Reglement voor de binnenvisserij 1985
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2015
- Bronpublicatie:
09-07-2015, Stb. 2015, 289 (uitgifte: 14-07-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-07-2015, Stb. 2015, 289 (uitgifte: 14-07-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
Het is verboden met de volgende vistuigen te vissen, indien de maaswijdte kleiner is dan het aantal millimeters, vermeld achter het desbetreffende vistuig:
a. de aalzegen en het kruisnet: | 20 mm |
b. de ankerkuil: | 25 mm |
c. het staand net: | 101 mm |
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het in een daarbij te bepalen periode verboden is met het staand net te vissen, indien de maaswijdte kleiner is dan het in die regeling genoemde aantal millimeters.
3.
Het is verboden met de aalfuik te vissen, indien de maaswijdte kleiner is dan 20 mm tenzij in de buitenwand daarvan een aantal zuiver ronde ringetjes van metaal of enige andere niet rekbare stof met een middellijn van tenminste 13 mm binnenwerks zijn geplaatst binnen 20 mazen achter de aanhechting van de laatste inkeling of de laatste hoepel aan de bovenzijde van de fuik. Dit aantal bedraagt bij 300 of minder mazen opzet om de eerste hoepel achter de vleugels tenminste twee en bij meer dan 300 mazen opzet om de eerste hoepel achter de vleugels tenminste vier.
4.
Het is verboden te vissen met een vistuig, indien met betrekking tot dat vistuig enige handeling is verricht of enig middel is aangewend, waardoor het ontsnappen van vis kan worden bemoeilijkt of belet.