zal vormen voor [minderjarige] en haar omgeving. Het college acht de termijn van zes maanden aldus noodzakelijk om te onderzoeken wat [minderjarige] nodig heeft en op basis hiervan de passende hulpverlening in te zetten.
De gedragswetenschapper heeft ter zitting verklaard in te stemmen met een machtiging gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden. De termijn tot aan haar meerderjarigheid is voor [minderjarige] te kort, omdat deze termijn normaliter al nodig is voor diagnostiek. Na deze fase kan pas bekeken worden wat [minderjarige] en haar ouders nodig hebben en welke hulpverlening hiervoor noodzakelijk is. De gedagswetenschapper stelt voorts dat [minderjarige] heeft aangegeven dat, wanneer zij de kans hiertoe krijgt, zij zich zal onttrekken aan de hulpverlening.
Het standpunt van belanghebbenden
De moeder heeft verklaard dat [minderjarige] onvoldoende inzicht heeft in wat haar gedrag voor consequenties heeft gehad voor zowel [minderjarige] als haar gehele familie. De moeder is van mening dat een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden noodzakelijk is om, middels de noodzakelijke hulpverlening, positieve ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen. Een kortere termijn acht zij ontoereikend. Daarnaast bestaat volgens de moeder een risico dat [minderjarige] zich aan de hulpverlening zal onttrekken, weg zal lopen en dat niemand [minderjarige] meer terug zal kunnen vinden. De moeder hoopt dat [minderjarige] door middel van de juiste hulp een nieuw leven, nieuw netwerk, een verbeterde band met haar ouders kan opbouwen en weer veilig is. De ouders willen hier samen met [minderjarige] voor knokken. De vader heeft verklaard zich aan te sluiten bij hetgeen de moeder heeft gesteld.
Beide ouders hebben ter zitting desgevraagd verklaard uitdrukkelijk in te stemmen met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
[minderjarige] is buiten aanwezigheid van de overige belanghebbenden gehoord door de kinderrechter. [minderjarige] heeft verklaard het niet fijn te vinden om gesloten te zitten. Zij voelt zich beperkt in haar vrijheden en verveelt zich. Wel heeft [minderjarige] nu de tijd gehad om na te denken en zij heeft zich gerealiseerd dat het zo niet langer meer kan. [minderjarige] heeft verklaard dat zij geen drugs meer zal dealen. De risico’s van haar betrokkenheid in dit circuit ziet zij echter (nog) niet. Diep in haar hart wil [minderjarige] het liefst terug naar haar ouders. Daarnaast wil [minderjarige] haar opleiding voortzetten en heeft zij ambities voor de toekomst. [minderjarige] ziet echter ook in dat een thuisplaatsing momenteel nog niet mogelijk is. Het contact van [minderjarige] met haar ouders verloopt niet goed. [minderjarige] voelt zich thans in de steek gelaten, niet begrepen en verraden door haar ouders. Dit contact en het wederzijds vertrouwen moeten eerst hersteld worden, alvorens een eventuele thuisplaatsing mogelijk is. [minderjarige] kan daarom instemmen met de machtiging gesloten jeugdhulp tot aan haar meerderjarigheid. [minderjarige] begrijpt dat onderzocht moet worden wat haar mogelijkheden zijn vanaf haar meerderjarigheid. Na afloop van het gesprek heeft de kinderrechter het gesprek kort samengevat voor de belanghebbenden, die in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren.
Mr. Mestrini heeft namens [minderjarige] nog gesteld dat een gesloten plaatsing na haar meerderjarigheid op grond van de wet andere voorwaarden kent, waaraan momenteel nog niet kan worden voldaan. Zij concludeert daarom tot een machtiging gesloten jeugdhulp tot aan haar meerderjarigheid, onder aanhouding van de resterende termijn.
De verdere beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet (Jw) kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 3 Jw kan een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust, of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 4 Jw kan een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is bovendien slechts worden verleend indien:a. sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van
achttien jaar is bereikt;b. voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan;
d. de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 5 Jw dient het college bij het verzoek een verleningsbeslissing over te leggen. Het college heeft deze verleningsbeslissing overgelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 6 Jw dient het college bij het verzoek daarnaast een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, over te leggen. Het college heeft deze instemmingsverklaring, opgemaakt door drs. A.G.A. Russ op 30 april 2018, overgelegd. Ter zitting heeft de gedragswetenschapper uitdrukkelijk verklaard in te kunnen stemmen met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
Verzocht wordt om met ingang van 24 mei 2018 een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
[minderjarige] zal op [2018] achttien jaar worden. Het verzoek heeft derhalve deels betrekking op een periode waarin [minderjarige] meerderjarig zal zijn.
De kinderrechter stelt, gelet op al het voornoemde, allereerst vast dat voldaan is aan de formele vereisten voor de periode tot aan het bereiken van de meerderjarigheid.
Daarmee resteert de vraag of zich ten aanzien van [minderjarige] de situatie voordoet dat machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken (artikel 6.1.2 lid 2 Jw).
Mede met inachtneming van de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper en zijn verklaring ter zitting en de instemming van beide ouders beantwoordt de kinderrechter deze vraag bevestigend en overweegt in dit verband als volgt. [minderjarige] onttrekt zich al langere tijd aan het gezag van haar ouders. Zij blijft soms nachten van huis en haar ouders weten niet waar zij dan verblijft. Op andere momenten komt zij thuis onder invloed van drank en drugs. [minderjarige] heeft ook verklaard sinds twee tot drie maanden te dealen in drugs. Uit uitlatingen van [minderjarige] kan worden afgeleid dat zij niet dan wel onvoldoende doordrongen is van de ernst van de betrokkenheid in het criminele circuit en de zorgen die dit met zich meebrengt voor haar veiligheid en ontwikkeling. Zij dient tegen zichzelf en tegen het criminele circuit in bescherming te worden genomen. Nu [minderjarige] nog onvoldoende doordrongen lijkt van de ernst van de problematiek in samenhang met haar uitlating dat zij, indien zij weg kan, er voor zal zorgen dat zij nooit meer gevonden wordt, is plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk.
De periode tot aan het bereiken van de meerderjarigheid van [minderjarige] is erg kort. De kans dat een langere periode nodig is om effectief hulp te kunnen inzetten is reëel. Zoals hiervoor is aangegeven, stelt de wet in artikel 6.1.2 lid 4 Jw echter aanvullende eisen voor een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is. Nu thans in ieder geval nog geen behandeling is aangevangen en ook nog geen hulpverleningsplan is vastgesteld, wordt aan die eisen in ieder geval niet voldaan.
De kinderrechter zal daarom de machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] verlenen voor de periode met ingang van 24 mei 2018 tot aan het bereiken van de meerderjarigheid, derhalve tot [2018]. Voor het overige zal het verzoek worden afgewezen.
Indien aan de eisen van artikel 6.1.2 lid 4 Jw wordt voldaan, kan een verzoek om een machtiging als bedoeld in die bepaling, worden ingediend.
Onder verwijzing naar artikel 6.1.12. lid 1 Jw wijst de kinderrechter er – wellicht ten overvloede – op dat een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.
De beslissing
De kinderrechter:
verleent machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] Vanderbroek, geboren op [2000],
met ingang van 24 mei 2018, tot aan de meerderjarigheid, derhalve tot [2018];
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.A. Ferwerda, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.C. Leinders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018. | ||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof's-Hertogenbosch | ||