Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1420/1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar een aantal niet OESO-landen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2005
- Bronpublicatie:
17-11-2004, PbEU 2005, L 20 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 105/2005)
- Inwerkingtreding
11-02-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-11-2004, PbEU 2005, L 20 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 105/2005)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Verordening van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar een aantal niet OESO-landen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 113 en 130 S, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),
- (1)
Overwegende dat op grond van artikel 1, lid 3, onder a), van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (4) de overbrenging van afvalstoffen die alleen bestemd zijn voor nuttige toepassing en in bijlage II worden genoemd, niet onder die verordening valt, behoudens voorzover onder meer in artikel 17, leden 1, 2 en 3, is bepaald;
- (2)
Overwegende dat de Commissie, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 259/93, de lijst van afvalstoffen als opgenomen in bijlage II bij die verordening ter kennis heeft gebracht van alle landen waarvoor het besluit van de OESO-Raad van 30 maart 1992 betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing niet geldt, en dat de Commissie die landen heeft verzocht te bevestigen dat zij als land van bestemming dergelijke afvalstoffen niet aan controle onderwerpen, dan wel aan te geven of dergelijke afvalstoffen moeten worden onderworpen aan de voor de in de bijlagen III en IV van die verordening genoemde afvalstoffen geldende controleprocedures of aan de procedure van artikel 15;
- (3)
Overwegende dat een aantal landen te kennen heeft gegeven dat dergelijke afvalstoffen aan een van genoemde controleprocedures moeten worden onderworpen en dat de Commissie, op grond van artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 259/93, op 20 juli 1994 met het oog op de vaststelling van de passende controleprocedures Beschikking 94/575/EG (5) heeft aangenomen;
- (4)
Overwegende dat de Commissie, indien zij bovenbedoelde bevestiging niet ontvangt, op grond van artikel 17, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 259/93, aan de Raad passende voorstellen moet voorleggen; dat de overbrenging van bedoelde afvalstoffen vanuit de Gemeenschap derhalve op communautair vlak moet worden geregeld door de vaststelling van passende gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de uitvoer van die afvalstoffen;
- (5)
Overwegende dat de wens van de landen die hebben geantwoord dat zij de overbrenging van sommige of alle soorten afvalstoffen van de lijst van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 259/93 niet aanvaarden, moet worden gerespecteerd en dat die soorten afvalstoffen dus niet naar de betrokken landen kunnen worden uitgevoerd;
- (6)
Overwegende dat het wenselijk is een soortgelijke regeling vast te stellen voor landen die niet hebben geantwoord, zodat deze landen de wenselijkheid van dergelijke transporten van geval tot geval kunnen beoordelen, en dat niet mag worden aangenomen dat zwijgen toestemmen betekent;
- (7)
Overwegende dat de landen die hebben geantwoord dat zij de overbrenging van sommige of alle soorten afvalstoffen van de lijst van bijlage II niet aanvaarden of die niet hebben geantwoord, in de toekomst misschien van mening zullen veranderen of wel zullen antwoorden, en dat er daarom in het kader van een comitologieprocedure een mechanisme moet komen om deze verordening te wijzigen;
- (8)
Overwegende dat de Commissie zo spoedig mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli 1998, bijlage V bij Verordening (EEG) nr. 259/93 zou moeten herzien en wijzigen, daarbij ten volle rekening houdend met de afvalstoffen die zijn opgenomen in de lijst van afvalstoffen vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (6) en in lijsten van afvalstoffen die voor de toepassing van het Verdrag van Bazel als gevaarlijk zijn aangemerkt; dat de Commissie Verordening (EEG) nr. 259/93 dienovereenkomstig zal aanpassen;
- (9)
- (10)
Overwegende dat, wat de overbrenging naar ACS-landen betreft, artikel 39 van de Vierde ACS-EG-overeenkomst de uitvoer van alle in de lijsten van de bijlagen I en II bij het Verdrag van Bazel vermelde afvalstoffen verbiedt; dat een aantal van die afvalstoffen is opgenomen in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 259/93; dat de overbrenging van dergelijke stoffen naar ACS-landen derhalve moet worden verboden, mede om de internationale verbintenissen van de Gemeenschap te honoreren;
- (11)
Overwegende dat duidelijk moet worden gesteld dat die stoffen van de werkingssfeer van deze verordening zijn uitgesloten;
- (12)
Overwegende dat de regelingen waarop deze verordening betrekking heeft, op gezette tijden door de Commissie opnieuw moeten worden bezien,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 214 van 10.7.1998, blz. 74.
Advies uitgebracht op 29 april 1998 (PB C 169 van 16.6.1999).
Advies van het Europees Parlement van 17 juli 1997 (PB C 286 van 22.9.1997, blz. 231), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 juni 1998 (PB C 333 van 30.10.1998, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 9 februari 1999 (PB C 250 van 28.5.1999).
PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 120/97 (PB L 22 van 24.1.1997, blz. 14).
PB L 220 van 25.8.1994, blz. 15.
PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).