Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Artikel 15ter Vaststelling individueel maximumbedrag bij einde partnerschap
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
1.
Indien het partnerschap in het kalenderjaar is geëindigd, wordt met ingang van dat kalenderjaar het gedeelte van het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, dat meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet in het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het partnerschap is geëindigd, gelijkelijk verdeeld tussen de belastingplichtige en zijn gewezen partner. De eerste zin is niet van toepassing indien, de belastingplichtige dan wel de gewezen partner direct na beëindiging van het partnerschap geen aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in afdeling 4.3 van de wet. In dat geval wordt bedoeld gedeelte van het maximumbedrag toebedeeld aan degene die na beëindiging van het partnerschap wel een aanmerkelijk belang heeft.
2.
In afwijking van het eerste lid kan een andere onderlinge verdeling worden gekozen, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner of de belastingplichtige en de erfgenamen van zijn gewezen partner bij het doen van aangifte van de belastingplichtige en van de gewezen partner over het kalenderjaar waarin het partnerschap eindigt kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet.
3.
Indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet, worden de belastingplichtige en zijn gewezen partner ook voor de toepassing van artikel 4.14a van de wet, geacht het gehele kalenderjaar elkaars partner te zijn geweest.
4.
Indien het partnerschap eindigt door emigratie van de belastingplichtige of van zijn partner kan in afwijking van het eerste en tweede lid, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner daar schriftelijk om verzoeken, een andere onderlinge verdeling worden gekozen.