Rb. Noord-Holland, 11-04-2013, nr. 144530 / FA RK 13-528
ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1880
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
11-04-2013
- Zaaknummer
144530 / FA RK 13-528
- LJN
CA1880
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1880, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 11‑04‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Berekening kinderalimentatie na 1 april 2013 in kader van voorlopige voorzieningen. De rechtbank heeft het beroep op de aanvaardbaarheidstoets voor de woonlasten afgewezen maar voor de schulden wel toegewezen. De vrouw kan een minimumbijdrage betalen. Er is een draagkrachtvergelijking opgesteld waarbij is bepaald dat de man zijn volledige draagkracht dient te besteden voor kinderalimentatie omdat het tekort van de gezamenlijke draagkracht van partijen twee keer zo groot is als de zorgkorting. Het verzoek tot het vaststellen van een partnerbijdrage wordt afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
MKG
zaak- en rekestnummer: C/14/144530 / FA RK 13/528
datum: 11 april 2013
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[NAAM VROUW],
wonende te Spanbroek, gemeente Opmeer,
verzoekende partij,
advocaat: mr. G.H.G. Reitsma-van Riel,
tegen:
[NAAM MAN],
wonende te Hoogwoud, gemeente Opmeer,
gerekwestreerde,
advocaat: mr. M.A.Th. Klaver.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is een verzoekschrift van de vrouw ingekomen, waarin wordt verzocht voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen.
De man heeft bij faxbericht van 3 april 2013 stukken ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2013, alwaar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Reitsma-Van Riel voornoemd, en de man, bijgestaan door mr. Klaver voornoemd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De man heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw met betrekking tot:
- -
de toevertrouwing van de minderjarige [naam van het kind] (hierna: [het kind]), geboren op [geboortedatum] in de gemeente Hoorn, aan de vrouw;
- -
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en
- -
het gebruik van de echtelijke woning.
De rechtbank acht de verzoeken in het belang van [het kind] dan wel acht het verzoek gegrond en zal dienovereenkomstig beslissen, met dien verstande dat het verzochte ten aanzien van de sterke arm met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning als niet steunend op de wet zal worden afgewezen.
Kinderbijdrage
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan haar een kinderbijdrage ten behoeve van [het kind] zal betalen van [euro] 661,- per maand over de periode van 4 januari 2013 tot 1 april 2013 en van [euro] 537,- per maand over de periode vanaf 1 april 2013.
De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en de door de vrouw verzochte ingangsdatum.
Ingangsdatum
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man onbetwist gesteld dat hij vanaf 4 januari 2013 tot heden de woonlasten van de echtelijke woning, de schuld bij Defam en enkele andere lasten en schulden van partijen heeft voldaan. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding als ingangsdatum 1 april 2013 te nemen. Dit houdt in dat de bijdrage van de man dient te worden berekend aan de hand van de richtlijnen zoals weergegeven in het Rapport Werkgroep Alimentatienormen 2013 versie april 2013(hierna: Tremarapport april 2013).
Behoefte [het kind]
Partijen zijn beiden van mening dat de behoefte van [het kind] [euro] 661,- per maand bedraagt, de rechtbank zal ook van dit bedrag uit gaan. De man heeft daarbij gesteld dat het kindgebonden budget waar de vrouw aanspraak op maakt van de behoefte van [het kind] dient te worden afgetrokken. De vrouw heeft echter verklaard thans nog niet voor het kindgebonden budget in aanmerking te komen. De rechtbank acht deze stelling van de vrouw aannemelijk nu partijen gezamenlijk ook niet voor het kindgebonden budget in aanmerking kwamen, nog niet is gebleken dat er al een echtscheidingsverzoek is ingediend en tevens niet is gebleken dat de man zich al uit de echtelijke woning heeft geschreven, zodat er in de onderhavige procedure vanuit dient te worden gegaan dat partijen nog fiscaal partner van elkaar zijn. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de vrouw thans nog geen aanspraak maakt op het kindgebonden budget en zal de behoefte van [het kind] niet aanpassen.
Draagkracht man
Vervolgens dient te worden beoordeeld welke kinderbijdrage de man zou kunnen betalen in de kosten van [het kind]. Partijen verschillen van mening over de vraag van welk inkomen van de man dient te worden uitgegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw erkend dat de man momenteel een opleiding volgt. Dit blijkt ook uit de stukken die de man heeft overgelegd. De rechtbank ziet hierin aanleiding bij het bepalen van de draagkracht van de man uit te gaan van het inkomen dat hij thans heeft, derhalve zonder vaartoelage, en niet uit te gaan van het fiscaal loon zoals de man dat in 2012 heeft gehad. De rechtbank zal uitgaan van het inkomen zoals dat blijkt uit de salarisspecificaties van de maanden januari tot en met maart 2013 omdat dit inkomen weergeeft wat de man momenteel daadwerkelijk ontvangt. De rechtbank houdt rekening met het inkomen uit bezoldiging, uit VEB in PG en uit Tegemoetkoming verlenging arbeidsduur. De rechtbank verhoogt dit inkomen met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering waar de man aanspraak op maakt. De rechtbank brengt op dit inkomen in mindering de premie OP/NP, de premie OP/NP verhoogd, de premie VUT equivalent en de premie AOP-BW (hoog). De man maakt aanspraak op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting zodat de rechtbank daarmee rekening houdt. Op basis van bovenstaande gegevens heeft de man een netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) van [euro] 2.237,- per maand.
Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70 % X [NBI -/- (0,3 NBI + 850)]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets omdat hij de woonlasten van de echtelijke woning zal blijven betalen. In de bovenstaande formule is reeds rekening gehouden met een totale woonlast van 30 % van het NBI van de man. Nu de man geen eigen woonlasten heeft, terwijl wel rekening is gehouden woonlasten, wijst de rechtbank het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets, voor zover deze ziet op de woonlasten, af. De rechtbank is er daarbij wel vanuit gegaan dat de man, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd de hypothecaire lasten van de echtelijke woning en de aan de hypotheek verbonden levensverzekeringspremie zal blijven betalen. In haar verzoekschrift heeft de vrouw de man verzocht ook de lasten van water en energie van de echtelijke woning voor zijn rekening te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw enkel gesproken over de hypothecaire lasten van de echtelijke woning. De rechtbank leidt hieruit af dat de vrouw thans zelf de lasten van water en energie van de echtelijke woning zal betalen.
De man heeft ook een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets omdat hij de aflossing van de schuld bij de Defam zal blijven betalen. De vrouw heeft de man ook verzocht deze aflossing te blijven betalen. Partijen zijn beiden uitgegaan van een aflossing van [euro] 150,- per maand. Op grond van het Tremarapport april 2013 kan, indien tussen onderhoudsplichtigen vast staat dat bepaalde lasten drukken op een onderhoudsplichtige, het draagkrachtloos inkomen worden verhoogd met lasten die op de onderhoudsplichtige rusten. Het hogere draagkrachtloze inkomen wordt vervolgens in mindering gebracht op het netto besteedbaar inkomen. Op grond van de hiervoor vermelde formule bedraagt het draagkrachtloos inkomen van de man [euro] 1.521,- per maand. Verhoging met de last van Defam leidt tot een draagkrachtloos inkomen van ([euro] 1.521,- + [euro] 150,- =) [euro] 1.671,- per maand. De draagkracht van de man wordt dan op basis van de formule [euro] 396,- per maand.
Indien de man deze bijdrage betaalt maakt hij aanspraak op een fiscaal voordeel van [euro] 41,- per maand, welk bedrag bij de draagkracht van de man dient te worden opgeteld. De totale draagkracht van de man bedraagt derhalve [euro] 437,- per maand.
Draagkracht vrouw
Eveneens dient de draagkracht van de vrouw te worden berekend zodat kan worden beoordeeld in welke verhouding het eigen aandeel in de kosten van [het kind] over partijen dient te worden verdeeld. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat zij met ingang van 1 maart 2013 werkloos is en een WW-uitkering heeft aangevraagd. Daarnaast heeft zij onbetwist gesteld dat zij, gelet op haar beperkte inkomen, een minimumbijdrage zal dienen te betalen in de kosten van [het kind] van [euro] 25,- per maand. De rechtbank zal aan de zijde van de vrouw van dit bedrag uitgaan.
"Draagkrachtvergelijking"
De totale draagkracht van partijen bedraagt ([euro] 437,- + [euro] 25,- =) [euro] 462,- per maand. Deze draagkracht is lager dan de behoefte van [het kind]. Als de gezamenlijke draagkracht van partijen lager is dan de behoefte van het kind dan dient de maximale draagkracht te worden verminderd met de zorgkorting voor zover deze hoger is dan het tekort in de behoefte. De zorgkorting geeft weer welke kosten de man heeft aan de hierna vast te stellen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Deze kosten worden bepaald aan de hand van de behoefte en het gemiddeld aantal dagen per week dat [het kind] doorbrengt bij of voor rekening komt van de man. Gelet op de vast te stellen verdeling bedraagt de zorgkorting 15 % van de behoefte van [het kind], derhalve [euro] 99,- per maand. Het tekort in de behoefte bedraagt [euro] 199,- per maand. Nu het tekort aan gezamenlijke draagkracht van beide ouders om in de behoefte van [het kind] te voorzien twee keer zo groot is dan de zorgkorting waar de man recht op heeft, dient de man tot het volledige bedrag van zijn draagkracht bij te dragen. De man dient derhalve een bijdrage te betalen ten behoeve van [het kind] van [euro] 437,- per maand.
Partnerbijdrage
De vrouw heeft verzocht dat de man aan haar een partnerbijdrage zal betalen van [euro] 950,- per maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven te begrijpen dat de man geen ruimte heeft om een partnerbijdrage te betalen indien hij de bijdrage ten behoeve van [het kind], de hypothecaire lasten van de echtelijke woning en de aflossing van de schuld bij Defam betaalt. Nu de man met zijn maximale draagkracht bijdraagt in de kosten van [het kind], wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw een partnerbijdrage vast te stellen af.
De omstandigheden van partijen vergen na te melden voorzieningen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Bepaalt dat de vrouw met ingang van heden bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adresgegevens], gemeente Opmeer, met bevel dat de andere echtgenoot deze woning dient te verlaten en deze niet verder mag betreden.
Bepaalt dat het minderjarige kind van partijen te weten: [het kind], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Hoorn, aan de vrouw wordt toevertrouwd.
Bepaalt dat ten aanzien van de minderjarige de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt wordt geregeld: voornoemde minderjarige zal eenmaal per veertien dagen van zaterdagochtend 09.30 uur tot en met zondagavond 17.00 uur bij de man zijn waarbij de man de minderjarige zal ophalen en zal terugbrengen naar de woning van de vrouw.
Bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 april 2013, bij vooruitbetaling te voldoen, voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft, een bedrag van [euro] 437,- per maand betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2013, in tegenwoordigheid van mr. M. Knoop-Gerritsen, griffier.