HR, 11-02-2022, nr. 21/03378
ECLI:NL:HR:2022:180
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-02-2022
- Zaaknummer
21/03378
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:180, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑02‑2022; (Cassatie)
Uitspraak 11‑02‑2022
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03378
Datum 11 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 28 juni 2021, nr. LEE 20/3352 V, op het verzet van belanghebbende.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 september 2021 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. De verklaring is niet binnen die termijn ingediend waarna de griffier het heffen van het griffierecht heeft voortgezet.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 oktober 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 12 november 2021 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. De Hoge Raad is van oordeel dat hetgeen belanghebbende in haar faxberichten van 7 december 2021 aanvoert, geen grond vormt voor het oordeel dat belanghebbende met het achterwege laten van betaling van griffierecht niet in verzuim is. In het bijzonder kan niet aan de hand van de in cassatie overgelegde gegevens worden geconcludeerd dat heffing van het ingevolge de wet verschuldigde bedrag aan griffierecht het voor belanghebbende onmogelijk, althans uiterst moeilijk, maakt om beroep in cassatie in te stellen.1.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑02‑2022