Gst. 2011/36
ABRvS, 09-03-2011, nr. 201006983/1/M2.: gemeente Boxmeer
ABRvS 09-03-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7155, m.nt. J.M.H.F. Teunissen (gemeente Boxmeer,paarden- en varkenshouderij Holthees)
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
9 maart 2011
- Magistraten
mrs. J.H. van Kreveld, C.W. Mouton en F.C.M.A. Michielsen
- Zaaknummer
201006983/1/M2.
- Noot
J.M.H.F. Teunissen
- LJN
BP7155
- Roepnaam
gemeente Boxmeer
paarden- en varkenshouderij Holthees
- JCDI
JCDI:ADS883805:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2011:BP7155, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 09‑03‑2011
- Wetingang
Art. 7.2, 8.4, 8.10 en 8.11 Wm (oud); art. 6:13 Awb; art. 2.1 lid 1 onderdeel e, Wabo; Wet geurhinder en veehouderij; Besluit milieueffectrapportage 1994; IPPC-richtlijn
Essentie
Revisievergunning voor paarden- en fokzeugenhouderij. Verruiming ‘onderdelenfuik’ in verband met invoering Wabo. (Boxmeer)
Samenvatting
1
Uit art. 6:13 Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake milieuvergunningen worden volgens de bestaande rechtspraak van de Afdeling de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt.
Hoewel de Wabo ingevolge het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.