Zie de aanhef van de appeldagvaarding.
HR, 20-04-2012, nr. 11/00154
ECLI:NL:HR:2012:BP4954
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20-04-2012
- Zaaknummer
11/00154
- Conclusie
mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BP4954
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BP4954, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BP4954
ECLI:NL:HR:2012:BP4954, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BP4954
- Vindplaatsen
Conclusie 20‑04‑2012
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Zaaknr. 11/00154
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 10 februari 2012 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Eiser]
tegen
Mr. L.H.A.M. Andriessen, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Keuken Kwaliteits Groep B.V.
In deze zaak, een executie kort geding, is de cassatiedagvaarding buiten de daarvoor gestelde termijn van acht weken uitgebracht.
- 1.
De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
- 1.1.
Keuken Kwaliteits Groep B.V. heeft eiser tot cassatie, [eiser], op 26 januari 2010 in kort geding gedagvaard voor de voorzieningrechter in de rechtbank te Breda. Zij heeft gevorderd, kort gezegd, [eiser] te bevelen alle eerder door hem gelegde executoriale beslagen op te heffen en hem te verbieden ten laste van Keuken Kwaliteits Groep beslag te leggen zolang niet bij vonnis van een bodemrechter is beslist over zijn beweerdelijke vorderingen.
- 1.2.
De voorzieningenrechter heeft [eiser] bij vonnis in kort geding van 17 februari 2010 bevolen om alle door hem gelegde executoriale beslagen binnen één werkdag na betekening van het vonnis op te heffen, op straffe van verbeurte van een in het vonnis aangeduide dwangsom. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat [eiser], indien hij tot zekerheid van de in het vonnis besproken vorderingen verlof zal vragen voor het doen leggen van conservatoir beslag, bij het beslagrekest het vonnis dient te voegen, eveneens op straffe van verbeurte van een in het vonnis aangeduide dwangsom.
- 1.3.
[Eiser] heeft tegen het vonnis van 17 februari 2010 spoedappel1. ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en heeft daarbij gevorderd dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt en, kort gezegd, de vordering van Keuken Kwaliteits Groep alsnog afwijst, met ongedaanmaking van (de gevolgen van) hetgeen [eiser] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft gedaan, waaronder begrepen het hebben opgeheven van de door hem gelegde beslagen.
1.4
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bij arrest van 24 augustus 2010 bekrachtigd.
- 1.5.
Ruim een maand daarvoor, op 20 juli 2010, is Keuken Kwaliteits Groep in staat van faillissement verklaard met benoeming van verweerder in cassatie tot curator in dat faillissement2..
- 1.6.
[Eiser] heeft bij dagvaarding van 23 november 2010 cassatieberoep tegen het arrest van 24 augustus 2010 ingesteld.
Tegen de curator is verstek verleend.
- 1.7.
Aangezien het hier een procedure in kort geding betreft, bedroeg de cassatietermijn overeenkomstig art. 402 lid 2 Rv. in verbinding met art. 339 lid 2 Rv. acht weken. De termijn verliep derhalve op 19 oktober 2010. Het cassatieberoep is pas na afloop van de cassatietermijn ingesteld, zodat [eiser] daarin niet kan worden ontvangen.
2.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in het door hem ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑04‑2012
Zie de cassatiedagvaarding, p. 1 en 2.
Uitspraak 20‑04‑2012
Partij(en)
20 april 2012
Eerste Kamer
11/00154
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J.D. Boetje en mr. B.J. Oort, thans mr. A. Orhan,
t e g e n
Mr. L.H.A.M. ANDRIESSEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Keuken Kwaliteits Groep B.V.,
kantoorhoudende te Breda,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
het vonnis in de zaak 214258/KG ZA 10-40 van de rechtbank Breda van 17 februari 2010;
- b.
het arrest in de zaak 200.058.051 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 augustus 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de curator is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in het door hem ingestelde cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[Eiser] heeft bij dagvaarding van 23 november 2010 cassatieberoep ingesteld tegen het onder 1 genoemde arrest van het hof van 24 augustus 2010. Aangezien het hier een procedure in kort geding betreft, bedroeg de cassatietermijn ingevolge art. 402 lid 2 Rv. in verbinding met art. 339 lid 2 Rv. acht weken, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. In het onderhavige geval verstreek die termijn op 19 oktober 2010.
Het cassatieberoep is dus na afloop van de cassatietermijn ingesteld, zodat [eiser] in zijn beroep niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 20 april 2012.