ABRvS, 16-07-2014, nr. 201309962/1/A1
ECLI:NL:RVS:2014:2657
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
16-07-2014
- Zaaknummer
201309962/1/A1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:2657, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16‑07‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 9 maart 2012 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de bouwwerken op het perceel kadastraal bekend gemeente Rheden, sectie R, perceelsnummer 1035, (hierna: het perceel) met de bestemming "Groen en Water" te verwijderen en verwijderd te houden.
201309962/1/A1.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Spankeren, gemeente Rheden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 september 2013 in zaak nr. 13/158 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2012 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de bouwwerken op het perceel kadastraal bekend gemeente Rheden, sectie R, perceelsnummer 1035, (hierna: het perceel) met de bestemming "Groen en Water" te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 19 november 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van
9 maart 2012 bekrachtigd onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 19 september 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft het college de begunstigingstermijn als bedoeld in het besluit van 9 maart 2012 verlengd tot zes weken na de uitspraak in hoger beroep.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Visser, en het college, vertegenwoordigd door mr. O. Claasen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Niet in geschil is dat [appellant] de bouwwerken op het perceel heeft gerealiseerd zonder omgevingsvergunning en dat de bouwwerken in strijd zijn met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Spankeren" op het perceel rustende bestemming "Groen en Water". Het college is bevoegd om handhavend op te treden.
2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er concreet zicht is op legalisering. Hij voert daartoe aan dat het voornemen van de gemeenteraad erop was gericht om in het bestemmingsplan "Spankeren" ook dat deel van zijn perceel waarop de bouwwerken staan voor woondoeleinden te bestemmen. Deze bouwwerken verschillen niet van bouwwerken op andere percelen die wel als zodanig zijn bestemd in dat bestemmingsplan en tasten evenmin het rustige, groene en open karakter van Spankeren aan.
3.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2007 in zaak nr. 200702722/1 overweegt de Afdeling dat voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat in beginsel het enkele feit volstaat dat het college niet bereid is omgevingsvergunning te verlenen voor de afwijking van het bestemmingsplan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, bestaan geen aanknopingspunten dat op voorhand geconcludeerd moet worden dat het standpunt van het college rechtens onhoudbaar is en de vereiste medewerking niet zal kunnen worden geweigerd. Daargelaten of uit de zienswijzennota volgt, zoals [appellant] betoogt, dat het voornemen van de raad erop was gericht in het bestemmingsplan "Spankeren" de gronden waarop de onderhavige bouwwerken staan te bestemmen voor woondoeleinden, heeft [appellant] geen beroep ingesteld tegen het raadsbesluit tot vaststelling van dat bestemmingsplan. Voorts wordt overwogen dat het college ter zitting van de Afdeling heeft verklaard dat geen ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht tot herziening van de bestemming van het perceel.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken van concreet zicht op legalisering.
Het betoogt faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
270-761.